Il Pirata, for me one of Bellini’s most beautiful operas, is for many people nothing more than a title. Understandable, as it is rarely performed nowadays and (studio) recordings are scarce. Incomprehensible, because this opera is not only indescribably beautiful but also incredibly good!
Take the final scene alone: it is among the best Bellini ever wrote. You can already hear Donizetti’s Lucia di Lammermoor in it. And the opening chorus from the third act, “Che rechi tu”, can be found again, almost exactly the same, in Verdi’s Macbeth and Luisa Miller.
Until recently, I was only familiar with three studio recordings of the opera, featuring Montserrat Caballé, Maria Callas and Lucia Aliberti as Imogene. For convenience, I am not including the Saturday Matinee performance with Nelly Miricioiu, as it was never released (a shame!).
Carmen Giannattasio’s timbre is much lighter and less dramatic than Callas’s and much more rigid than Caballé’s, but if you do not think about their voices for a moment, you cannot help but admi tthat she has a lot to offer, especially in her mad scene.
I have more difficulties with the gentlemen. Ludovic Tézier is an excellent singer, but bel canto… no, his baritone is just not supple enough. In the parts where he has less coloratura to sing and can simply be authoritative, he is nevertheless thoroughly convincing.
José Bros was once considered one of the most promising young bel canto singers of his generation, but he never really fulfilled that promise. He has excellent high notes and good coloratura, but his voice occasionally sounds constricted.
David Parry, one of today’s greatest bel canto specialists, conducts with great enthusiasm.
Whole opera with Montserrat Caballé:
Maria Callas sings “Oh! S’io potessi”:
And Happily, there is a YouTube recording of Nelly Miricioiu in Amsterdam!
De opera Il Pirata ging op 27 oktober 1827 in Milaan in première en was Bellini’s eerste grote succes. Ondanks een revival van de belangstelling voor deze uitgesproken belcanto componist heeft dit werk niet op het succes van zijn latere opera’s mee kunnen liften. Ook La Straniera dat volgde op Il Pirata wordt betrekkelijk zelden geprogrammeerd. Voor velen blijft Bellini toch vooral de componist van Norma, La Sonnambula en I Puritani. Tot op heden is er in het reguliere circuit geen enkele video opname van Il Pirata verschenen, we moeten het doen met cd’s waaronder de uitvoering in 1959 in Carnegie Hall met Maria Callas.
Ik hoorde Il Pirata in 2003 in de Matinee, uiteraard met Nelly Miricioiu en door een merkwaardig toeval minder dan een jaar later eveneens in Antwerpen. Bij die gelegenheid was het kantje boord of de voorstelling door kon gaan omdat de tenor nogal ziek was en er niet zomaar iemand kon worden gevonden om die zelden gezongen hoofdrol over te nemen. Een spreker legde vooraf uit dat ze er alles aan hadden gedaan om hem op te lappen. Ze waren nog net niet met hem naar de dierenarts geweest maar paardenmiddelen zullen niet geschuwd zijn. Hij gaf geen krimp maar hield het uiteindelijk na de tweede scène van akte 2 voor gezien. Het was hoe dan ook een bewonderenswaardige poging.
IL Pirata met Nelly Miriociou (audio):
In het kort gaat de handeling als volgt.
Akte 1
Gualtiero, graaf van Montaldo, is verbannen en leidt noodgedwongen een leven als piraat. Hij wordt achtervolgd door zijn gezworen vijand Ernesto, de graaf van Caldaro. Deze heeft Imogene, de vroegere geliefde van Gualtiero tot een huwelijk weten te dwingen door haar vader te laten creperen in zijn gevang. Gualtiero lijdt schipbreuk op de kust nabij het kasteel van Ernesto. Als Imogene voedsel en onderdak komt aanbieden aan de overlevenden van de schipbreuk, herkent ze Gualtiero.
