Marina_Rebeka

Anna Bolena, tussen Henry, Jane en Percy en tussen Rossini, Wagner en Verdi

Tekst: Neil van der Linden

Anna Bolena uit 1830 was het eerste grote succes op het operapodium van de op dat moment 33-jarige Donizetti, waarmee hij zich kon meten met Rossini en Bellini. Het is onderdeel van drie (niet als een geheel bedoelde) opera’s die zich rond koningin Elisabeth de Eerste, Anna Bolena (de moeder van Elisabeth), Maria Stuarda en Roberto Devereux afspelen, en die als trilogie zullen worden opgevoerd bij De Nederlandse Opera

Het is lang geleden in de voorgeschiedenis van De Nederlandse Opera dat er een Donizetti-opera is opgevoerd en het is de eerste keer dat Anna Bolena op het repertoire werd gezet

Dat ligt er misschien aan dat het werk moeilijk op de juiste manier te bezetten is en dat het hele belcanto-genre niet een grote favoriet is in het ‘regie-theater’. Met al die lange aria’s, die deels bedoeld zijn om de virtuositeit van zangers uit te laten komen, is het moeilijk deze opera’s geloofwaardig te maken. Toch is regisseur Jetske Mijnssen daar wel in geslaagd.

Anne Boleyn was de tweede echtgenoot van Hendrik VIII. In september 1533 schonk zij het leven aan de latere koningin Elizabeth I van Engeland. In de daaropvolgende drie jaar had zij ten minste drie miskramen en Hendrik was van mening dat er een vloek op dit huwelijk rustte. (Tegenwoordig veronderstelt men zonder dat daar overigens bewijzen voor zijn dat Anna resusnegatief was en Hendrik -positief. Bij deze combinatie verloopt de eerste zwangerschap normaal maar door opgebouwde antistoffen eindigen latere zwangerschappen dan wat vaker in miskramen of vroeggeboorten.)

In mei 1536 werd Anna gearresteerd en overgebracht naar de Tower of London op beschuldiging van overspel, waaronder incest en hekserij. Haar vijf zogenaamde minnaars werden onthoofd en zij zelf twee dagen later. De vermeende minnaars werden door Donizetti samengevoegd tot Anna’s broer George Boleyn, de hof-musicus Mark Smeton en Riccardo Percy, de vroegere verloofde van Anna die in werkelijkheid Henry Percy heette. Mark Smeton was van de vijf de enige die bekende dat hij een minnaar van Anna Boleyn was geweest.

De historische Mark Smeton (van Vlaamse komaf; Franco-Vlaamse musici waren in de 15e en 16e eeuw overal in Europa geliefd als hof-musicus) kreeg in Donizetti’s opera een Cherubino- tot en met Octavian-achtige Hosenrolle, en in de opera is hij inderdaad – heimelijk – verliefd is op Anna. Naar verluidt bekende hij na foltering. We zien hem in deze enscenering dan ook strompelend en bebloed opkomen nadat hij kennelijk bekend heeft. Dat hij de enige was die bekende kan liggen aan het feit dat de andere verdachten van adel waren en in het Engeland van Hendrik VIII de adel niet aan martelingen mocht worden blootgesteld.

De historische eerdere verloofde van Anna, Henry Percy, was in werkelijkheid niet bij dit vermoedelijk door Hendrik opgezette complot betrokken en werd anders dan zijn evenknie in deze opera Riccardo niet door Hendrik geëxecuteerd. Hij werd, anders dan de gewoonte was, niet met de hakbijl onthoofd, maar door een voor de gelegenheid overgekomen beul uit Calais, waar de Franse gewoonte werd gebruikt: onthoofding met het zwaard.

Hendrik de Achtste trouwde vervolgens met Jane Seymour, al een tijd maîtresse van de koning en voorheen hofdame en vertrouwelinge van Anne.

Net zo belangwekkend als het opvoeren van Donizetti’s ‘Tudor-trilogie’ is dat De Nederlandse Opera meteen na Anna Bolena nog een baanbrekend vroeg-achttiende-eeuws werk programmeert: komende juni krijgen we Von Webers Der Freischütz uit 1821. Het is in alle opzichten duidelijk dat Donizetti de weg plaveide voor Verdi; bij hele stukken in Anna Bolena kun je zo Il Trovatore, La Traviata en Don Carlo door-neuriën. Ook wordt gezegd dat Von Weber de weg plaveide voor Wagners magisch-mythologische verhaaltrant.

