Michèle_Losier

‘IPHIGENIE EN TAURIDE’ IN ANTWERPEN

Tekst: Ger Leppers

Anonymous, Iphigénie en Tauride, 17th century. Oil on canvas. Musée des beaux-arts de Brest

In zijn boek ‘Kontrapunkt’ klaagde dirigent Wolfgang Sawallisch in 1993 dat zo veel moderne operacomponisten geen betere onderwerpen wisten te verzinnen dan al eeuwenlang uitgekauwde verhalen uit de antieke mythologie. Sawallisch was tientallen jaren muziekdirecteur van de operahuizen in Aken, Keulen en München en dirigeerde ook aan de Bayreuther Festspiele, dus als ik hem hier tegenspreek, dan is dat met enige schroom.

Maar uit de voorstelling van Glucks Iphigénie en Tauride die ik vorige week in Antwerpen bezocht, bleek toch dat die antieke verhalen ons nog steeds veel te zeggen hebben. Nu is Gluck weliswaar geen eigentijds componist, maar de actuele elementen die regisseur Rafael R Villalobos discreet in zijn enscenering van deze oude mythe binnenbracht lieten zien dat die verhalen uit de klassieke oudheid nog niets aan zeggingskracht ingeboet hebben.

Eén zeer belangrijke reden daarvan is, dunkt me, gelegen in het feit dat de levens van de Grieken uit die verhalen worden gestuurd door de beslissingen van een groep van goden. En die club van wispelturige, elkaar vaak bestrijdende opperwezens was nu eenmaal, op de keper beschouwd, toch vooral een buitengewoon dysfunctioneel zootje ongeregeld dat doorgaans overal een rommeltje van maakt. Daardoor lijkt hun wereld sterk op de onze.

Seksuele begeerte en geweld zijn aan de orde van de dag. Jaloezie en overspel, wraak en weerwraak, het bot nastreven van niet altijd welbegrepen eigenbelang bepaalden het handelen van die goden. Met een wereld die bestierd wordt door zo’n groep tegenstrijdige karakters kun je in het theater uiteraard veel meer aanvangen dan met het doen en laten van het opperwezen waarmee de christenen opgescheept zitten.

De ontaarde vader uit het Nieuwe Testament leent zich dan ook beter voor het genre van het oratorium dan voor opera’s, zo  heeft de praktijk uitgewezen. In het Oude Testament laat die god zich overigens van een nog wredere en willekeurige kant zien en laat hij links en rechts wel wat steken vallen waarmee theatermakers best uit de voeten kunnen. Maar de antieke goden hebben het voordeel dat ze met velen zijn, uiteenlopende, botsende en capricieuze karakters hebben en zoveel meer menselijke trekjes vertonen dan hun vakgenoot uit de Bijbel. Juist dat geeft de verhalen waarin zij een rol spelen hun ruime theatrale mogelijkheden: je kunt er even goed tragedies van maken als heerlijke satires, zoals met name Jacques Offenbach liet zien.

Ancient Greek vase showing Orestes and Pylades meeting Iphigenia in Tauris

Er is dus reden genoeg, lijkt mij, om de oude Griekse mythologie nog niet aan de kant te schuiven. Dat had Christoph Willibald von Gluck uitstekend begrepen. Zijn opera Iphigénie en Tauride, uit het jaar 1779, is het afsluitende deel van een tweeluik, gebaseerd op de uiterst bloedige verhalen over het geslacht der Atriden, een familiedrama waarin alle onderdelen van het Wetboek van Strafrecht bijna systematisch aan de beurt lijken te komen en kwaad generaties lang met kwaad wordt vergolden.

De voorafgaande opera, waarin wordt verteld hoe de personages in hun huidige situatie zijn beland, is ‘Iphigénie en Aulide’. Soms worden beide opera’s op één (lange) avond uitgevoerd, maar Opera Ballet Vlaanderen hield het ditmaal op het slotdeel van het tweeluik. Om de handeling te verduidelijken, heeft regisseur Rafael Villalobos op twee plaatsen korte dialogen ingelast uit stukken van Euripides en Sofokles. Dat werkt zeer verhelderend.

