Ilse_Eerens

Ithaka, de reis is het doel

Tekst: Neil van der Linden

Het verhaal van Otto Kettings Ithaka is gebaseerd op het gelijknamige gedicht van de Griekse dichter Konstantínos Kaváfis. De dichter gebruikte de terugreis van Odysseus van het slagveld van Troje naar zijn geboorte-eiland Ithaka als een metafoor voor het zoeken naar het ‘doel’ van het leven. Het doel van de reis is niet het doel maar de reis zelf. Met dat inzicht doen de gevaren en obstakels onderweg er niet toe.

En als Kaváfis dacht als hij het had over de obstakels en tegenslagen die Odysseus ondervond en de avonturen die laatstgenoemde onderweg beleefde ongetwijfeld aan zijn eigen leven, als émigré in Alexandrië en als homoseksueel, met naar blijkt vele vluchtige liefdes.

Voor Otto Ketting was zijn Ithaka “een roadmovie van zijn eigen leven, van een kunstenaar die ontheemd op zoek is naar een herinnering aan geborgenheid”, stelt het programmaboek.

Ithaka was het werk waarmee De Nederlandse Opera in 1986 het Amsterdams Muziektheater als operapodium inwijdde.



Van links naar rechts Derek Welton, Antony Hermus, Ilse Eerens, Toby Spence en Johanni van Oostrum

De NTR Zaterdagmatinee voerde het werk nu concertante uit. Naar verluidt boterde het indertijd niet tussen de componist en de regisseur Franz Marijnen. Ik herinner mij een tamelijk sombere voorstelling met een aantal tamelijk expliciete seksscènes, maar ook dat de tekst onder meer de zinsnede “Ik wil een fiets” bevatte, die als ik mij goed herinner in de zaal tot hilariteit leidde.

In een poging misschien het Hollandse ‘Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’ te parodiëren bereikte het libretto het tegendeel. Namelijk dat het werk zelf op zo’n moment licht ridicuul werd. Ergens tegen verderop roept iemand “Neem een olijf.” Waarschijnlijk om een dosis Griekse couleur locale teweeg te brengen. Nee, het libretto bood ook weinig aanknopingspunten voor een consistente enscenering.

Bij de uitvoering nu kwam nog een euvel dat toen opviel aan het licht. In de vocale partijen van de opera klinkt nauwelijks individuele karakterisering en alles inclusief dat “Ik wil een fiets” en “Neem een olijf” getoonzet met een gedragenheid zoals die waarmee Gurnemanz Parsifal instrueert over de Heilige Graal.

Ithaka is eigenlijk een oratorium, opgebouwd uit tien allegorische scènes. Maar ze zijn eigenlijk elk te kort zijn om dramatisch op eigen benen te kunnen staan.

Iris van Wijnen

Neem nou de scène waarin Star (op zichzelf prachtig vertolkt door Iris van Wijnen) wordt vermoord door de ‘dwerg’ Manikin (AJ Glueckert, ook op zichzelf prachtig, recent ook Barak in Die Frau ohne Schatten bij De Nationale Opera). “She sounds like Lulu”, zegt het libretto al eerder over haar, en én in muziek én in verhaal is deze scène muziek een referentie aan de moord op Lulu en Gräfin Geschwitz door Jack the Ripper in Alban Bergs opera Lulu. Maar de scène is te kort om echt te beklijven.

Antony Hermus, Derek Welton, Journalist, James Newby, Poet.

Ergens halverwege Ithaka blijkt de Journalist (een ook weer geweldigeDerek Welton, bas-bariton, eerder in de Matinee een weelderige Wotan bij Nagano en Van Zweden) een zoon te hebben die op 14-jarige leeftijd overleed, wat de vader als trauma achtervolgt. Maar daar blijkt in het verdere verloop van het libretto weinig van.

De Dichter (James Newby, ook weer topcasting) bezingt, vermoedelijk in de lijn van Kaváfis levensloop, zijn liefdesavonturen met mannen en jongens, deels betaalde liefdesavonturen. Maar het blijft bij tekst, zonder dialoog en zonder materiaal voor dramatische handeling. Misschien is het hierom dat Franz Marijnen de enscenering seksualiseerde. Wat naar verluidt indruiste tegen de ideeën van de componist, die een meer romantische, etherische aanpak voor ogen had. Maar dat strookt dan weer niet met bijvoorbeeld de scène waarin Star verleidelijk moet poseren voor een fotograaf, de latere wurgmoord op haar en de seksuele avonturen van de dichter.

Ook Matinee oudgediende Toby Spence (1998 Berlioz Romeo et Juliette) en Ilse Eerens (2009 Yniold in Pelléas et Mélisande) waren fraai.

Ilse Eerens, AJ Glueckert, James Newby, Johanni van Oostrum, koordirigent Gijs Leenaars, concertmeester Nadia Wijzenbeek, Antony Hermus, Derek Welton, Toby Spence.

