Max Vredenburg (1904 -1976) werd geboren in Brussel en groeide op in een Nederlands-Joods gezin. Door de dreigende oorlog vluchtten ze naar Den Haag.
1922, na de middelbare school, ging hij werken voor een importbedrijf in gedroogd fruit, maar hij nam al snel ontslag. Zijn hart lag bij de muziek. Hij studeerde theorie en compositie aan het Haags Conservatorium bij Henri Geraedts, die hem adviseerde naar de École Normale de Musique in Parijs te gaan.
In 1926 en 1927 studeerde hij bij Paul Dukas en Albert Roussel, componisten die hem zeer hebben beïnvloed en die hem bij een van de belangrijkste uitgeverijen van die tijd, Editions Maurice Senart hetbben geïntroduceerd
In 1941 vluchtte hij naar Batavia en in 1942 belandde hij in de Jappenkamp. Hij heeft de oorlog overleefd maar een groot deel van zijn familie werd vermoord in Sobibor en Auschwitz.
Als componist liet hij een gevarieerd oeuvre na. Het Lamento componeerde hij in 1953 ter nagedachtenis van zijn zus Elsa.
Marcel Worms houdt zich een beetje schuil, zijn IJslandse collega alle eer gunnend om te brilleren. Maar ga maar goed luisteren en ervaar hoe ontzettend meevoelend zijn bijdrage is. Zoiets heet ‘partners in crime’, denk ik. Beter kan ik het niet omschrijven.
Vredenburg heeft ook muziek gecomponeerd voor de films van Bert Haanstra Spiegel van Holland:
En Panta Rhei:
Na de oorlog werkte Vredenburg als muziekrecensent voor bijna alle Nederlandse kranten maar tegenwoordig is hij voornamelijk bekend als medeoprichter van het Nationale Jeugd Orkest.
Shoa, Holocaust, de hel… Razzia’s, dorgangs kampen, “model” kampen, concentratie kampen, vernietiging lagers…. Nergens in Europa werden – procentueel – zo veel Joden weggevoerd en vermoord als vanuit Nederland. Hoe dat kwam laat ik aan de historici en onderzoekers over. Ik wil nu even stilstaan bij degenen die het muziekleven – en meer – alleen in Nederland (maar ook buiten de grenzen) konden bepalen, veranderen, verrijken en die vernietigd werden als waren ze het ongedierte en daarna gewoon ”vergeten”. En van wie we nog steeds (te) weinig horen. Ook van degenen die de hel hebben overleefd.
Hoe en met wie zal ik beginnen? Met de jongste? De meest bekende? De vrouwelijke? Dilemma. Ook, omdat ik nog steeds niet alle namen paraat heb, en niet alles heb gehoord. Dan maar door elkaar, ook omdat ze zo van elkaar verschilden en zo de Nederlandse muziek (en de kunst)wereld bepaalden.
Dick Kattenburg
Vierentwintig is hij geworden. Vierentwintig. Meer mocht het niet van de nazi’s. Wie weet, wat hij nog meer in zijn mars had? Welke opera’s hadden we van hem kunnen verwachten? Wie weet was hij nu Wagner voorbijgestreefd, de componist die het niet zo op Joden op had? Maar misschien was hij een totaal andere richting opgegaan en werd hij een jazz gigant? We zullen het nooit weten, want hij is maar vierentwintig geworden en toen de oorlog uitbrak was hij nog geen twintig. Wel had hij al naam gemaakt als violist. Maar ook als componist, want componeren was iets wat hij altijd deed. Ook tijdens zijn onderduik.
Ooit wilde hij ook een muziekleraar worden, wat blijkt uit een advertentie in Het Joodsche Weekblad (een uitgave van de Joodsche Raad) van 7 september 1941, waarin hij zich aanbood als leraar muziektheorie en vioolpedagoog. Nog maar kort daarvoor had hij bij Willem Pijper het staatsexamen in de vakken theorie en viool met succes afgelegd, waardoor hij zich ook als leraar kon vestigen, met als standplaats Naarden, waar hij inwoonde bij zijn moeder, zijn jongere broer, zijn zus en haar echtgenoot.
