Lucas_van_Lierop

Plotseling uitval titelrolvertolker in Peter Grimes leidt niet tot scheepsramp


 
 
Tekst: Neil van der Linden

De plotseling uitval van de titelrolvertolker in Peter Grimes leidde niet tot een scheepsramp. Flauwe woordspeling, maar deze opera zit zo vol ongelukken dat De Nationale Opera er nog niet nog één bij had kunnen hebben. Weer flauw. En ook flauw: plotselinge invaller John Findon zong en acteerde uiterst geloofwaardig het wrak waarin het titelpersonage in de loop van deze opera transformeert.

Benjamin Brittens Peter Grimes ging in première in 1945 toen de Tweede Wereldoorlog nog maar nauwelijks achter de rug was. De opera toont hoe volkshetzes tegen ‘de ander’ dood en verderf zaaien. En hoe dat in zijn werk ging had Europa de jaren ervoor op gruwelijke wijze ervaren.

Deze opera gaat over hetzes en hoe een massa gemakkelijk zondebokken zoekt. De ongetrouwde en op zichzelf wonende visser Grimes, wie het in zijn werk bovendien voor de wind gaat, is binnen de bekrompen gemeenschap van het kleine dorp waar hij woont een ideaal mikpunt. Hij is al eens aangeklaagd wegens de dood van een onder hem gestelde scheepsjongen. De opera begint als hij wordt vrijgesproken, omdat naar zijn zeggen hun vissersboot door een storm was afgedwaald en de jongen als gevolg van honger en dorst was omgekomen. Wel adviseert de rechtbank Grimes om geen jongens meer in dienst te nemen.

Toch gaat Grimes op zoek naar weer een jonge varensgezel, omdat hij ze, zoals hij zegt, aan boord nodig heeft, en hij bovendien kansarme jongeren zo aan een bestaan helpt.  Door bemiddeling van een vroegere collega, Balstrode en de dorps onderwijzeres Ellen Orford komt hij in contact met een jongen uit het weeshuis. Intussen stapelen de geruchten in het dorp zich steeds verder op. Als de tweede jongen blauwe plekken blijkt te hebben opgelopen wordt er een klopjacht op Grimes gestart. Grimes vlucht met de jongen, maar daarbij komt de jongen ten val en sterft.

Die val wordt in deze enscenering trouwens erg knap uitgebeeld. Als de dorpelingen hier achter komen, adviseert Balstrode Grimes in zijn eentje de zee op te gaan en daar zijn boot tot zinken te brengen. Een nieuwe dag breekt aan en iedereen gaat weer aan het werk. Het bericht dat in de verte een boot vergaat wekt geen enkele beroering. Het leven gaat verder, net als de beweging van de getijden. (Denk aan Brueghels De Val van Icarus, dat Britten mogelijk kende doordat zijn geregelde tekstschrijver W.H. Auden over dat schilderij had gedicht, en denk ook aan de finale van Bergs Woyzeck, en denk aan de dood van Tchaikovsky).

W.H. Auden gedicht Musée des Beaux Arts (1938):

https://en.wikipedia.org/wiki/Mus%C3%A9e_des_Beaux_Arts_(poem)

Mede gezien Brittens persoonlijke leven, gaat de opera zeker ook over homoseksualiteit, en de vijandigheid van de maatschappij tegen homoseksuelen. Britten kond in 1945 bijvoorbeeld nog niet eens vermoeden dat een paar jaar later Alan Turing, de wiskundige zonder wiens ontcijfering van de gecodeerde boodschappen tussen de militaire eenheden van de Nazis WOII hoogstwaarschijnlijke anders was gelopen, wegens homoseksualiteit gedwongen zou worden om zich chemisch te laten castreren, en vervolgens voor zelfmoord koos.

Britten wist, misschien door een juiste don’t ask don’t tell strategie, te overleven; ook al was zijn relatie met de tenor Peter Pears een publiek geheim. Pears zong de titelrol tijdens de première van Peter Grimes en zou de rol nog vele malen zingen, onder meer op de legendarische Decca opname met Britten zelf als dirigent.