 

Iphigénie en Tauride speelt zich af op de Krim. Die omstandigheid heeft de regisseur aangegrepen om in zijn sobere enscenering verwijzingen naar de huidige oorlog aldaar op te nemen. Die verwijzingen zijn duidelijk genoeg, maar ook voldoende discreet om het werk niet te overwoekeren. Het toneel stelt een theater voor met een gat in het dak., en een gestileerde, met tl-buizen aangegeven bom laat ons begrijpen dat dit het theater van Marioepol is. Zinloos geweld is, kortom, van alle tijden.

In deze voorstelling wordt niet geactualiseerd met de aanwijsstok, zoals sommige collega’s van Villalobos dat plegen te doen. De toeschouwer heeft nooit de indruk dat het werk van Gluck door de regisseur gekaapt wordt om er een heel ander verhaal mee te vertellen dan de geschiedenis die de componist en de librettist aan het papier toevertrouwden. En natuurlijk zijn thema’s als machtsmisbruik, vluchtelingen; menselijke dilemma’s en wraak die volgt op wraak, van alle tijden.

De drie grote rollen waren ruimschoots tot tevredenheid bezet. De stem van mezzosopraan Michèle Losier moest, in de titelrol, deze avond heel even op temperatuur komen, maar liet daarna, eenmaal vol, dramatisch en warm geworden, wat mij betreft niets aan zuiverheid en intensiteit te wensen over.

De bariton Kartal Karagedik glorieerde in dit huis eerder onder meer als de graaf in de ‘Nozze’. Hij zette, met autoriteit en een soms wel heel krachtig en zelfverzekerd geluid en een stem zonder breuken, maar ook met een warme betrokkenheid, een Oreste neer die er wezen mocht. De Pylade van de prachtig zingende  tenor Reinoud Van Mechelen had de ster van de avond kunnen zijn als de twee andere zangers hem niet zulk goed weerwerk hadden geboden.

Het hoogtepunt van de voorstelling was het duet tussen Oreste en Pylade, die elkaar toezingen in een penibele en hoogst ongewone situatie: één van de twee moet door Iphigénie aan de godin Diana geofferd worden, en elk van beiden wil dat hij dat is, teneinde het leven van zijn vriend te sparen en niet te hoeven voortleven als overlevende. Zowel vocaal als theatraal werd deze ongebruikelijke, hoogst dramatische situatie maximaal uitgebuit. Prettig was dat alle zangers een goed, idiomatisch Frans zongen – vrijwel elke operaliefhebber heeft dat wel eens anders meegemaakt.

Ook over het koor van Opera Ballet Vlaanderen niets dan goeds – maar dat is niets nieuws.

Het orkest van Opera Ballet Vlaanderen staat doorgaans een beetje in de schaduw van het Antwerp Symphony Orchestra, dat de laatste jaren nogal aan de weg timmert. Dat is onverdiend, want het ensemble is in de loop der tijd uitgegroeid tot een versatiel en in elk repertoire betrouwbaar geheel. Nadat de betreurde Stefan Soltesz in de eerste jaren van het bestaan een solide basis had gelegd, heeft het orkest zich onder Marc Minkowsky en René Jacobs bekwaamd in het spelen van oudere muziek. En dankzij  het regelmatig programmeren van eigentijdse opera’s is het orkest nu ook in dat idioom in staat uitstekend zijn weg te vinden.

Deze avond werd er door het orkest mooi gespeeld, maar het was nog mooier geweest als de jonge Nederlands-Australische dirigent Benjamin Bayl zijn musici niet bijna de hele avond mezzoforte had laten spelen. Soms was het iets luider, maar vrijwel nooit zachter. Die eenvormigheid (of eenklankigheid) werd op den duur wat vermoeiend voor het oor. Het ontbreken van echte pianissimi deed enigszins afbreuk aan de dramatische eb- en vloedbewegingen die in elke theatervoorstelling de burger bij de les moet houden.