Akte 2
Na de herkenning wordt duidelijk dat de liefde tussen Gualtiero en Imogene niet is gedoofd maar Gualtiero slaagt er niet in om Imogene zover te krijgen dat ze haar zoontje en echtgenoot in de steek laat. Gedwongen of niet, ze is nu eenmaal met hem getrouwd. Ernesto heeft hen echter gehoord toen ze hierover spraken en zweert wraak. Dat doet Gualtiero ook, zij het om andere redenen, ze betwisten elkaar nu eenmaal het bezit van dezelfde vrouw. In het duel dat volgt wordt Ernesto gedood. In plaats van te vluchten geeft Gualtiero zich over en wordt ter dood veroordeeld. De wanhopige Imogene verliest vervolgens haar verstand.
Elke sopraan die in de Matinee aantreedt om een rol te vertolken die ooit door de ‘heilige Miricioiu’ werd gezongen heeft het op voorhand zwaar bij het publiek dat die gouden tijden nog steeds koestert. Het is te vergelijken met het altijd maar moeten opboksen tegen de herinnering van Maria Callas. Zelf heb ik daar ook last van, wens geen andere Gioconda of Norma te horen dan van haar. Dat Miricioiu de rol van Imogene in 2003 heeft gezongen, toen het huidige publiek natuurlijk massaal aanwezig was, zal het voor Elena Moșuc er niet gemakkelijker op hebben gemaakt zaterdagmiddag. Dat ze uitzinnig werd toegejuicht is vooral onderdeel van de Matinee folklore, een iets kritischer benadering was op zijn plaats geweest.
Dat brengt me bij het gedrag van dirigent Giampaolo Bisanti, in het dagelijks leven muziekdirecteur van de Opéra de Wallonie. Ik heb hem daar eenmaal meegemaakt, toevallig ook bij een Bellini. Tijdens La Sonnambula zat Bisanti veilig in de orkestbak. Maar in het Concertgebouw waren alle solisten voortdurend binnen contactafstand en ging hij zich te buiten aan handen schudden, omhelzen, zoenen en zo meer.
Na elke grote scène was het raak, en zelfs tijdens een scène werd het spel stilgelegd alsof er een doelpunt moest worden gevierd. Tussendoor stond hij als een clown voor het orkest: wild gebarend, dansend en springend. Een bizarre ervaring. Gelukkig leed de bijdrage van het Radio Filharmonische Orkest er niet waarneembaar onder.
Het duurt even vooraleer Imogene haar opwachting maakt en aanvankelijk horen we dus alleen maar mannenstemmen. Jasper Leever als kluizenaar Goffredo vond ik wat onopvallend, had wat meer kracht en volume van deze bas verwacht. Tenor Mark Omvlee als Gualtiero’s luitenant kwam beter uit de verf.
De derde kleine rol kwam overigens ook voor rekening van een lokale beroemdheid: Aylin Sezer straalde een kalme waardigheid uit in haar vertolking van Adele, Imogenes favoriete hofdame. Ik had haar graag wat meer horen zingen, uitgaande van wat ze mocht brengen deed ze voor Moșuc niet onder. Maar goed beschouwd is er van die kleine rollen niet zo heel veel te maken, zijn vooral van belang voor je cv.
Tenor Michael Spyres als Gualtiero was voor mij geen onbekende. Ik hoorde hem als Masaniello in Parijs in La muette de Portici en in Gent als Faust in de productie van Terry Gilliam. Ik was zonder meer te spreken over zijn vertolking van de titelheld al had ik wat moeite met de Rossiniaanse wijze waarop hij zijn stem omhoog stuwde om een hoge noot te pakken.
Opvallend genoeg wist bariton Franco Vassallo met zijn late verschijning als Ernesto korte tijd de show te stelen. Hij kreeg een open doekje voor zijn introductie en na het inmiddels gebruikelijke handjeklap en omhelzen gebeurde dat opnieuw na de herhaling. Die herhalingen konden wat mij betreft wel achterwege blijven. Ze worden veelal gecoupeerd heb ik me laten vertellen en je zet het publiek er alleen maar mee op het verkeerde been.