Peter Grimes met Peter Pears, dirigent Benjamin Britten:

Een andere legendarische registratie is die onder Colin Davis met John Vickers in de titel rol, aan wie John Findon wel doet denken, vocaal, vanwege dat beetje gruizige, baritonale in de stem, maar ook qua uiterlijk, breed gezicht, flinke werkhanden.

Peter Grimes met John Vickers, Colin Davis:

John Findon had zich in één dag de mise-en-scène eigen gemaakt en de rol zat hem als gegoten. Ik ben natuurlijk toch ook benieuwd naar Issachah Savage, de tenor die nu vervangen moest worden vanwege keelontsteking, maar die als zijn gezondheid het toe laat wel de rest van de voorstellingen gaat zingen. Als Afro-Amerikaan was hij nog gemakkelijker te typecasten als outsider.

Als het lukt nog eens te gaan kijken valt ook te vast te stellen of Lorenzo Viotti nog verder in zijn aanpak groeit. Het hele ensemble, koor, solisten en orkest, werden nu strak en vitaal geleid. Maar misschien kon het een en ander hier en daar nog geprononceerder. Er zit zoveel duisternis en er zit zoveel emotie in die partituur. Ik was in de gelegenheid zowel de première als de laatste voorstelling van Der Rosenkavalier te zien, en die uitvoering was toen ook duidelijk nog verder gerijpt, juist doordat Viotti deels vlotter met de noten durfde om te gaan.

En nu de regie. Tot de (vele) mooiste passages uit de opera behoren de vier Sea Interludes, atmosferische orkestrale tussenstukken. Die betekenen niet dat er op het toneel niks mag gebeuren, hun sfeer is wel een sfeer van bezinning. Zo werd in deze enscenering alleen de vierde interlude gebruikt: een toneelopening-grote filmprojectie met een onderwater gefilmd gezicht van, als ik het juist heb, de kennelijk verdrinkende of verdronken Balstrode, Leigh Melrose.

Of we hieruit moesten concluderen dat er meer aan hand was tussen Grimes en Balstrode was niet helemaal duidelijk. Maar mooi was het beeld wel. Leigh Melrose’s stem trouwens ook. En zijn acteerprestaties. Niet per se ogend als een scheepskapitein met pensioen, werd hij vaak opgevoerd als degene die de actie op het toneel leidde, en die bijvoorbeeld ook de massa in bedwang houdt tijdens de klopjacht op Grimes aan het eind.

Een andere sterke schakel in het verhaal is onderwijzeres Ellen Orford, acteertechnisch en ook vocaal erg sterk bezet door de Zuidafrikaanse Johanni van Oostrum. Zangtechnisch was de rest van de cast ook prima voor elkaar.

Jammer is dat de regie blijkbaar bang was dat veel van die andere rollen te weinig te doen hadden en dus zien we Auntie, de eigenares van het dorpscafé, hinkend rondlopen met een stok, wat al snel monotoon wordt. En ook al wordt in het libretto gesuggereerd dat de mannen van het dorp ook naar het café komen voor Auntie’s twee aantrekkelijke ‘nichtjes’, het idee dat het café dan tevens bordeel is hoeft ons niet voortdurend worden ingewreven; tot en met een copulatiescene vooraan op het toneel.

Daar kunnen de uitstekende zangers, respectievelijk als Auntie Helena Rasker, als Niece 1  Thembinkosi Slungile Magagula, als Niece 2  Sophia Hunt en als Bob Boles Lucas van Lierop (die op gegeven moment zelfs met afgezakte broek over het toneel moet strompelen en dan natuurlijk struikelt) verder niets aan verhelpen. Maar misschien heeft Britten in dit soort scenes zelf vaak wat veel tierelantijnen aangebracht.

Dat de regisseur ervan uit gaat dat een erotische obsessie met jongens in de opera een rol speelt, of in elk geval een obsessie met jongensachtige puurheid, moge blijken uit het feit dat  tot twee keer toe tijdens zijn optreden een man in een beigewit pak en met beigewitte hoed ten tonele laat verschijnen, een evenbeeld van Gustav von Aschenbach in Luchino Visconti’s verfilming van Thomas Manns Der Tod in Venedig, waarin Von Aschenbach gek wordt van zijn obsessie voor de jonge Tadzio. Britten zou in 1973 trouwens de opera Death in Venice componeren, zijn laatste, ook gebaseerd op Thomas Manns roman.

