Music can save your life. Literally. Anita Lasker-Wallfisch has survived Auschwitz. And also Bergen Belsen. She knows for sure that music was the cause of this. She was 16 when she was arrested. Her parents were already dead, but she didn’t know that yet.
Young Anita played the cello and once in Auschwitz she was deployed in the Women’s Orchestra, which was conducted by Alma Rosé, Gustav Mahler’s niece. After the war she came to London, married pianist Peter Wallfisch and was a co-founder of the English Chamber Orchestra.
Her son, Raphael, is also a cellist. A famous one too, with many recordings to his name. And his son, Benjamin, is a conductor. Father and son Wallfisch made a recording together, which they dedicated to their relatives who were killed in the camps. The CD was released just before Holocaust Memorial Day on 27 January 2014.
It has become a surprising CD, because besides Bloch’s almost inevitable Schelomo also his rarely played Voice in the Wilderness is included and Ravel’s Kaddish follows André Caplet’s Epiphanie (d’après une légende éthiopienne). The latter escapes me a bit, it feels like the odd one out. I have to admit that I have no affinity with the work whatsoever. It just ripples on.
Instead I would have preferred to hear Baal-Shem by Bloch. Or something from Joseph Achron. Or Alexander Krein. Or the other two Mélodies hébraiques by Ravel. And even if I prefer the sung version of ‘Kaddish’ (can I make a recommendation? Gerard Souzay!) I have to admit that Raphael Wallfisch with his cello stole my heart. But the most beautiful thing is the orchestra. Soft. Dear. Loving.
Raphael Wallfisch discusses his Jewish music release:
ERNEST BLOCH
I am often asked if there is such a thing as Jewish music ….. Well, there certainly is! Just take Ernest Bloch. He was born in 1880 in Geneva in an assimilated family. Around the age of twentyfive he became interested in everything to do with Judaism and translated it into his language – music. “I’m interested in the Jewish soul” he wrote to Edmund Fleg, cantor and librettist of his opera Macbeth. “I want to translate all this into music.”
He developed a very personal style: his compositions reflect the atmosphere of Hebrew chant, without actually being a literal imitation of it. His intention was not to reconstruct old Hebrew music, but to write his own, good music, because, as he said, he was not an archaeologist. He succeeded.
Ernest Bloch – Voice in the Wilderness; Schelomo. Rhapsody hébraïque
André Caplet – Epiphany (d’après une légende éthiopienne)
Maurice Ravel – Mélodie hébraïque, Kaddish
Raphael Wallfisch, cello
BBC National Orchestra of Wales conducted by Benjamin Wallfisch
Nimbus NI 5913
Een soort Siamese tweeling zijn het, de strijkkwartetten van Claude Debussy (1893) en Maurice Ravel (1902-1903). Niet alleen in hun opbouw, ook de delen zelf dragen vrijwel identieke aanduidingen. Wat bij Debussy ‘Assez vif et bien rhytmé’ heet, is bij Ravel ‘Assez vif – Très rhytmé’. Ook het sterk impressionistische derde deel van Debussy heeft een gevoelsgelijke broertje bij Ravel, al is het laatste aardser en iets minder vaag. Niet zo verwonderlijk: Ravels kwartet was gecomponeerd als een ode aan Debussy.
Daar, waar de meeste kwartetten hun best doen om de verschillen tussen de beide werken te accentueren, legde het Amsterdamse Alma Quartet juist de nadruk op hun gelijkenis, waardoor Ravel af en toe zelfs als een bijna letterlijke kopie van Debussy klonk. Voor mij werkte de aanpak zeer verhelderend en ik zou ze graag naast elkaar op een cd willen (her)beluisteren.
De keuze voor de tempi vond ik soms best merkwaardig. Voornamelijk de langzame delen kregen een super softe behandeling waardoor ze in een eeuwig durende oase van rust en zoetere dan zoete klanken veranderden. Heel erg mooi, dat wel, maar men paste het iets te vaak toe, waardoor het op den duur een beetje ‘slepend’ werd in mijn oren.
Erwin Schulhoff in 1924. Houtsnee van Conrad Felixmüller. Lindenau-Museum, Altenburg, VG Bild-Kunst
Net als Debussy, zijn leraar, en zeer zeker Ravel, stond ook Schulhoff open voor alles, alleen voerde hij het nog verder door, tot in het extreme. “Muziek moet voornamelijk fysiek plezier, zelfs een extase bij de luisteraar teweegbrengen. Zij is geen filosofie, haar oorsprong ligt in de extatische situaties en haar uiting in het ritme”, schreef Schulhoff in 1919. Geen wonder, dat de synthese van jazz en klassieke muziek voor hem niet alleen een uitdaging, maar zelfs zijn artistieke credo was.