Vassallo is geen onbekende in Nederland maar zingt vooral in München. In de opname van Lucrezia Borgia speelt hij een geweldig kat en muis spel met Gruberova, zo heb ik kort geleden kunnen vaststellen. Zoiets gebeurt hier ook tussen Ernesto en Imogene, het is de enige reden waarom ik de opera graag geënsceneerd had willen zien. Voor het overige neem ik genoegen met de boventitels, ik word wat milder in mijn stellingname tegen concertante opera’s.
Mijn eerste kennismaking met Elena Moșuc stamt uit 2002 toen ik haar in Essen hoorde als Elvira in I Puritani. Ze stond toen nog aan het begin van haar carrière in West Europa na al enige tijd furore te hebben gemaakt in Roemenië. Inmiddels beginnen de jaren te tellen en hoewel de nu bijna zestigjarige coloratuursopraan de hoogste noten nog steeds weet te vinden laat haar voordracht hier en daar wel wat te wensen over.
Veel tijd om op te warmen krijgt Imogene niet, het is gelijk raak na haar opkomst en ik was aangenaam verrast toen ze wist af te sluiten met een hoge ‘whatever’. Subtiel was het niet allemaal maar mede door het optreden van Bisanti werd de indruk gewekt alsof het nu al twee nul stond in de wedstrijd. Nadien horen we Imogene vooral in twee grote duetten, met elk van haar mannen, en daarin wist ze me meer te bekoren. Ingehouden zingend, fraaie bijna etherische hoge noten en een mooie evenwichtige voordracht.
Doordat Bisanti alsnog had besloten de laatste scène te couperen had Imogene het laatste woord. Moșuc maakte er een mooi spektakelstuk van en de middag eindigde in een overdonderend applaus.
Tenslotte nog een opmerking over het Groot Omroep Koor. Ingestudeerd door James Henshaw leverde het een uitstekende bijdrage aan het geheel. Al met al toch wel een geslaagde poging deze minder bekende Bellini weer eens onder de aandacht van een select publiek te brengen.
De ZaterdagMatinee is een begrip, een feest voor iedereen die van muziek houdt. Rots in de branding in de zo uitgeholde muziekleven in Nederland. Voor elk wat wils: opera, oude muziek, hedendaags muziek met een keur aan opdrachten en premières, Bijzondere concerten, de beste zangers en het schitterende RFO die door de beste dirigenten mag geleid worden
Bladerend door de brochure van het nieuwe seizoen wordt ik melancholisch. Het is nog steeds het seizoen van Kees Vlaardingenbroek, maar wat komt er na? Ik houd mijn hart vast en met weemoed denk ik aan al die zaterdagen die ik, jaar in, jaar uit in het Concertgebouw heb doorgebracht.
Ik ga even stilstaan bij de concerten met de werken, componisten en/of uitvoerenden die mij lief zijn of waar ik nieuwsgierig naar ben en zelf heel graag zou willen bijwonen. Ik snap wel dat niet iedereen zal blij zijn met mijn keuze want allemaal hebben we zo onze voorkeuren. Dat begrijp ik. Beschouw het maar als een selectieve en zeer subjectieve keuze van Basia Jaworski.
OPERA
9 september
Il Pirata van Bellini. Heerlijke opera die nog steeds de erkenning niet krijgt di hij verdient. De bezetting is om te likkebaarden: Michael Spyers, Albina Shagimaturova en Franco Vassallo.
Eindelijk, eindelijk! Le Rois D’ys van Lalo! Waarom we het nooit eerder hier hebben gehoord? Retorische vraag, denk ik Judith van Wanroij zingt de rol Rozenn
De zaak Makropulos van Janacek. Karina Cenellakis dirigeert en als Jaroslav Prus horen we niemand minder dan Bo Skovhus, Sally Matthews zingt de 300-jarige diva en ook ons eigen Arnold Bezuyen doet weer eens mee. Het werd tijd!