Brittens Death in Venice in Glyndebourne 1990:

De scènes met twee, drie of vier personages zijn telkens wel goed geregisseerd, simpel, doelmatig, duidelijk. En als het koor als homogene massa optreedt, ziet de groepschoreografie er ook indrukwekkend uit, onder meer in de scenes waar de massa bedreigend moet zijn en er dan ook zo uitziet.

Sterk is ook een scène waarin Britten zelf muzikaal veel tierelantijnen voor op het podium heeft aangebracht, in de gedaante van het tingeltangel-orkestje dat tijdens een dorpsfeest optreedt, en we dat op het podium zien. In het besef van wat er broeit in het dorp ziet dat er ook eng uit, ook omdat je door de belichting de feestvierders nauwelijks ziet.

In een andere enge scène zien we de dorpelingen in de kerk zitten, waarbij de kerkmuren uitgebeeld zijn door horizontale balken, die gitzwart afsteken tegen wat we van de felverlichte kerkgangers zien, waarvan alleen de kruinen, de handen met daarin de psalmenbundels en de bovenbenen zichtbaar zijn.

Qua decor en belichting is ook een beeld vlak voor het slot uitermate sterk: drie verticaal hangende sloepen met daarop filmische projecties van water, alsof ze onder water te drijven. In de de linker en de rechter sloep zien we het ondergedompelde lijk van een jongen, de middelste is leeg; misschien is die bedoeld voor Grimes…. Door de vorm van de drie sloepen en de belichting lijken ze ook op gotische kerkramen. Het is dan dat de voorstelling je echt naar de keel grijpt.

Peter Grimes (1940) van Benjamin Britten (1913-1976) door De Nationale Opera
Muzikale leiding  Lorenzo Viotti
Regie  Barbora Horáková

Peter Grimes  Issachah Savage, John Findon*
Ellen Orford  Johanni van Oostrum
Captain Balstrode  Leigh Melrose
Auntie  Helena Rasker
Niece 1  Thembinkosi Slungile Magagula
Niece 2  Sophia Hunt**
Bob Boles  Lucas van Lierop
Ned Keene  Will Liverman
Nederlands Philharmonisch Orkest

Koor van De Nationale Opera, instudering Edward Ananian-Cooper

Gezien 7 oktober in het Muziektheater Amsterdam

Foto’s: ©  De Nationale Opera | Monika Rittershaus

Behind the scenes:

Een fraaie BBC televisieopname uit 1969:

Trailer voor de enscenering van  Peter Grimes door Willy Decker:

Een p.s.

Over Clair Denis’ Beau Travail waarin zij muziek uit die andere ‘queer pionierende’ opera gebruikt, Albert Herring:



 
 Peter Grimes in Düsseldorf:
petergrimesdusseldorf

Peter Grimes in Gent:
Peter Grimes in Gent: herinneringen aan een prachtige productie

Peter Grimes in Aldeburgh:
Peter Grimes in Aldeburgh

Death in Venice:
Death in Venice: een autobiografisch testament?

Dansen op de bom. Dr Atomic in Utrecht

Tekst: Neil van der Linden

Op het podium in de Utrechtse Werkspoorkathedraal is het juni 1945. We bevinden ons in de montagehal waar de eerste kernbom in elkaar wordt gezet, in de woestijn van Los Alamos, New Mexico. Duitsland heeft kort tevoren gecapituleerd, maar Japan nog niet. Het gevaar van een Duitse kernbom is geweken. Duitsland was sowieso minder ver met de ontwikkeling van een kernwapen dan gedacht.

Maar wat om de Duitse overgave af te dwingen werkte, massale bombardementen van steden, zou in Japan misschien niet doeltreffend genoeg kunnen zijn. Bovendien waren er vermoedelijk hooggeplaatste militairen die de kans niet zouden willen mislopen de bom op een slagveld uit te testen; voordat ook de oorlog met Japan al op een andere manier tot een einde zou zijn gekomen. Dus gaat de ontwikkeling van de eerst kernbom in hoog tempo door.