Dat hoor je ook in zijn tweede strijkkwartet uit 1925, waarin hij behalve de door jazz geïnspireerde ritmiek ook de Tsjechische volksmuziek verwerkte. Het Alma Quartet speelde het werk zeer levendig, met een voorbeeldige punctatie en een klank waar je in zou kunnen willen verdrinken. Meesterlijk.
Geen complexer strijkkwartet het nummer acht van Sjostakovitsj. De musicologen bestrijden elkaar in het zoeken naar de verborgen betekenissen: was het een aanklacht tegen het fascisme of juist niet? Volgde hij hiermee de lijn van de partij of verzette hij er zich juist tegen?
Allemaal flauwe kul, uiteraard, want alles wat Sjostakovitsj wilde zeggen staat gewoon in de noten. Dat hij met zijn eigen initialen DSCH rijk strooide? Niet voor de eerste keer, bijna al zijn werken zijn er mee gelardeerd. Dat hij zo veel citaten van zijn andere stukken hier in verwerkte? Ook niets nieuws: componisten citeren zichzelf graag, zeker als ze in tijdnood komen (het kwartet is gecomponeerd in drie dagen). Of als ze denken dat ze al eerder iets briljantst hebben gemaakt (een inderdaad geniale tweede pianotrio in dit geval).
Programmatisch stuk of niet: prachtig is het wel. Niets voor niets is het één van de meest gespeelde kwartetten uit de twintigste eeuw!
De Alma’s hebben het kwartet gespeeld als één geheel, waarin alle delen naadloos in elkaar overgingen, zo doende een eendelige symfonie voor strijkkwartet creërend. Prachtig vond ik het, want zo kon men niet alleen beter de herhalingen en de citaten daar uit vissen maar ze ook met elkaar in verbinding brengen. Het was alsof ze wilden zeggen: hou nou eens op met dat eindeloze geouwehoer en luister naar de muziek pur sang! Of dat de bedoeling was weet ik natuurlijk niet, maar zo heb ik het ervaren, waarvoor ik de heren meer dan dankbaar ben.
En toen was er een toegift: het Romance uit het Divertimento for String Quartet op.14 van Schulhoff, een prachtige belichaming van de romantisch-sentimentele kant van de componist. Als tempoaanduiding staat er ‘Ruhig fliessend’ bij en zo hebben de heren het gespeeld, ‘rustig voorbijvliegend’, vrij vertaald dan.
Marc Daniel van Biemen kondigde het stuk aan met een verontschuldigende glimlach op zijn gezicht, het duurde maar kort, zei hij. De toevoeging, die snap ik wel: de helft van het publiek was toen al weg. Duurde het concert ze te lang? Voor mij mocht het eeuwig doorgaan.
Gelukkig werd het optreden gisteren live uitgezonden en wie er niet bij was – maar ook wie er bij waren en net als ik wilden dat het concert nooit eindigde – kan het op de radio terugluisteren:
Strijkkwartetten van Schulhoff, Debussy, Sjostakovitsj en Ravel
Alma Quartet: Marc Daniel van Biemen, Benjamin Peled (viool), Jeroen Woudstra (altviool), Nitzan Laster (cello)
Gehoord 11 juli 2017 in de Kleine Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam
Dat de album een zeer uitnodigende titel Parfum draagt snap ik wel. De op deze cd verzamelde liederen op Franse gedichten uit de tweede helt van de negentiende eeuw hebben een bijzondere seksuele aantrekkingskracht op de toeschouwer.
Alles is mooi aan deze cd. Of het de geheimzinnige cyclus Sheherezade van Maurice Ravel is of de onbekende jeugdwerkjes van de vijftienjarige Benjamin Britten: ze laten je bedwelmd en beneveld achter. Zelfs de overbekende ‘L’Invitation au voyage’ van Henri Duparc klinkt zoals ik hem nooit eerder heb gehoord. Mysterieus en onaards mooi.
Maar het meest ontroerd en getroffen werd ik door ‘Épiphanie’ van Charles Koechlin. Het lied op zich is al een wonderschoon juweeltje, maar in de vertolking van Christiane Karg (en het orkest!) wordt het een door gouden glans geschaduwd schilderij.