Kattenburg heeft nooit zijn Joodse achtergrond verloochend. Hij heeft een groot aantal Hebreeuwse melodieën gearrangeerd, verschenen in zijn manuscripten in het Hebreeuws gestelde titels en maakte hij gebruik van de datering overeenkomstig de joodse kalender. In 1942 kwam in zijn manuscripten zelfs symbolisch de Davidsster voor
Niet zo lang geleden is er cd uitgekomen met Kattenburgs “all that jazz’, iets wat we te danken hebben aan een Duits piano duo, Friederike Haufe en Volker Ahmels.
De ‘Ouverture voor twee piano’s’ uit 1936 is het enige werk dat Kattenburg schreef voor tweepiano’s . Hij was toen 17. Uit dezelfde periode stamt ook ‘Tap dance’ waar ook echt een tapdanser aan te pas moest komen.
Kattenburg maakt zelfs een zeer geslaagde tekening van de tapdanser in het manuscript. Deze rol is Tonio Geugelin werkelijk perfect aangemeten.
Van zijn Trio à cordes beleefde zijn wereldpremière op de waanzinnig goede cd van Het Haags Strijktrio. Het werk duurt maar vijf minuten maar wat een vijf minuten!
Maar ook de uitvoering door het Black Oak Ensemble is gewoon subliem.
Kattenburgs jazzy ‘Novolette’ is als koren op de molen in de handen van Marcel Worms. Worms speelt alsof zijn leven er van afhangt. Vol overtuiging en een echt pianistiek elan.
De altvioolsonate van Dick Kattenburg bestaat uit maar één deel, allegro moderato. De reden is simpel: vóór Kattenburg het werk kon voltooien werd hij tijdens een razzia in een bioscoop opgepakt en op 5 mei 1944 naar Westerbork gestuurd. Op 14 mei 1944 werd hij op transport naar Auschwitz gesteld. Een op 30 september 1944 gedateerde overlijdensakte vermeldt dat hij in Midden-Europa is gestorven. Daar werd hij tussen 22 mei en 30 september vermoord
Max Vredenburg
Max Vredenburg (1904 -1976) is tegenwoordig voornamelijk bekend als medeoprichter van het Nationale Jeugd Orkest. In de jaren twintig vertrok hij naar Parijs waar hij met o.a. Paul Dukas en Albert Roussel studeerde, componisten die hem zeer hebben beïnvloed.
In 1941 vluchtte hij naar Batavia en in 1942 belandde hij in de Jappenkamp. Hij heeft de oorlog overleefd maar een groot deel van zijn familie werd vermoord in Sobibor en Auschwitz. Het Lamento componeerde hij in 1953 ter nagedachtenis van zijn zus Elsa.
Marcel Worms houdt zich een beetje schuil, zijn IJslandse collega alle eer gunnend om te brilleren. Maar ga maar goed luisteren en ervaar hoe ontzettend meevoelend zijn bijdrage is. Zoiets heet ‘partners in crime’, denk ik. Beter kan ik het niet omschrijven.
Kok verloor zijn beide ouders toen hij nog maar een kind was en werd grootgebracht door zijn oma. Hij speelde piano, componeerde en … voetbalde, alle drie als een prof.
Hij zat in het verzet en overleefde de hel van Buchenwald. Na de oorlog vestigde hij zich in Ascona, waar hij een klein antiquariaat dreef.
Wat kan ik u nog meer vertellen? Dat zijn stijl eigenlijk geen stijl is, want hij was van alle markten thuis? Dat de prachtige “Mémoires” uit 1935 onder de handen van Marcel Worms je aan een aquarel of een penseeltekening doen denken en dat de ‘Trois Danses Exotiques’ het bloed in je aderen sneller doen stromen?
Marcel Worms speelt ‘Vite, Trés Rythmée ‘
Irene Maessen is een zeer overtuigende pleitbezorgster van zijn liederen, al had ik persoonlijk wat meer expressie willen horen. Ursula Koch (viool) mist een beetje dat “smachtende”, maar is zeer ontroerend in de twee werkjes uit het “Enfence -cyclus”
‘Twee Nederlandse Gedichten’ door Irene Maessen en Marcel Worms
Alleen al het prachtige boekwerk met veel foto’s, muziekfragmenten, facsimile’s van de partituren, affiches en de begeleidende tekst in vier talen verdient meer dan lof.