De Dr Atomic in de opera van componist John Adams en librettist Peter Sellars is J. Robbert Oppenheimer, de in 1904 geboren briljante kernfysicus, die de leiding heeft over het ontwikkelen van de bom. De opera speelt zich af in de uren en minuten voordat een testversie van de bom tot ontploffing wordt gebracht in een afgelegen deel van de woestijn, terwijl het stormt, regent en bliksemt, zodat alles goed fout zou kunnen gaan.

Anders dan in zijn voorgaande operas Nixon in China en Death of Klinghofer zit er in Dr Atomic weinig actie, afgezien van de grote knal zelf, die we overigens niet te zien krijgen, want het libretto stopt een paar seconden ervoor.

Alice Goodman, librettist van Nixon in China en Death of Klinghofer, hield van snelle plotwendingen. Dr Atomic is in zekere zin één grote plot, rond de vraag of het ontwikkelen van een atoombom politiek en moreel gerechtvaardigd is, en wat er allemaal fout zou kunnen gaan tijdens de test, maar wat we daarvan zien is voornamelijk personages die in lange frasen daarover van gedachten wisselen.

Het libretto is voor een belangrijk deel een collage van teksten uit overheidsdocumenten en opinieartikelen van indertijd, met daarnaast citaten uit het werk van de Oppenheimers favoriete dichters John Donne en Charles Baudelaire en uit het Hindoe-epos de Bhagavad Gita, die Oppenheimer ook tot zijn favoriete lectuur rekende. En van een tijdgenote, de Amerikaans-Joodse dichteres en politieke activiste Muriel Rukeyser, uit wier werk de twee vrouwelijke personages in Dr Atomic te zingen krijgen.

Voor de opvoering ter gelegenheid van hun 200-jarig bestaan kreeg het Utrechts Studenten Concert de beschikking over de Werkspoorkathedraal, een vrijwel intacte, in zijn industriële lelijkheid overweldigend mooie hal van de voormalige Werkspoor treinenfabriek in Utrecht. Tegenover de tribune waar het publiek zit is een gigantisch podium opgebouwd die de assemblagehal van de bom voorstelt en waar de productie zich afspeelt. Het orkest zit tussen publiekstribune en speelpodium. Een ambiance die in een operahuis moet worden nagebouwd en die hier al staat. Het door de hoge zijramen rondom binnenvallende ‘natuurlijke’ grijzige avondlicht zou in een theater ook alleen met moeite kunnen worden nagebootst.

De ‘documentaire-theater’-opzet van de opera’s van John Adams en Peter Sellars vraagt eigenlijk elke keer weer om een vorm van hyperrealisme. Sommigen zullen zich herinneren hoe bijna absurd-realistisch de personages en ook het vliegtuig, de Airforce 1 waarmee het echtpaar Nixon en Henry Kissinger in Bejing landden, er in Sellars’ eigen enscenering van Nixon in China uitzagen. De voorstelling was indertijd in het Holland Festival te zien en op Youtube staat een herneming van die enscenering.

Het Dr Atomic/Oppenheimer-personage in Utrecht, vertolkt door Quirijn de Lang, kan qua uiterlijk zo van een historische foto zijn weggelopen. Agris Hartmanis alias General Leslie Groves en Jeroen de Vaal alias Captain James Nolan lijken op personages uit Dr Strangelove, Stanley Kubrick’s satire over de eerste atoombom. Wel kreeg één van de mannelijke personages een wat andere benadering: de ‘dissident’ Robert Wilson, de meest gewetensbezwaarde van het ontwerpteam, vertolkt door Lucas van Lierop. Het personage draagt een lichter grijs pak en heeft lange blonde krullen. Hij wordt in de enscenering ook telkens wat helderder belicht, lijkt het. In combinatie met zijn fraaie, ook in de hoogte overtuigende tenorstem krijgt Van Lierops personage in deze productie iets van een Wagneriaanse protagonist.

De rolbezetting is sowieso zang- en acteer-technisch voorbeeldig. Quirijn de Lang verbeeldt met zijn warme bariton en ook in het acteren Oppenheimers sympathieke kanten. Hartmanis en Groves zijn met hun bas-baritons Wagneriaanse slechteriken als  koud berekenende, cynische vertegenwoordigers van het militair-politieke apparaat. In de tekst wordt gedelibereerd welke Japanse stad het eerst aan de beurt moet komen en of er meteen ook een tweede stad moet worden gebombardeerd.