Karg heeft een zeer geschikte stem voor de door haar vertolkte liederen: licht, zuiver en zilverkleurig. Haar interpretatie is sierlijk en elegant, laverend tussen de pasteltinten van het impressionisme en de donkere kleuren van het symbolisme. Net als de gedichten die zij zingt. Dat het tegelijk gevoileerd klinkt draagt bij aan de mysterie ‘vrouw’. Ze zou Melisande kunnen zijn. Of zelfs de Sheherezade.
De jonge Duitse dirigent David Akham doet voor haar niet onder en dirigeert alsof hij in zijn dirigeerstokje een complete poëziealbum heeft opgeborgen. Wat een cd!
Parfum
Liederen van Ravel, Debussy, Britten, Koechlin en Duparc
Christiane Karg (sopraan)
Bamberger Symphoniker olv David Afkham
Berlin Classics BR 0300832BC
Muziek kan je leven redden. Letterlijk. Anita Lasker-Wallfisch heeft Auschwitz overleefd. En ook Bergen Belsen. Dat het door de muziek komt, dat weet zij zeker. Zij was 16 toen zij opgepakt werd. Haar ouders waren toen al dood, maar dat wist zij nog niet.
Jonge Anita speelde cello en eenmaal in Auschwitz werd zij ingezet in het Vrouwenorkest, dat geleid werd door Alma Mahler, het nichtje van Gustav. Na de oorlog kwam ze naar Londen, trouwde met de pianist Peter Wallfisch en was een medeoprichtster van het English Chamber Orchestra.
Haar zoon, Raphael is ook een cellist. Een beroemde ook nog, met veel opnamen op zijn naam. En zijn zoon, Benjamin, is een dirigent. Vader en zoon Wallfisch hebben samen een opname gemaakt, die zij aan hun in de kampen gedode familieleden hebben opgedragen. De cd is vlak voor de Holocaust Memorial Day op 27 januari 2014 uitgebracht.
Het is een verrassende cd geworden, want naast – bijna vanzelfsprekende – Bloch’s Schlemo staat er ook diens zelden gespeelde Voice in the Wilderness bij en Ravel’s Kaddish volgt op André Caplet’s Epiphanie (d’apre une légende éthiopienne).
Dat laatste ontgaat mij een beetje, het voelt als een vreemde eend in de bijt. Ik moet ook eerlijk bekennen dat ik geen affiniteit met het werk heb. Het kabbelt maar voort. Daarvoor in de plaats had ik liever Baal-Shem van Bloch gehoord.
Of iets van Joseph Achron. Of van Alexander Krein.
Of de andere twee van Ravel’s Mélodies hébraique. En al prefereer ik de gezongen versie van ‘Kaddish’ (mag ik een aanbeveling doen? Gerard Souzay!) dan moet ik bekennen dat Raphael Wallfisch met zijn cello mijn hart heeft gestolen. Maar het allermooiste vind ik het orkest. Zacht. Lief. Liefdevol.
ERNEST BLOCH
Ernest Bloch
Vaak wordt mij gevraagd of er zoiets bestaat als Joodse muziek …. Nou en of!
Neem alleen maar Ernest Bloch. Hij werd geboren in 1880 in Genève in een geassimileerd gezin. Rond zijn vijfentwintigste raakte hij geïnteresseerd in alles wat met het Jodendom te maken had en vertaalde het in zijn taal – muziek.
“Ik ben geïnteresseerd in de Joodse ziel” schreef hij aan Edmund Fleg, voorzanger en librettist van zijn opera Macbeth. “Dat alles wil ik in muziek vertalen”.
Hij ontwikkelde een zeer eigen stijl: zijn composities geven de sfeer weer van Hebreeuwse gezangen, zonder het in feite te zijn. Het was namelijk zijn bedoeling niet om oude Hebreeuwse muziek te reconstrueren, maar om zijn eigen,goede muziek te schrijven, want, zoals hij zei, hij was geen archeoloog. Het is hem gelukt.
Hieronder vertelt Raphael Wallfish over zijn opname:
Ernest Bloch – Voice in the Wilderness; Schelomo. Rapsodie hébraïque
André Caplet – Epiphanie (dápres une légende éthiopienne)
Maurice Ravel – Mélodie hébraïque, Kaddish
Raphael Wallfisch, cello
BBC National Orchestra of Wales olv Benjamin Wallfisch Nimbus NI 5913