In het echt heetten zij Nol van Wesel en Max Kannewasser. Max had een gitaar en Nol een goede stem en allebei hielden zij van jazz. Vóór ze ontdekt werden – tijdens een personeelsfeestje in 1934 – werkten ze voor de Bijenkorf. Twee jaar later traden zij voor het eerst professioneel op en gaven ze definitief hun banen op. Nol (Johnny) was toen 18 en Max (Jones) 20 jaar oud.
Johnny & Jones waren de eerste echte Nederlandse tieneridolen, ze werden dan ook door hun achterban op handen gedragen. Zij traden in de beste clubs op, ook in het buitenland.
Johnny and Jones in de Dierentuin Antwerpen, fotograaf onbekend, 1932
Hun laatste optreden dateert van 24 augustus 1941. Op 9 oktober 1943 werden ze naar Westerbork gedeporteerd, waar zij bleven optreden. In augustus 1944, tijdens een kort uitstapje naar Amsterdam hebben ze een zestal nummers – allen geschreven in kamp Westerbork – voor de plaat opgenomen. Toen werd hen een onderduikadres aangeboden, maar zij weigerden. In het kamp waren hun families achtergebleven bovendien waren zij immers Johnny &Jones?!
Van Wesel en Kannewasser tijdens sloopwerkzaamheden in Kamp Westerbrk, tekening van Leo Kok uit 1944
In 2001 werd hun grootste hit ‘Meneer Dinges weet niet wat swing is’ samen met nog een paar van hun populairste nummers op cd gezet (Two kids and a guitar Panachord DH 2051)
en enkele maanden later kwam een tweede cd uit met nooit eerder uitgebrachte materiaal, waaronder ook liedjes, die zij op een huwelijksfeest in maart 1942 zongen alsook de verloren gewaande opnamen van die bewuste dag in 1944 (Maak het donker in het donker NJA 0101)
Daar zit ook de Westerbork Serenade bij, een loflied op het kamp. Werden zij ertoe gedwongen? Niemand zal het ooit weten.
Pál (Paul) Hermann
De exacte datum en de plaats van zijn dood zullen voor altijd onbekend blijven. Het laatste wat we van Paul Hermann (1902 – 1944) hebben vernomen is dat hij opgepakt werd tijdens een grote straatrazzia in Toulouse in april 1944 en via het doorgangskamp Drancy overgebracht werd naar Auschwitz en verder naar Litouwen. Sindsdien werd er niets meer van hem vernomen.
Hermann werd geboren in Boedapest, waar hij aan de Franz Liszt Academie studeerde bij o.a. Béla Bartók, Zoltán Kodály en Léo Weiner. Tijdens een optreden in Nederland maakte hij kennis met de Nederlandse Ada Weevers met wie hij trouwde en met wie hij tot 1933 in Berlijn woonde.
Hermann met vrouw en kind
Toen Hitler aan de macht kwam, vestigde het gezin zich in Oudorp in Nederland (leuk weetje: Hermann sprak en schreef voortreffelijk Nederlands). Na de tragische dood van zijn vrouw verhuisde Hermann eerst naar Brussel en later naar Parijs.
Hermann was voornamelijk beroemd als cellist (hij werd de ‘Hongaarse Casals’ genoemd), zo speelde hij de wereldpremière van solocellosonate van Kodaly en eind jaren dertig trad hij vaak op in het Concertgebouw in Amsterdam; maar hij was ook een begenadigd componist. Na de oorlog raakte hij – net als zovele van zijn lotgenoten – in de vergetelheid.
Zijn Grand Duo uit 1930, oorspronkelijk gecomponeerd voor en uitgevoerd met Zoltan Szekely, krijgt nu een uitstekende vertolking van Burkhard Maiss en Bogdan Jianu. Wat een ongekend prachtig werk het toch is!