Naar mijn idee komt wat Ketting en librettist Kees Hin voor ogen hadden waarschijnlijk het volmaaktst bij elkaar in de rol van Angel, de engel, een glansrol voor Johanni van Oostrum, die we eerder bij DNO zagen als Rusalka en onlangs als Ellen Orford in Peter Grimes.

Johanni van Oostrum, Toby Spence,Ilse Eerens, Antony Hermus en Derek Welton

Pas aan het eind krijgen tekst en muziek de bedoelde transcendente lading. De engel, die dan een engel des doods blijkt te zijn, zingt, begeleid door een fraai koor, iedereen (de wereld?) in slaap op een in het laatste couplet woordloos lied.

Het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor haalden het onderste uit de kan, dit alles onder de meest bezielende leiding van Antony Hermus, die tot het uiterste ging in pogingen om het werk weer relevant te maken.

En ja, dat liet men wel horen: de muziek ís goed geschreven. Het mag geen cliché worden, maar Ketting was een uitnemende filmcomponist en kon als de beste kleuren en stemmingen oproepen.

Met liefde her-uitgevoerd, en het maximale eruit gehaald: Ithaka, de reis is het doel.

Foto’s: © Foppe Schut

Rossini’s Guillaume Tell in two CD recordings. And a missed opportunity

Tell is arrested for not saluting Gessler’s hat (mosaic at the Swiss National Museum, Hans Sandreuter, 1901)

For most people, Switzerland is a beautiful, but boring country. Everything is perfectly regulated there and even the cows’ udders produce real chocolate- milk right away. Right? Anything and everything will always thrive there and nothing ever really happens.



But even the Swiss have experienced something of an uprising, and they too have their national hero, although it is not entirely certain that he ever existed (take it from me: he did not).



William Tell, the Swiss national pride and freedom fighter, owes his fame mainly to the play by Friedrich Schiller, who, as we might expect from a Romantic poet, did not take the truth very seriously.



William Tell became even more famous because of an opera by Rossini. Although…. The opera wasn’t really well known until recently but: who doesn’t know the overture? Even my cat can meow it.




CDs




Antonio Pappano’s 2011 recording with the Orchestra e Coro dell’ Accademia Nazionale di Santa Cecilia Roma is far from complete. A shame and a missed opportunity, especially since the performance is really good.

Gerald Finley is a very good Tell (is there anything he can’t sing?), yet something is lacking. For me, at least. I can’t describe it, it’s more like an instinctive response, but I do get that ˜something” when I listen to Gabriel Baquier, on the old 1973 EMI recording.



The cast of that recording, led by the very spirited Lamberto Gardelli, has even more ˜plusses”. The biggest is Montserrat Caballé’s Mathilde. I suppose I don’t need to tell you how beautiful and flowing her notes are, how she ˜waves” through them, as it were, and how whispery her pianissimo is. No, Malin Byström (Pappano,) although good enough, really can’t compete with that! Her colouratures may be pure, but that’s all there is to it.



Another big plus is Mady Mesplé’s Jemmy, the real ˜veteran” in the ˜birdsong profession”. So incredibly beautiful! And Nicolai Gedda of course, a singer once called ˜a chameleon among singers” by one of my colleagues (do you know any other tenor who managed to sing so many different roles with so much talent?). And to all that you can add the playing time of almost 238 minutes versus Pappano’s ramshackle 208 minutes.

But if you think I am rejecting Pappano, you are wrong! Orchestrally, he is definitely superior to Gardelli. His choir sounds more beautiful and subtle, and on top of that comes the sound quality. The greatest asset of the Pappano recording, however, is John Osborn, a tenor who throws out the very highest notes as if they were child’s play. It was he who helped make the Saturday Matinee performance unforgettable. The (concertante) recording was done live, which heightens the atmosphere, especially with all those ˜bravos”.




Saturday Matinee 2009

John Osborn © Zemsky/Green Artists Management



What never came out on CD (shame!) is the absolutely complete performance in the unsurpassed NTR ZaterdagMatinee. Without cuts. A long sitting of almost five hours, but such  unforgettable hours! The audience was delirious and just about broke down the Concertgebouw.

The power of the performance lay in the fact that every role was brilliantly cast, right down to the smallest. Paolo Olmi conducted a great cast of really fantastic singers: Michele Pertusi, Marina Poplavskaya, Ilse Eerens and John Osborn. The Groot Omroepkoor performed its leading role in the opera with verve. So, there is no CD (cursing softly for a moment), but many fond memories.



