Andrea Cheniér

Andrea Chénier: de ultieme Franse revolutie opera 

Tekst : Peter Franken

Andrea Chénier, Tosca en Les dialogues des Carmélites zijn voor elke liefhebber herkenbaar als revolutie opera’s. Maar hoe zit het met bijvoorbeeld Marie Victoire en Germania? En wat maakt het thema revolutie eigenlijk zo aantrekkelijk voor gebruik in een opera? Als we de genoemde werken analyseren dan valt op dat ze allemaal zich afspelen in een politiestaat, een voor burgers manifest onveilige omgeving.

Louis XVI: execution by guillotine

In Chénier, Marie Victoire en Dialogues gaat dit nog een stap verder: daarin heerst de Terreur. In Tosca en Germania is sprake van vreemde overheersing. Tegen zo’n ontoegeeflijke achtergrond worden emoties sterk uitvergroot en problemen aangescherpt. Het gaat al gauw om leven en dood, zelfs in situaties die in normale tijden nauwelijks enige aandacht zouden krijgen. Relatieproblemen, (vermeende) ontrouw en jaloezie spelen een grote rol in alle genoemde werken, met uitzondering van Dialogues.

In die laatste opera gaat het om het onvermogen van een groep nonnen om zich aan te passen aan nieuwe leefomstandigheden. Daar waar in reguliere libretti vooral een beroep wordt gedaan op duellerende edellieden, in hun eigen gelijk verstarde vaders en jonge vrouwen die – soms maar tijdelijk – spontaan waanzinnig worden als men om emoties verlegen zit, liggen die in de revolutie opera’s voor het oprapen. De protagonisten lopen al dan niet bewust in een ‘mijnenveld’ en de kleinste stap in de verkeerde richting kan alles direct mis laten gaan.

In Andrea Chénier sterven de titelheld en zijn geliefde Maddalena op het schavot, zij gaat vrijwillig met hem de dood in. Hij is het slachtoffer van de jaloezie van Gérard, die hem ervan heeft beschuldigd een contrarevolutionair te zijn. Als Gérard zijn beschuldiging herroept, wordt hij door zijn collega’s genegeerd. Een revolutionair tribunaal komt nooit op een veroordeling terug, dat zou het geloof in het absolute karakter van de Terreur teniet doen. Door een opera te situeren in deze periode is het prijsschieten voor librettisten. Je kunt gewoon niet missen, de emoties lopen als vanzelf hoog op.

In Tosca is er een executie, een moord en een zelfmoord, voornamelijk voortkomend uit liefdesperikelen of wat daar voor door moet gaan. En de Carmélitessen moeten hun onvermogen het verstilde religieuze leven achter zich te laten met de valbijl bekopen.

Maar zo extreem hoeft het niet altijd te verlopen. In die zin zijn Respighi’s Marie Victoire en Franchetti’s Germania de buitenbeentjes in dit gezelschap. Daar lijkt alles nog op zijn pootjes terecht te komen maar ook hier heeft de politiek het laatste woord.

Andrea Chénier

Tegen de achtergrond van de Franse Revolutie laat dit werk een driehoeksverhouding zien tussen Maddalena de Coigny, Carlo Gérard en Andrea Chenier. Gérard is een lakei in het kasteel van de Comte de Coigny. Als het kleine zoontje van de majordomo mocht hij wel met zijn leeftijdgenootje Maddalena spelen maar toen hij een livrei kreeg aangemeten was hij plotsklaps een lakei die voor zijn jeugdvriendin nog slechts de deur mocht openhouden.

Aan de vooravond van de revolutie houdt hij het slaafse bestaan niet langer vol en zet tijdens een ontvangst de boel op stelten. Uiteraard wordt hij op staande voet ontslagen. De dichter Andrea Chénier was een van de gasten op die ontvangst en zijn ontmoeting met Maddalena was niet erg succesvol. Feitelijk had hij haar de les gelezen maar daarbij zoveel indruk gemaakt dat ze hem nooit is vergeten. 

Het vervolg van de opera speelt zich een jaar of zes later af, tijdens de Terreur. Gérard is een vooraanstaand revolutionair, type Danton. Hij misbruikt zijn macht om Maddalena op te laten sporen. Nu hij sociaal boven haar staat is alles anders, hij moet en zal haar krijgen na al die jaren.

Maddalena heeft Chénier benaderd in de hoop door hem in veiligheid te worden gebracht. Ze verklaren elkaar hun liefde maar raken vervolgens verstrikt in de val die Gérard voor hen heeft gezet. Chénier wordt op basis van een valse aanklacht door Gérard voor het revolutionaire tribunaal gebracht. Maddalena ruilt in de gevangenis van plaats met een andere vrouw zodat zij samen met haar geliefde de dood in gaat.