De Strijktrio en de Pianotrio stammen uit het begin jaren twintig, toen Hermann nog aan het Liszt-Academie studeerde. Dat er in beide, zeer prettig in het oor klinkende werken een prominente rol aan de cello is toebedeeld is nogal wiedes.
De droevige liederen die Hermann in impressionistische stijl na de dood van zijn vrouw componeerde worden zeer ontroerend gezongen door Irene Maessen.
Rosy Wertheim (1888 -1949) was één van de eerste vrouwelijke componisten in Nederland die ook nog internationaal naam maakte. In 1929 verhuisde zij naar Parijs, in haar appartement hield zij een kunstenaarssalon, waar o.a. Milhaud, Messiaen, Jolivet en Honegger elkaar ontmoetten. Haar muziek – voornamelijk haar strijkkwartet – werd toen regelmatig en met veel succes uitgevoerd
In 1935 vertrok ze naar Wenen waar zij contrapunt studeerde bij Karl Weigl. In 1936 reisde ze naar New York om lezingen te geven en uitvoeringen van haar werken te regelen.
Naar Nederland keerde zij in 1937. Haar pianoconcert werd in 1940 werd in Den Haag uitgevoerd door Residentie Orkest olv Willem van Otterloo.
Nico Richter (2 december 1915 – 16 augustus 1945) was zowel arts als de componist. Al op jonge leeftijd kreeg hij vioolles. Hij studeerde geneeskunde in Amsterdam maar onderbrak zijn studie om bij Hermann Scherchen directie te gaan studeren. In 1935 verwierf hij de Prix Henri Leboeuf prijs met zijn Concertino voor klarinet, hoorn, trompet, piano en twee violen.
Registratieformulier van Nico Richter als gevangene in nazi-concentratiekamp Dachau
In 1941 studeerde hij af als arts. Hij raakte betrokken bij het verzet en in 1942 werd hij opgepakt en werd naar Dachau gestuurd. In 1945 keerde hij terug, hij was toen al doodziek. Na zijn thuiskomst schreef hij nog twee delen van een Serenade voor fluit, viool en cello. Hij stierf in augustus 1945, voordat hij de overige delen had voltooid.
Leo Smit
Leo Smit (Amsterdam 14 mei 1900 – Sobibor 30 april 1943) studeerde piano en compositie bij o.a. Sem Dresden.
Eind 1936 verhuisde hij naar Brussel. In 1937 keerde hij terug naar Amsterdam, waar hij op 12 februari 1943 zijn laatste werk voltooide, de sonate voor fluit en piano.
Op 27 april 1943 werd hij op transport gesteld naar Sobibor waar hij op 30 april werd vermoord.
Daarna werd het stil, er was geen belangstelling, hij werd niet uitgevoerd. Vergeten. Voor de tweede keer vermoord. Dankzij de Leo Smit Stichting werd hij weer een beetje teruggebracht naar het landschap van het Nederlandse muziekleven, maar terug is hij niet.
Divertimento for piano 4 hands 1. Allegro ma non troppo – 2. Lento – 3. Allegro con fuoco performed by: Jorian van Nee & Jurn Tjoa:
Lucas & Arthur Jussen:
Of? In 2020 hebben de Jussen broers zich over Smits werken ontfermd en regelmatig uitgevoerd. Zij maakten ook een documentaire over de componist, dus er is wel hoop. Hoop ik
The viola sonata by Dick Kattenburg (1919-1944) consists of only one movement, allegro moderato. The reason is simple: before Kattenburg could complete the work, he was arrested during a raid in a cinema and sent to Westerbork on 5 May 1944. Two weeks later, on 19 May 1944, he was deported to Auschwitz, where he was murdered. Kattenburg was only 24 years old.
Max Vredenburg (1904 -1976) is now mainly known as co-founder of the National Youth Orchestra. In the 1920s he left for Paris where he studied with Paul Dukas and Albert Roussel, composers who influenced him greatly. In 1941 he fled to Batavia and in 1942 he ended up in a Japanese camp. He survived the war but a large part of his family was murdered in Sobibor and Auschwitz. He composed the Lamento in 1953 in memory of his sister Elsa.