Prachtige zang in Der Schauspieldirektor

Tekst: Peter Franken

Het Orkest van de Achttiende Eeuw is momenteel op tournee met een pastiche van twee Mozart opera’s: de korte eenakter Der Schauspieldirektor en Die Zauberflöte. Aangezien het plannen van een volledige Toverfluit in deze tijd teveel risico inhield, heeft men zich beperkt tot de meest aansprekende aria’s uit Mozarts zwanenzang, aangevuld met het vaudeville niemendalletje over een theaterdirecteur die audities laat doen voor zijn gezelschap. Die opzet is tevens als aanleiding gebruikt om een reeks zangers die andere aria’s te laten zingen.

Roberta Alexander treedt op als Schauspieldirektorin en laat een reeks kandidaten opdraven om hun kunnen te tonen. Het geheel wordt aan elkaar gepraat om er een beetje eenheid in te krijgen. Ik woonde de voorstelling in De Doelen bij en was voorin de zaal gaan zitten. Naar verluidt was de verstaanbaarheid van de gesproken teksten, ondanks de versterking, nogal matig in andere theaters. Zelf heb ik zodoende in elk geval alles kunnen volgen en het moet me van het hart dat die anderen weinig hebben gemist. Het gesproken deel is van een niveau dat niet uitstijgt boven dat van een zelfgeschreven middelbare school voorstelling uit de jaren zestig, ik spreek uit ervaring. Maar lichaamstaal en stil spel van de zangers maakt zoveel goed dat je die teksten prima kan missen.

Jeroen de Vaal is als eerste aan de beurt en zingt Tamino’s aria ‘Dies Bildnis’. Of hij misschien ook iets in het Italiaans kan zingen? Zeker, dat kan hij en dan volgt de concertaria ‘Con osequio, con rispetto’. Jeroen is nerveus en heeft zijn vriendin meegebracht, die overigens nog nerveuzer lijkt dan hijzelf. Ze blijkt zelf ook aardig te kunnen zingen, wat een geluk. Ilse Eerens vertolkt vervolgens Pamina’s ‘Ach ich fühl’s’ en natuurlijk in het Italiaans ‘Chi sa, chi sa, qual sia’. Beide Italiaanse aria’s geven een mooi contrast met die gedragen Zauberflöte topstukken.

Zo gaat het spel verder. Henk Neven komt met ‘Der Vogelfänger bin ich ja’ en wordt in de wacht gezet, eerst Monostatos. Zodra Jan-Willem Schaafsma de gewraakte passage begint te zingen over de ‘zwarte man’ die in een ‘blanke omgeving’ niet aan de vrouw kan komen, natuurlijk ook nog eens omdat hij onderaan de sociale ladder staat in Sarastro’s paradijselijke maatschappij, tikt Alexander af. Schaafsma heeft echter een alternatieve tekst in het Nederlands achter de hand waarin het de buffo is die die nooit aan zijn trekken komt. Gelukkig heeft hij het off stage beter getroffen.

Berend Eijkhout komt op om te auditeren voor Sarastro maar in die vrouwonvriendelijke babbelaar heeft Alexander geen belangstelling. In plaats daarvan klinkt ‘Per questa bella mano’, een curieuze aria waarin de bas wordt begeleid door een contrabas, voorbeeldig gespeeld door Margaret Urquhart. Dat valt in de smaak en als dank mag Berend ook nog een meezinger ‘Ich möchte wohl der Kaiser sein’ ten gehore brengen, beetje alla turca waar alle zangers zich uiteindelijk in mengen en ook het orkest zich van zijn jolige kant laat zien.

Neven wurmt zich er tussen met ‘Ein Mädchen oder Weibchen’ en mag daarna nog samen met Eerens het duet ‘Bei Männern’ ten gehore brengen, waarbij de Vaal duidelijk jaloers is (stil spel!). Tenslotte komt Anne Sophie Petit met opgestoken zeil haar woede uiten omdat die hele Zauberflöte plotseling gecanceld blijkt te zijn, ja corona hè. ‘Der Holle Rache’ is hier wel op zijn plaats natuurlijk.

Na de pauze volgt de Duitse dans nr. 6, voluit alla turca ditmaal. En Katharine Dain die te laat is gekomen voor de audities zingt moederziel alleen dan maar de wonderschone aria ‘L’amero’ uit Il re pastore. Na weer wat amateurtoneel volgt tenslotte de complete Schauspieldirektor waarin Dain en Petit elkaar vocaal naar het leven staan. In ‘Ich bin die erste Sangerin’ probeert Jan-Willem Schaafsma de kijvende sopranen uit elkaar te houden. Dat lukt hem zowaar zonder gekrabd te worden.

Muzikaal is de pastiche een zeer geslaagde voorstelling. Je moet er vooral naar toe omdat er uitstekend wordt gezongen over de gehele linie. Door zangers er uit te lichten zou ik anderen te kort doen. Het orkest onder leiding van Kenneth Montgomery speelt als vanouds en gaat goed mee in de kleine muzikale grapjes die er zo nu en dan worden gemaakt. Al met al een vermakelijke avond.

Alle fotomateriaal : © Hans Heijmering