Hier had ik altijd naar uitgekeken. En nog steeds…. Buitengewoon spannend, want ik wil de nieuwe werken van de (niet noodzakelijk) nieuwe componisten ontdekken. Mits… No ja, je doet mij geen plezier met Ten Holte of Stcokhausen. Maar die komen gelukkig de Matinee niet in.
Dit seizen ligt de nadruk op twee componisten:
György Ligeti, omdat hij honderd jaar geleden werd geboren
Atmosphères:
Vioolconcert:
En de Koreaanse Unsuk Chin van wie ik nog nooit een noot heb gehoord en die nu in het zonnetje wordt gezet door de programmeur van de Matinee.
En als kers op de taart op 1 juni Chins opera Älice in Wonderland
Waar ik verder naar uit kijk:
21 oktober staat in de teken van Poulenc, met – eindelijk, eindelijk zijn Stabat Mater! Stéphane Denève, de nieuwe vaste gastdirigent van het RFO heeft de leiding
Op 17 februari zingt Chen Reiss liederen van Strauss, begeleid door het RSO olv Lahav Shani, die ook de Zesde Mahler voor zijn rekening neemt
Chen Reiss:
20 april dirigeert Stéphane Denève werken van Rijnvos, Roussel en Ravel
Bacchus et Ariane onder Denève
En, en dat lijkt mij echt heerlijk: op 27 april krijgen we première van Viaggio Italiano van Willem Jeths en Petite Messe Solennelle van Rossini. Met meer dan uitstekende (veelal) Nederlandse solisten!
Rossini’s ‘Petite messe solennelle’ door het Groot Omroepkoor:
Il Pirata, voor mij één van de mooiste opera’s van Vincenzo Bellini is voor veel mensen niet meer dan een titel. Begrijpelijk, het wordt tegenwoordig nog maar zelden opgevoerd en de (studio)opnamen zijn schaars. Onbegrijpelijk, want die opera is niet alleen onbeschrijfelijk mooi maar ook waanzinnig goed!
Neem alleen de laatste scène: het behoort tot de beste wat Bellini ooit schreef. U hoort er al Donizetti’s Lucia di Lammermoor in. En het openingskoor uit de derde akte, ‘Che rechi tu’, kan je bijna letterlijk in Macbeth en Luisa Miller van Verdi terugvinden.
Tot voor kort kende ik maar drie (studio)opnamen van de opera, met als Imogene-vertolksters Montserrat Caballé, Maria Callas en Lucia Aliberti. Voor het gemak tel ik de ZaterdagMatinee-uitvoering met Nelly Miricioiu dan niet mee, die is tenslotte niet uitgebracht (ZONDE!).
Carmen Giannattasio’s timbre is veel lichter en minder dramatisch dan die van Callas en veel stroever dan die van Caballé, maar als je hun stemmen even uit je hoofd zet, kan je niet anders dan toegeven dat zij heel wat te bieden heeft, zeker in haar waanzinaria.
Meer moeite heb ik met de heren. Ludovic Tézier is een voortreffelijke zanger, maar belcanto… nee, daarvoor is zijn bariton niet soepel genoeg. In de passages waarin hij wat minder coloraturen te zingen heeft en gewoon autoritair mag zijn, is hij niettemin zonder meer overtuigend.
José Bros gold ooit als één van de meest veelbelovende jonge belcantozangers van zijn generatie, maar die belofte heeft hij eigenlijk nooit ingelost. Hij heeft een prima hoogte en goede coloraturen, maar zijn stem komt af en toe geknepen over.
David Parry, één van de grootste belcantospecialisten tegenwoordig, dirigeert meer dan bevlogen.
Vincenzo Bellini
Il Pirata
Carmen Giannattasio, José Bros, Ludovic Tézier, Victoria Simmonds e.a.
London Philharmonic Orchestra olv David Parry
Opera Rara ORC45