Het is algemeen bekend dat Wagner bewondering had voor Donizetti. Zo maakte hij een instrumentale bewerking van een deel uit Donizetti’s La Favorita. Maar belangrijker nog: klinken in de grote massascenes uit Tannhäuser en Lohengrin niet de grote finales in de verschillende scenes zoals we die bij Donizetti (en natuurlijk Meyerbeer) terugvinden. En nog belangrijker: is de dramaturgie van Tristan und Isolde, het reduceren van de complexe historische verhaallijnen tot een luttel aantal relationele verhoudingen en die vervolgens muzikaal uitbenen, misschien schatplichtig aan wat Donizetti met name in de eerste helft van de tweede akte van Anna Bolena deed?    

Donizetti en zijn librettist hadden net zomin als Wagner echte interesse in de historische figuren, maar projecteerden op hun personages hun visie op onze menselijke drijfveren, waarbij Wagner in vergelijking met Donizetti gebruik maakt van gemiddeld dertig jaar meer voortschrijdend inzicht over achterliggende menselijk drijfveren, en van voortschrijdend muzikaal vernuft om die uit te beelden.

Interessant is dat Donizetti tegen de historische opinie in eigenlijk ook sympathie wil wekken voor Hendrik de Achtste, als slachtoffer van personen die hopen dankzij hem aanzien en macht te verwerven, waaronder dus ook Anna. Nou ja, dat komt dan dramatisch ook beter uit. Daarmee is Anna Bolena in elk geval geen opera van sjabloon-personages. Dat komt in de regie van Jetske Mijnssen dan ook sterk naar voren. Ze concentreert zich karakterologisch op de vierhoek Anna, Hendrik alias Enrique, Riccardo Percy en Jane (Giovanna) Seymour, vertrouweling en tegelijk rivale van Anna.    

Het koor treedt volgens de partituur op allerlei momenten op die in principe de intimiteit van scenes zouden kunnen verstoren. Misschien hadden Donizetti en librettist de functie van het koor in het antieke Griekse drama voor ogen, en de tekst van het koor zou je vaak ook kunnen zien als de stem des volks, de volksopinie, die het hare dacht over wat er zich aan het hof afspeelde. Want ja, in veel opzichten is dit ook een politieke opera, over feodale willekeur en autocratische verhoudingen.

Tegelijkertijd wilde Donizetti met het koor het spektakelelement optimaliseren. Resultaat is dus dat het geregeld eigenlijk in de weg zit. Maar daar heeft Mijnssen vaak vernuftige oplossingen voor gevonden, bijvoorbeeld door ze buiten het toneel te laten optreden, of ze juist uitdrukkelijk in de weg te laten zitten, soms zelfs zwijgend, bijvoorbeeld in een prachtige scène die eigenlijk over de intieme wederwaardigheden tussen Henry en Anna gaat, waarbij het koor over de volle breedte van het toneel zwijgend met de rug naar het publiek zit, met de witte pruiken op die de Engelse rechterlijke macht nog steeds draagt. Hoe onpartijdig de rechterlijke macht ook zou moeten zijn, uiteindelijk liet het zich meeslepen in de intriges van het hof.

Mijnssen legt aldus een sterk accent op de opera als psychologisch drama en slaagt daar prachtig in. Daarmee kun je dan meteen verhullen dat een belcanto-opera eigenlijk een categorie zangers verlangt die tegenwoordig eigenlijk niet eens beschikbaar is, en anders ook onbetaalbaar. De schaduw van de Maria Callas categorie blijft bijna als een vloek aan dit soort opera’s kleven.

Niet dat de cast zich niet uitstekend van haar taak kwijt. Zeker in deze opzet is Marina Rebeka een overtuigende Anna, dramatisch, en ook vocaaltechnisch kan ze alle noten aan. Misschien krijgt ze in de loop van de uitvoeringen net dat overwicht over de partituur die haar ook muzikaal volledig overtuigend maken.

Raffaella Lupinacci als Giovanna Seymour drukt met gemak vocaal en theatraal alle aspecten van haar rol uit. Je gelooft in haar ambivalentie. De rol van Enrico is eigenlijk wat kleurloos geschreven en Adrian Sâmpetrean laat dat eigenlijk zo. Waardoor de rol van Lord Riccardo Percy meer ruimte krijgt; Ismael Jordi is een prima spinto-tenor, die opgewassen zou zijn tegen Verdi’s tenorrollen in Rigoletto en Il Trovatore. Als belcanto-tenor, wat bij Donizetti ook een vereiste is, liet hij af en toe een steek vallen. Dat werd gecompenseerd door de bravoure die hij dramatisch in de rol legde. Acterende is hij een onstuimige Percy, die echter ook zichtbaar met Anna mee lijdt. 