Oppenheimer zelf heeft inmiddels bedenkingen tegens het project, wetenschappelijk en morele: het is nog niet duidelijk of een eenmaal ingezette nucleaire reactie plaatselijk blijft, in niet een oncontroleerbare keten van reacties in gang zet waarvan niemand weet waar die eindigt, of niet eindigt. Zelf was hij een ijverige lezer van de Hindoe-mythologie, onder meer de Bhagavad Gita, waarin een totale vernietiging van de aarde wordt beschreven; ‘Now I am become Death, the destroyer of world’, zou hij hebben gezegd op het moment dat onder dwang hij het ontstekingsmechanisme voor de kernproef toch in werking zette.

De vrouwelijke personages hebben een abstracter karakter. De tekst van echtgenote Kitty Oppenheimer (sopraan Jeannette van Schaik) bestaat uit citaten uit de poëzie van Muriel Rukeyser, onder meer haar gedicht Easter Eve over de slag om Okinawa en de talloze slachtoffers die daarbij vielen.

Huishoudster’ Pasqualita, van native New Mexico- ‘Indiaanse’ komaf, (alt Maria Koshiishi) zingt ook dichtregels van Rukeyser en verder apocalyptische strofen uit de Bhagavad Gita.

In zijn eigen regie visualiseerde Sellars ook deze twee vrouwenrollen als hyperrealistisch, herkenbaar als personages gekleed in de stijl van de jaren veertig. In de regie van Wim Trompert zijn ze mythischer, Kitty als een soort Brünnhilde en Pasqualita á la Erda, zoals ze in deze enscenering telkens oprijst uit en weer verdwijnt in de tunnel waarin de bom tot explosie zal worden gebracht.

In zulke passages is Adams’ partituur op haar meest lyrisch, en tegelijk haar meest Wagneriaans, waarbij de beide zangeressen ook zangtechnisch weergaloze respectievelijk Brünnhilde- en Erda-kwaliteiten mogen ontplooien.

Het koor van de Utrechtse Cantorij kreeg ook alle ruimte om zangtechnisch te excelleren en in fraaie groepschoreografieën te acteren. De akoestische balans tussen solisten, koor en orkest viel bovendien bewonderenswaardig goed uit. De akoestiek van de hal zorgde in combinatie met enkele elektronische aanpassingen ervoor dat de klank van orkest, koor en solisten optimaal tot haar recht kwam. Adams briljante orkestraties, met onder meer uitgebreide slagwerk- en kopersecties, maar ook een contrabasklarinet, worden breed uitgemeten.

Complimenten voor de geluidsregie, die er bovendien voor zorgde dat de door Adams voorgeschreven elektronische geluidseffecten spectaculair tot hun recht kwamen. Ik zou niet goed kunnen aangeven waarin de prestaties van het Utrechts Studenten Concert, formidabel gedirigeerd door Bas Pollard zouden onderdoen voor die van een professioneel orkest. In deze opstelling met vol zicht op de orkestbak was ook het speelplezier van het orkest fraai zichtbaar.  

De Engelse tekst van Dr Atomic eindigt een paar seconden voor de explosie plaats vindt. Na het versterven van de laatste orkestklanken volgt nog een passage in de elektronische soundtrack waarin teksten in het Japans worden uitgesproken. Het zijn flarden tekst over ouders die hun kinderen kwijt zijn of water zoeken voor hun kinderen.

Het zou om ouders uit Hiroshima en Nagasaki kunnen gaan. Het toneelbeeld eindigt met (de Japanse) Maria Koshiishi/Pasqualita die achteraan op het toneel met haar rug naar ons toe staat, waarbij de suggestie wordt gewekt dat zij de teksten uitspreekt. Oppenheimer/Kitty/Adams/Sellars pleidooi om ook bij de Japanse slachtoffers van de oorlog stil te staan krijgt zo extra versterking.

Het is misschien ook vanwege natuurkundige wetten geen toeval dat deze productie wordt opgevoerd juist nu nucleaire dreiging weer de kop op steekt vanwege de oorlog in Oekraïne. En dat toevallig dezer dagen ook Christopher Nolans film Oppenheimer uitkomt. En daar kan Wes Andersons film Asteroid City nog aan worden toegevoegd, die in een soort absurdistische ‘retro-futuristische’ replica van de wereld van Los Alamos speelt.