Trailer van de productie:

Productie foto’s: © Annemie Augustijns

Christoph Willibald von Gluck: ‘Inphigénie en Tauride’
Libretto van Nicolas-François Guillard naar Claude Guimond de La Touche en Euripides
Muzikale leiding     Benjamin Bayl
Iphigénie                 Michèle Losier
Oreste                   Kartal Karagedik
Pylade                   Reinoud van Mechelen
Thoas                   Wolfgang Stefan Schaaiger
Diane                    Lucy Gibbs
Une femme grecque/1ére prêtresse              Dagmara Dobrowolska
Un Scythe                Hugo Kampschreur
Un ministre du sanctuaire         Thierry Vallier
2ème prêtresse                            Bea Desmet
Agamemnon                               Vincent van der Valk (spreekrol)
Klytaimnestra                              Pleun Van Engelen (spreekrol)

Regie en kostuumontwerp           Rafael R. Villalobos
Scenografie                                   Emanuele Sinis
Lichtontwerp                                  Felipe Ramos
Koorleiding                                     Jori Klomp

Symfonisch Orkest Opera Ballet Vlaanderen, Koor Opera Ballet Vlaanderen

Voorstelling bijgewoond in Antwerpen op 31 oktober 2024

Zie ook:
Iphigénie en Tauride: Glucks beste opera?




Benvenuto Cellini in Amsterdam: een uitbundige wervelstorm

John Osborn (Benvenuto Cellini)

John Osborn als Benvenuto Cellini. Foto: Clärchen & Matthias Baus

Is Benvenuto Cellini van Berlioz een niet goed op zijn waarde geschat meesterwerk die zijn tijd ver vooruit was? Of is het een tot mislukken gedoemd broddelwerk van de door jeugdige overmoed overmande beginnende componist? Ik ken mensen die het werk bijna net zo hoog schatten als de vermaarde artiest op wiens dagboeken de opera is gebaseerd.

Dat de partituur verrassend is staat buiten kijf, evenals dat Berlioz buiten de gebaande operapaden treedt. Maar: is het voldoende? Nee, denk ik nadat ik naar al de beschikbare opnamen van de verschillende versies van de opera heb geluisterd. Ja, zeg ik volmondig nadat ik de productie van Terry Gilliam in het Amsterdamse Muziektheater heb gezien. De muziek kan mij nog steeds niet bekoren, maar als het zo gedaan en gezongen wordt, dan mogen ze van mij ook een telefoonboek op de planken brengen.

Scène uit Benvenuto Cellini. Solisten, Koor van De Nationale Opera, acteurs

Foto: Clärchen & Matthias Baus

De uitbundige, rijke productie kan ik in één woord samenvatten: wervelstorm. Er gebeurt zo ontzettend veel dat je ogen te kort komt en toch wordt het nergens té. Dat het je duizelt is natuurlijk de bedoeling, maar dat staat ook in de partituur. En in het libretto, waar Gilliam en zijn co-regisseur en choreografe Leah Hausman zich strikt aan houden.

cellini3

Foto: Clärchen & Matthias Baus

Dat Benvenuto Cellini een flop werd en nog steeds maar mondjesmaat wordt uitgevoerd, ligt ook aan de buitenproportioneel hoge eisen die de opera stelt aan de zangers. En aan de dirigent, die zich geplaatst ziet voor een dilemma: zet hij het orkest in het zonnetje en laat ze op de volle sterkte musiceren of kiest hij voor de zangers?

Laat het aan Sir Mark Elder over. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest was onder zijn leiding zo perfect in balans dat je ze eigenlijk hoorde fluisteren. Petje af! Nooit eerder heb ik de partituur met zo veel oog voor detail uitgevoerd gehoord, met zo veel kleuren en nuancen. De beroemde ouverture, gespeeld (o wonder! Het kan dus nog echt!) voor het gesloten doek spetterde de zaal in en de pret zat er vanaf de eerste noot meteen in.

Elders begeleiding van de zangers was werkelijk uniek. Je voelde de liefde waarmee  hij ze door de bijna onzingbaar geschreven noten loodste. In de “Sur les monts les plus sauvages” gunde hij John Osborn (Cellini) alle tijd en rust om hem niet alleen zijn hoge des, maar ook zijn pianissimo op zijn mooist te laten uitkomen.