The sonata by Mieczysław Weinberg, originally composed for clarinet and piano, is perhaps the most complex of all the other works on this CD. It is also the only composition that is not only sad: you can also recognize fragments of klezmer and Jewish folklore in it.
And if you think you recognize the opening measures of Beethoven’s Mondscheinsonate in ‘Adagio’, you are right. Those notes are indeed in it. Just as in the adagio, the final movement of Dmitri Shostakovich’s sonata. The work, dating from 1975, was his last composition, and shortly after the completion of the sonata he died of lung cancer.
I can only be brief about the performance: the absolute TOP! The sound that Ásdís Valdimarsdóttir elicits from her viola is of a rare beauty. It is so beautiful that it hurts. Listen to the Adagio of Weinberg’s sonata. Terrifying.
Marcel Worms, surely one of the greatest pianists/accompanists of our time, keeps himself a bit in the background, giving his Icelandic colleague all the honour of wearing glasses. But just listen carefully and experience how compassionate his contribution is. That’s what I think is called ‘partners in crime’. I can’t describe it any better.
Mieczysław Weinberg, Dick Kattenburg, Max Vredenburg, Dmitri Shostakovich
The voice of the Viola in Times of Opression
Ásdís Valdimarsdóttir (viola), Marcel Worms (piano)
Zefir Records ZEF 9657
De altvioolsonate van Dick Kattenburg (1919-1944) bestaat uit maar één deel, allegro moderato. De reden is simpel: vóór Kattenburg het werk kon voltooien werd hij tijdens een razzia in een bioscoop opgepakt en op 5 mei 1944 naar Westerbork gestuurd. Twee weken later, op 19 mei 1944, werd hij naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij werd vermoord. Kattenburg is maar 24 jaar oud geworden.
Max Vredenburg (1904 -1976) is tegenwoordig voornamelijk bekend als medeoprichter van het Nationale Jeugd Orkest. In de jaren twintig vertrok hij naar Parijs waar hij met o.a. Paul Dukas en Albert Roussel studeerde, componisten die hem zeer hebben beïnvloed. In 1941 vluchtte hij naar Batavia en in 1942 belandde hij in de Jappenkamp. Hij heeft de oorlog overleefd maar een groot deel van zijn familie werd vermoord in Sobibor en Auschwitz. Het Lamento componeerde hij in 1953 ter nagedachtenis van zijn zus Elsa.
De sonate van Mieczysław Weinberg, oorspronkelijk gecomponeerd voor klarinet en piano is misschien de meest complexe van alle andere werken op deze cd, het is ook de enige compositie die niet alleen maar treurig is: je kunt er ook flarden klezmer en Joodse folklore in herkennen.
En als u denkt in ‘Adagio’ de beginmatten van de Mondscheinsonate van Beethoven te herkennen dan heeft u gelijk. Die noten staan er wel degelijk in. Net zo trouwens als in het adagio, het slotdeel van de sonate van Dmitri Sjostakovitsj. Het uit 1975 stammende werk was zijn laatste compositie, vlak na de voltooiing van de sonate overleed hij aan longkanker.
Over de uitvoering kan ik maar kort zijn: een absolute TOP! De klank die Ásdís Valdimarsdóttir haar altviool ontlokt is van een zeldzame schoonheid. Het is zo mooi dat het pijn doet. Luister even naar het Adagio van de sonate van Weinberg. Huiveringwekkend.
Marcel Worms, toch wel een van de grootste pianisten/begeleiders van onze tijd houdt zich een beetje schuil, zijn IJslandse collega alle eer gunnend om te brilleren. Maar ga maar goed luisteren en ervaar hoe ontzettend meevoelend zijn bijdrage is. Zoiets heet ‘partners in crime’, denk ik. Beter kan ik het niet omschrijven.
Mieczysław Weinberg, Dick Kattenburg, Max Vredenburg, Dmitri Shostakovich
The voice of the Viola in Times of Opression
Ásdís Valdimarsdóttir (altviool), Marcel Worms (piano)
Zefir Records ZEF 9657