Door DG is een dvd uitgebracht van Otto Schenks productie voor de Wiener Staatsoper uit 1981. Schenk toont in zijn enscenering een toneelbeeld dat niets aan de verbeelding over laat, librettogetrouw tot in de kleinste details. Wat de dvd vooral de moeite waard maakt is de zangersbezetting met Plácido Domingo als een fenomenale Chénier.  Hij krijgt uitstekend tegenspel van Gabiela Beňačková als Maddalena en Piero Cappucilli als Gérard. Een cast om van te dromen. De productie staat nog steeds op het tableau van de Wiener Staatsoper maar recente bezettingen blijven duidelijk in de schaduw van hun beroemde voorgangers. 

Kaufmann en Westbroek in de Royal Opera op dvd

David McVicar maakte in 2015 voor ROH een productie van dit werk die tot in de kleinste details het beeld oproept van de Franse revolutie zoals dat in extenso is overgeleverd. Daar waar ik een paar kleine onjuistheden waarneem komt dat op het conto van librettist Luigi Illica. Zo verwart hij een politiespion met een Incroyable, een anti-Jacobijns personage dat pas na de Terreur zijn intrede deed in het straatbeeld.

Ach, dat is maar een klein detail. Het is een compleet kostuumdrama met schitterende decors die in elke scène volledig recht doen aan de getoonde handeling. Op een bepaald moment zien we zelfs op de achtergrond een boerenkar langsrijden met veroordeelden op weg naar de guillotine. De decors van Robert Jones en de kostuums van Jenny Tiramani maken er bijna een gedramatiseerde documentaire van die op school kan worden gebruikt tijdens de geschiedenisles.

Bariton Željko Lučić mag als Carlo Gérard het spits afbijten met een grote monoloog direct aan het begin. Zijn mooi voorgedragen ‘Compiacente a’colloqui del cicisbeo’ zet de toon voor de op handen zijnde omwenteling, eerst in huize de Coigny en later in het gehele land.

Uitgedaagd door Maddalena zingt Chénier tegen het einde van de akte zijn grote aria ‘Un di all’ azzuro spazio’ waarin hij ‘liefde’ koppelt aan scherpe maatschappijkritiek. Jonas Kaufmann maakt er een waar kunststuk van, geweldige vertolking van deze tophit.

In de tweede akte krijgt de plot snel vorm en na hun herkenningsscène zingt Maddalena haar monoloog ‘Eravate possente’ waarin ze haar lot in Chéniers handen legt. Eva-Maria Westbroek maakt hier na haar frivole gekwetter in de eerste akte duidelijk haar opwachting als de prima donna van het werk.

In de derde akte treden twee bijfiguren nadrukkelijk op de voorgrond, de ‘incroyable’ en de oude blinde Madelon. Tenor Carlo Bosi is een lichtvoetig acterende maar zeer vileine spion die zijn zang daar uitstekend mee in overeenstemming weet te brengen.

Elena Zilio: © : Catherine Ashmore 

Mezzo Elena Zilio weet zoals verwacht korte tijd de show te stelen met haar klaagzang over een dode zoon en kleinzoon, gestorven voor de Revolutie. En nu brengt ze haar jongste kleinzoon mee, niet te jong om de strijden en sterven voor het vaderland. Gérard accepteert hem en zodra hij weg is vraagt ze zich af wie haar nu zal begeleiden. Gelukkig zijn een paar vrouwen bereid de blinde vrouw bij de arm te nemen.

Lučić krijgt vervolgens de gelegenheid de aandacht te bepalen, eerst met zijn bedachte aanklacht en vervolgens de ontmoeting met zijn prooi Maddalena. Zijn personage Gérard heeft zich door de ‘incroyable’ laten overhalen om Chénier vals te beschuldigen van contra revolutionaire gedrag. Hij aarzelt, z’n gemoed speelt op, wat is er van hem geworden?

Vroeger was hij een slaaf maar nu nog steeds, van de liefde. Hij wordt erdoor verscheurd, moet en zal zijn jeugdliefde eindelijk bezitten. Als Maddalena binnenkomt maakt hij dat onomwonden duidelijk in een hartstochtelijk ‘Perché ti volli qui?’ Zij repliceert met haar topstuk ‘La mamma morta’, indrukwekkend mooi gezongen.