John Osborn (Benvenuto Cellini)

John Osborn. Foto: Clärchen & Matthias Baus

Cellini is een hel van een rol, maar Osborn wist zich er goed raad mee. Zijn stem is inmiddels groter geworden, heroïsch bijna, maar zijn souplesse is intact gebleven, waardoor  ‘La gloire était ma seule idole’ tot één van de vocale hoogtepunten van de voorstelling is geworden. “Technically and musically the most challenging and exciting production I have ever experienced” schreef hij er zelf over. Ik kan het alleen maar beamen en kan niet anders dan mijn hoofd buigen in bewondering.

Eigenlijk moeten wij Patricia Petibon dankbaar zijn voor het (gelukkig tijdig) afzeggen van de rol van Teresa, waardoor wij verwend werden met de formidabele jonge Italiaanse Mariangela Sicilia.

Mariangela Sicilia (Teresa), John Osborn (Benvenuto Cellini)

Marianela Sicilia (Teresa) en John Osborn (Cellini. Foto: Clärchen & Mathhias Baus

Sicilia’s lichte sopraan kon het geweld van de muziek, mede dankzij Mark Elder en het orkest makkelijk aan en met haar onberispelijke hoge noten en sprankelende coloraturen wond zij niet alleen Cellini en zijn leerling Ascanio, maar ook het hele publiek om haar vinger. Ook scenisch was zij meer dan formidabel: haar Teresa was net een pittig katje met wie niet te spotten valt. Over personenregie gesproken!

Laurent Naouri (Fieramosca), Koor van De Nationale Opera

Laurent Naouri (Fieramosca). Foto: Clärchen & Matthias Baus

Voor Laurent Naouri was de rol Fieramosca niet echt nieuw, toch leek hij er nieuw leven in te hebben geblazen. Hij zette een perfecte intrigant neer, die eigenlijk te dom is om gevaarlijk te kunnen zijn waardoor hij in zijn eigen netten verstrikt raakt. Met zijn ietwat nonchalant gevoerde baritonstem en zijn buitengewone acteertalent gaf hij het publiek het gevoel onbeschaamd bij het spel betrokken te worden.

Michèle Losier was een heerlijk jeugdige Ascanio, haar grote aria “Mais quai-je donc” heeft haar terecht een open doekje bezorgd. Maurizio Muraro was een voortreffelijke Balducci en Orlin Anastasov een prima paus.

Ook de kleine rollen van Bernardino (Scott Conner), Francesco (Nicky Spence: onthoud de naam!) en Pompeo (Andrè Morsch) waren meer dan voortreffelijk bezet. In de herbergierscéne was het Marcel Beekman, die met zijn onweerstaanbaar optreden als Le Cabaretier de show stal.

Voor mij is deze ‘Cellini’ één van de beste producties van DNO ooit.

In het interview met de Volkskrant zei Gilliam: “ik wil mijn werk niet analyseren. Kunst gaat over hartstocht. Die komt uit de buik, niet uit het hoofd.”. Zou iemand die zin richting ‘conceptuele’ regietheateradepten willen opsturen? Per express en aangetekend? Bij voorbaat dank.

Hieronder Gilliam over Cellini:

Trailer van de productie:

 Bezocht op 9 mei 2015

zie ook: BERLIOZ: Benvenuto Cellini. Discografie
Spetterende ‘Benvenuto Cellini’ uit Amsterdam is ook op dvd niet te versmaden

De Duif van Gounod is een heerlijk niemendalletje

La Colombe

Wist u dat The Hallè het oudste Britse professionele symfonieorkest is? Het werd in 1857 opgericht, in Manchester, de stad die sindsdien hun thuisbasis is. Het was ook in Manchester dat zij, onder leiding van hun chefdirigent Sir Mark Elder in juni 2015 La Colombe van Charles Gounod hebben opgenomen.