De beklemmende sfeer aan het hof wordt fraai weergegeven door het decor van verschuivende wanden die alleen in de scene waarin de vijf mannen worden terechtgesteld even een blik op de buitenwereld werpen, op een mistig vaal beschenen executieterrein. Zelfs aan het eind van Anna’s waanzinsscene, als haar onthoofding spoedig gaat plaats vinden, zien we haar omsloten door loodrecht oprijzende paleiswanden. De stilering van het decor en ook de costumering zijn meer in de stijl van de vroege negentiende eeuw, de tijd van de totstandkoming van de opera, net voor de aanvang van het Victorianisme, de tijd waarin Romantische pathos botste met steil moralisme.  

In de wisselwerking zoals die in deze vormgeving is weergegeven tussen Anna en Seymour moest ik ook geregeld denken aan het prachtige The Favourite, het weergaloze kostuumdrama van Yorgos Lanthimos over een even ongelukkige vroeg achttiende-eeuwse Britse Koningin Anne en haar jonge vertrouwelinge, geliefde en uiteindelijk Nemesis Abigail Masham, in de film fenomenaal vormgegeven door Olivia Colman en Emma Stone, aan wie respectievelijk Marina Rebeka en Raffaella Lupinacci absoluut herinneren.

 

Een niet door Donizetti en zijn librettist voorgeschreven hoofdrol is in deze voorstelling weggelegd voor de jonge prinses en latere koningin Elisabeth I, die historisch inderdaad de dochter van Anna Bolena is, al kan Elisabeth tijdens het leven van Anna gezien de korte duur van diens voortijdig beëindigde huwelijk, iets meer dan drie jaar, niet de leeftijd hebben bereikt die de in deze enscenering ten tonele gevoerde Elisabeth heeft, zo ongeveer tien jaar.

Maar het gaat om het idee, de omstandigheden waarin de toekomstige vorstin opgroeide en de wetenschap die zij later moet hebben gehad. Misschien wordt dat verbeeld in de poppen die de jonge Elisabeth meedraagt, waarin we Anna, Henry en Jane herkennen. Het is interessant dat Shakespeare in zijn laatste koningsdrama, Henry the Eighth, Elisabeth, die ten tijde van Shakespeare regeerde, als een blijde geboorte toont, zonder veel ruimte te geven aan Anna Boleyn als personage. Meer details zouden misschien pijnlijk zijn geweest.

Al zien we in deze enscenering Elisabeth vooral in de buurt van haar vader, in een hartverscheurende laatste scene met de jonge prinses, voordat Anna alleen in waanzin achterblijft, het kind op de moeder afrennen.  Ook het kind lijkt waanzinnig.

Overigens: of Anna in deze enscenering echt waanzinnig is, dan wel diep aangeslagen een uiteindelijk min of meer een pre-Wagneriaanse Liebestod sterft, wordt in het midden gelaten. In een hoek van de paleiszaal blijft ze als een hoopje wanhoop achter.

Marina Rebeka zingt ‘Al dolce guidami’

Helaas werd de orkestbegeleiding ontsierd door herhaaldelijke intonatieproblemen met name bij de hoorns, en ook incidenteel bij een hobo. Misschien heeft het Nederlands Kamerorkest de muziek onderschat. Instrumentaal is de muziek veel kleurlozer dan die van Rossini, laat staan die van Von Weber in de Wolfsschlucht-scène uit Der Freischütz. Maar de uitvoering mag wel kloppen. Aan de dirigent lag het waarschijnlijk niet, want die wist de zangers redelijk bij elkaar te houden en de geregeld gecompliceerde Mozartiaanse tot en met Verdiaanse ensemblepassages.  