Lučić en Westbroek grijpen hier de gelegenheid om zich aan alle aandacht voor Kaufmanns Chénier te ontworstelen met beide handen aan. Het is van korte duur want direct volgt diens markante optreden tijdens de rechtszitting waarin hij stelt dat men hem kan doden maar zijn eer niet kan afnemen: ‘Si, fui soldato’.

Kaufmann kan in de laatste akte nog excelleren in ‘Come un bel di di maggio’ en met een mooi duet in de laatste akte neemt het onfortuinlijke liefdespaar afscheid van het leven onder de uitroep ‘Viva la morte insiem’. Een prachtig einde van een fenomenale voorstelling.

Het orkest van de Royal Opera onder leiding van Antonio Pappano heeft een groot aandeel in het welslagen van het geheel.

André ’Chénier:  “Quand Au Mouton Bêlant”

Quand au mouton bêlant la sombre boucherie
Ouvre ses cavernes de mort,
Pâtres, chiens et moutons, toute la bergerie
Ne s’informe plus de son sort.
Les enfants qui suivaient ses ébats dans la plaine,
Les vierges aux belles couleurs
Qui le baisaient en foule, et sur sa blanche laine
Entrelaçaient rubans et fleurs,
Sans plus penser à lui, le mangent s’il est tendre.
Dans cet abîme enseveli
J’ai le même destin. Je m’y devais attendre.
Accoutumons-nous à l’oubli.
Oubliés comme moi dans cet affreux repaire,
Mille autres moutons, comme moi,
Pendus aux crocs sanglants du charnier populaire,
Seront servis au peuple-roi.
Que pouvaient mes amis? Oui, de leur main chérie
Un mot à travers ces barreaux
Eût versé quelque baume en mon âme flétrie;
De l’or peut-être à mes bourreaux…
Mais tout est précipice. Ils ont eu droit de vivre.
Vivez, amis; vivez contents.
En dépit de Bavus soyez lents à me suivre.
Peut-être en de plus heureux temps
J’ai moi-même, à l’aspect des pleurs de l’infortune,
Détourné mes regards distraits;
A mon tour, aujourd’hui; mon malheur importune:
Vivez, amis, vivez en pai

Plácido Domingo as Andrea Chénier

chenier-portret
André Chénier

 

For me, Andrea Chénier is one of the best and most beautiful operas ever. I think the music is nothing less than divine and the story is timeless. It remains current, perhaps now more than ever. The tyrant must be cast off his throne and the people must take control. Surely, we all agree on that?

If only it were that simple! Anyone who grew up in a post-revolutionary totalitarian regime knows how much horror it brings. One terror is replaced by another.

This, at least for me, is the main theme in Giordano’s biggest hit. I don’t think the real lead role is the actual poet, André Chénier (did you know that Giordano used Chénier’s poems in his arias?) nor his beloved Maddalena. It is the French Revolution, which, as Gérard (once Maddalena’s houseboy and now one of the revolutionary leaders) bitterly observes, devours its own children.

To my great surprise, I read that Domingo didn’t much like the part of Andrea Chénier. He loved the opera, but the role, one of the toughest in the ‘lirico-spinto’ repertoire, was not really interesting for him dramatically. For him, Chénier was ‘an idealist who always has his head in the clouds’. And yet it was one of the operas he loved to sing!

I myself think the role of the poet/revolutionary fits him like a glove. Passion for love and enormous involvement in everything that happens in the world were – and still are – his trademarks.

Domingo sings ‘One of all’azzurro spazio’:

 

 

He sang his first Cheniér in 1966 in New Orleans, as the last-minute replacement for Franco Corelli, but that was not his first performance of the opera. In the 1960/61 season he sang The Incredible and The Abbot, in Mexico.

 

chenier-domingo-cd

 

My favourite CD recording was recorded in 1976 by RCA (GD 82046). The cast is delectable. Renata Scotto sings Maddalena, Sherrill Milnes is Gérard and in the small roles we hear, among others, Jean Kraft, Maria Ewing, Michel Sénéchal and Gwendolyn Killebrew. James Levine, who conducts the National Philharmonic Orchestra, understands exactly what the opera is about. Tear jerkingly beautiful.

Scotto sings ‘La Mamma morta’:

 

 

 

 

 

chenier domingo dg

 

In 1981 the opera in Vienna was recorded for TV. That recording has since been released on DVD (DG 073 4070 7). Gabriela Beňačková, one of the most underrated singers in history, sings a Maddalena of flesh and blood. Horrifyingly beautiful and moving.

Piero Cappuccilli is a Gérard among thousands and the small roles are also filled by great singers: Madelon is sung by none other than Fedora Barbieri. Otto’s Schenk’s production is a feast for the eyes.

 

English translation: Douglas Nasrawi