Tijdens de voorstellingen vindt ook een populair-wetenschappelijk congres over kernfysica en J. Robbert Oppenheimer plaats, waarin ook de interessante banden tussen Oppenheimer en Nederland ter sprake komen. Jammer voor de Utrechtse studenten is dat die banden vooral de universiteit van Leiden betreffen, maar ach.

Gezien 13 juli, Werkspoorkathedraal, Utrecht.

Quirijn de Lang J. Robert Oppenheimer (bariton)
Jeannette van Schaik Kitty Oppenheimer (sopraan)
Bart Driessen Edward Teller (bas)
Agris Hartmanis General Leslie Groves (bariton)
Lucas van Lierop Robert Wilson (tenor)
Jeroen de Vaal Captain James Nolan (tenor)
Maria Koshiishi Pasqualita (mezzosopraan/contralto)

Utrechts Studenten Concert olv Bas Pollard
Regie: Wim Trompert

Foto’s Ben van Duin en Neil van der Linden.

Voor meer informatie en kaarten:

Home

Dr Atomic op Spotify:

De Nederlandse Opera scene met Robert Oppenheimer, Kitty Oppenheimer, Pasqualita en koor:

Voorstelling in de New York Metropolitan Opera in de regie van Penny Woolcock:

Muriel Rukeyser:

https://en.wikipedia.org/wiki/Muriel_Rukeyser

.

Tannhäuser in Amsterdam: Wolfram wint

tannie-1

© Monika Rittershaus/DNO

Vergeet de middeleeuwen, de minnenzangers, de pelgrims… We zijn in negentiende-eeuwse Parijse theaterwereld beland en bevinden ons in een exclusieve herensociëteit Jockey Club, waar rijke heren in rookkostuums zich met ballerina’s vermaken. Die ballerina’s die lijken zo te zijn weggelopen van de schilderijen van Degas, maar algauw gaan de tutu’s, de rokjes en de smokings uit en men ‘vermaakt zich’.

tannie-3

© Monika Rittershaus/DNO

Nu is daar iets voor te zeggen. Wagner componeerde zijn opera voor Parijs en dat betekende dat het ballet er een grote rol in moest spelen. In die tijd was het ‘gebruikelijk’ dat de balletmeisjes na afloop van de voorstelling de heren van dienst moesten zijn. Maar, allerbelangrijkste: volgens het libretto bevinden we ons in de grot van Venus waar juist de bacchanalen plaatsvinden. Ik vond het een beetje gedoe en een beetje saai, maar ach..

Tannie4

Svetlana Aksenova (Elisabeth) en Daniel Kirch (Tannhäuser) © Monika Rittershaus/DNO

De tweede acte was beslist beter, spannender ook. Goed, logisch was het allerminst, maar er waren zeer goed geslaagde scénes (opkomst van Elisabeth!) en de zangwedstrijd zorgde voor minutenlang prachtige muziek en goede zang, en daar komen we toch voor naar de opera!

tannie-9

Daniel Kirch (Tannhäuser) en Ekaterina Gubanova (Venus) © Monika Rittershaus/DNO

In de derde acte vond een soort ‘symbiose’ tussen de zinnelijkheid en de verheven geestelijkheid plaats. Zo ging Elisabeth onder de bontmantel van Venus de oneindigheid van de heilige dood in, en boven haar lichaam verenigde Wolfram zich met de liefdesgodin in een eeuwigdurende omhelzing. Waarna iedereen het ‘goed vond’ met iedereen.

tannie-7

Svetlana Aksenova en Björg Bürger (Wolfram) © Monika Rittershaus/DNO

Ondanks de zware symboliek die ik niet altijd begreep (waarom moest één van de danseressen gewurgd worden?) vond ik de derde acte buitengewoon ontroerend. Het ligt voornamelijk aan de muziek, uiteraard, aan de hemels mooie Wolframs aria, aan het Pelgrimskoor, aan de opoffering scène van Elisabeth en aan de ‘Romerzählung‘, het monoloog van Tannhäuser. Allemaal muziek die ik niet met droge ogen kan aan horen.