La Colombe Halle.jpg

Halle Orchestra @ Bridgewater Hall  © Robert Beale

Dat Mark Elder affiniteit heeft met de Franse opera weet iedereen die zijn spectaculaire visie op Benvenuto Cellini van Berlioz meemaakte in Amsterdam. Zelf heb ik de partituur nooit eerder met zo veel oog voor detail, zo veel kleuren en zo veel nuance uitgevoerd gehoord. Het Rotterdams Philharmonisch was onder zijn leiding zo perfect in balans dat je ze soms hoorde fluisteren.

Voor zijn opname van Les Martyrs van Donizetti voor Opera Rara werd Elder onder lofuitingen en prijzen bedolven. Dat ook La Colombe in de prijzen gaat vallen is nogal wiedes: onder Elder’s leiding sprankelt het orkest dat het een lieve lust. Je kunt enkel betreuren dat je ze niet werkelijk aan het werk ziet.

De opéra-comique La Colombe is een heerlijk niemendalletje. Het libretto van Jules Barbier en Michel Carré, lichtelijk gebaseerd op een fabel van La Fontaine heeft niets om het lijf. De duif uit de titel is het dierbaarste bezit van de verder straatarme Horace: zijn hele fortuin heeft hij namelijk uitgegeven aan de rijke gravin Sylvie op wie hij hevig verliefd is. Om haar toch op een maaltijd te kunnen trakteren besluit hij zijn geliefde vogel op te offeren: iets anders te eten kan hij haar niet bieden. Na het diner bleek de duif springlevend: de kok verwisselde hem met de papegaai van een concurrent. Eind goed al goed en ze leefden nog lang en gelukkig.

La Colombe beleefde in 1860 in Baden-Baden zijn wereldpremière, waarna het werk (in een bewerkte versie) de Parijse Opéra-Comique aandeed. Brussel en andere steden volgden en in 1923 werd de opera in Monte Carlo door niemand minder dan Sergej Diaghilev gepresenteerd. Een leuk weetje: de gesproken dialogen werden bij de gelegenheid vervangen door recitatieven, gecomponeerd door de jonge Poulenc.

Het is niet zo, dat La Colombe daarna totaal is vergeten. In 1995 werd het werkje tijdens het Festival in Compiegne scenisch uitgevoerd. Ook het festival in Buxton mocht er kennis mee maken en er waren ook voorstellingen in Siena en Parijs. En dan mogen wij ons eigen land niet vergeten: al in 2002 werd De Duif door Opera Trionfo in de regie van Jan Bouws op de planken gebracht en in 2007 werd de productie (met Jean-Léon Klosterman als Horace) herhaald:

 

De nieuwste uitvoering van The Hallé is simpelweg verrukkelijk. Naast het sprankelende orkest (luister alleen naar de begeleiding van het arietta van Maître Jean!) wist Opera Rara een viertal voortreffelijke zangers te engageren die de opera naar het allerhoogste niveau weten te tillen.

Een klein video’tje gemaakt tijdens de opnamesessie:
<p><a href=”https://vimeo.com/145575988″>OPERA RARA Gounod: La Colombe</a> from <a href=”https://vimeo.com/user35722057″>Chaz Jenkins</a> on <a href=”https://vimeo.com”>Vimeo</a&gt;.</p>

Javier Camarena’s tenor is zeer wendbaar en verraadt een nieuwe ster aan het belcanto firmament. Erin Morley fonkelt (ook in de dialogen!) als de lichtgetimbreerde Sylvie. Laurent Naouri hoef ik aan niemand voor te stellen; zijn “Le grand art de la cuisine” is een echte showstopper. Maar het mooist vind ik de jonge mezzo Michèle Losier als Mazet. Al in haar openingsromance “Sylvie! Venez-là ma mignonne” weet zij mijn hart te stelen.


 

Charles Gounod
La Colombe
Erin Morley, Javier Camarena, Michèle Losier, Laurent Naouri
The Hallè onder leiding van Sir Mark Elder
Opera Rara ORC 53

Meer Gounod:
CHARLES GOUNOD: Cantates et musique sacrée
ROMEO EN JULIA van Gounod, Bellini en Zandonai
LA NONNE SANGLANTE
FAUSTen van GOUNOD. En van BUSONI
GOUNOD: Mireille
Cantates et musique sacrée van Charles Gounod