Muzikale leiding  Enrique Mazzola
Nederlands Kamerorkest, koor van de Nederlandse opera.
Regie  Jetske Mijnssen
Decorontwerp  Ben Baur
Dramaturgie  Luc Joosten
Enrico VIII  Adrian Sâmpetrean
Anna Bolena  Marina Rebeka
Giovanna Seymour  Raffaella Lupinacci
Lord Riccardo Percy  Ismael Jordi
Lord Rochefort  Frederik Bergman
Smeton  Cecilia Molinari
Signor Hervey  Ian Matthew Castro
Foto’s: © Ben van Duin

Jetske Mijnssen over Anna Bolena:

hVg

Marina Rebeka en Mozart: mooi, maar niet helemaal overtuigend

Rebeka

Hoe zou het komen dat er de laatste tijd zo veel coloratuursopranen hun intrede in onze operahuizen, opnamestudio’s en daarmee ook in onze huizen doen? Is het de Schepper zelf, die een ‘coloratuur wolkje’ boven ons uitgeschud heeft

Nou is de ene coloratuursopraan de andere niet, je hebt ze in alle soorten en maten: van zeer licht en heel hoog tot dramatisch en ondersteund door een solide laagte. Marina Rebeka zit er – alsnog? – ergens tussenin. De jonge Letse sopraan is in ons land voornamelijk bekend van haar rol van Mathilde in Rossini’s Guillaume Tell die zij bij de Nationale Opera in januari/februari 2013 vertolkte.

Datzelfde jaar nam zij bij Warner haar eerste solo-cd met Mozart aria’s. Echt enthousiast ben ik niet, maar het is zeer zeker een mooie cd waar je met plezier naar kunt luisteren

Haar hoogte is voorbeeldig en zuiver maar niet zo duizelingwekkend als bij veel van haar collega’s. Zij heeft een sterk vermogen om het drama in de door haar gezongen aria’s te benadrukken, maar haar laagte behoeft nog wat meer ‘body’. Iets wat met leeftijd en ervaring nog kan komen.

Met ‘O smania! O Furie’ (Idomeneo) geeft zij haar visitekaartje af, de rol van Elettra lijkt haar op het lijf geschreven. Furieus, maar ook teleurgesteld en nog steeds liefhebbend verpersoonlijkt zij het leed haar aangedaan. Mooi.

Haar donna Anna vind ik iets minder intens maar desalniettemin zeer ontroerend, haar Elvira overtuigt mij meer al is het niet honderd procent. Op haar mooist vind ik haar in ‘Martern alle Arten’ (Entführung aus dem Serail), het zou mij verbazen als Konstanze haar paradepaardje niet werd.


Wolfgang Amadeus Mozart
Aria’s uit diverse opera’s
Marina Rebeka (sopraan), Royal Liverpool Philharmonic Orchestra olv Speranza Scapucci
Warner Classiscs 50999 6154972

Nieuwe Luisa Miller overtuigt mondjesmaat

Nieuwe Luisa Miller overtuigt mondjesmaat

Luisa Miller Marina Rebeka

Aan het begin van het seizoen 2017-2018 werd de Kroatische dirigent Ivan Repušić aangesteld als de chef-dirigent van het Münchner Rundfunkorchester. Zijn debuut in die hoedanigheid maakte hij op 22 september 2017 met de concertante uitvoering van Luisa Miller van Verdi. De opera werd toen live opgenomen en ik weet eigenlijk niet of ik er zo blij mee ben. Aan de ene kant toch wel, want de opnamen van die prachtige opera zijn nog steeds schaars.

Helaas is de uitvoering niet echt briljant te noemen. Na een zeer aarzelend begin herstelt het orkest zich uitstekend en er zit goed vaart in, al had ik wat meer luchtigheid in willen horen. Marina Rebeka is een prima zangeres maar voor Luisa klinkt zij niet kruidig genoeg.

De jonge Siciliaanse tenor Ivan Magrì beschikt over een buitengewoon aangenaam timbre. Zeer Italiaans ook, het type Vittorio Grigolo, zeg maar. Maar Rodolfo is voor hem nog te hoog gegrepen. Rodolfo is een zware rol, daar heb je toch meer kracht voor nodig, meer gevoel voor drama. Ik weet zeker dat het er ooit van gaat komen, maar nu was het nog te vroeg.

George Petean is een doorsnee Miller en alleen Ante Jerkunica (Wurm) weet van zijn rol iets meer te maken.


GIUSEPPE VERDI
Luisa Miller
Marina Rebeka, Corinna Scheurle, Judit Kutasi, Ivan Magrì, George Petean, Marko Mimica, Ante Jerkunica
Chor des Bayerischen Rundfunks, Münchner Rundfunkorchester olv Ivan Repušić
BR Klassik 900323

Zie ook: Twee maal LUISA MILLER op dvd