De Nationale Opera 2019 Tannhäuser - credits Monika Rittershaus 322

Daniel Kirch (Tannhäuser) © Monika Rittershaus/DNO

Voor mij is Tannhäuser een echte Italiaanse opera, belcanto eigenlijk, met echte aria’s. Gegeven dat mijns inziens om ‘Italiaanse zangers’ vraagt, waarmee ik niet de nationaliteit bedoel. De italianitá, dat miste ik in de vertolking van de hoofdrol door Daniel Kirch. Zijn grote stem droeg prima, maar het ontbrak hem aan lyriek en subtiliteiten. Wat hij zong klonk minder als minnezanger en meer als Siegfried. Maar als acteur kon hij mij honderd procent overtuigen. En: hij heeft het volgehouden!

De Nationale Opera 2019 Tannhäuser - credits Monika Rittershaus 355

© Monika Rittershaus/DNO

Svetlana Aksenova was een prachtige Elisabeth. Zowel met haar verschijning, als met haar zang en haar acteren kon zij mij behoorlijk bekoren. Haar eerste aria zong zijn een beetje onzeker maar naarmate de opera vorderde werd zij sterker en ontroerender. Het is amper te geloven, maar het was haar eerste Elisabeth. Sterker: het was haar eerste Wagner. Brava!

https://www.facebook.com/DeNationaleOpera/videos/311568592815059/

tannie-8

Ekaterina Gubanova (Venus) © Monika Rittershaus/DNO

Ekaterina Gubanova was een prima Venus, aantrekkelijk en verleidelijk, maar een beetje onderkoeld. Haar zingen kon ook iets erotischer, maar ach… Het was een uitstekende prestatie.

Stephen Milling zette een imposante Langraf neer. Zijn ronde, ferme bas was welluidend en warm, met een niet gespeelde vaderlijke bezorgdheid naar zijn nicht toe. Maar daar waar nodig klonk hij afschrikwekkend. Fantastisch.

tannie-5

Svetlana Aksenova (Elisabeth) en Björg Bürger (Wolfram) © Monika Rittershaus/DNO

Maar allemaal verbleken ze bij de fenomenale Wofram van de jonge Björn Bürger. In jaren heb ik de rol niet beter, niet mooier, niet sensitiever horen zingen. Hij zag de rol, hij acteerde de rol en hij zong de rol. Zijn bariton is vederlicht maar met voldoende volume en een tenorale timbre. Van hem gaan we veel meer horen.

Helaas kon Kay Stieferman (Biterolf) mij niet echt bekoren, ik vond zijn stem schriel en weinig subtiel. Attilio Galser daarentegen zong een mooie Walther

Grote bravo’s voor de debuterende leden van De Nationale Opera Studio: Lucas van Lierop (Heinrich der Schreiber) en de zoetgevooisde Armeense sopraan Julietta Aleksanyan (Ein junger Hirt, hier vermomd als een serveerster). Wat een potentie!

Maar eerlijk is eerlijk, er kan maar één de winnaar zijn en dat is (naast Aksenova en Bürger) het Koor van de Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu). Ik weet het, ik weet het, ze zijn altijd fantastisch, maar nu hebben ze zich ruimschots overtroffen. Hun lezing van de ‘Pelgrimskoor’ is voor altijd in mijn oren gegriefd. Bedankt!

Enorme bravo ook voor het fenomenaal spelende Nederlands Filharmonisch Orkest. Wagner is natuurlijk koren op de molen van Marc Albrecht, maar ook hij heeft zich ditmaal overtroffen. De zoete, zachte tonen in de inleiding tot Avondster, de ijzige spanning aan het begin van de ‘Romerzählung’….

Mensen: gaat dat zien! Probeer het niet te begrijpen (al moet ik zeggen dat de personenregie van Loy echt prima was en nergens tegen de muziek in) en laat je voeren door de muziek en de fenomenale vertolkers.

Bezocht op 6 april 2019
Voor meer informatie en speeldata: website DNO

Over Tannhäuser in de niet voor de hand liggende opnamen

Liefde zonder zinnelijkheid is geen liefde. Het een en ander over Tannhäuser

In gesprek met Svetlana Aksenova