Kristine_Opolais

De speler

Tekst: Peter Franken

Deze opera van Prokofjev ging in 1929 in première in De Munt te Brussel. Ik zag het werk in 2005 bij Opera Zuid met Jeroen Bik en Francis van Broekhuizen in de hoofdrollen. En in 2013 bij DNO, een productie van Andrea Breth met John Daszak en Sara Jakubiak. Dmitri Tcherniakov maakte in 2008 een productie van het werk  voor Staatsoper unter den Linden. Een opname daarvan is door C Major op dvd uitgebracht.

De componist schreef zelf het libretto, naar de gelijknamige roman van Dostojevski uit 1868. De auteur stond onder grote druk van zijn uitgever om snel een nieuwe roman op te leveren wat resulteerde in een autobiografisch verhaal, hij was zelf gokverslaafd en kon gemakkelijk putten uit eigen ervaringen.

In De Speler is de hoofdpersoon Aleksey Iwanowitsj privéleraar van de kinderen van een gepensioneerde Russische generaal. Deze verblijft met zijn gevolg in een Duitse stad die voor het gemak Roulettenburg genoemd wordt. De privéleraar is hopeloos verliefd op Polina, de stiefdochter van de generaal, en stelt alles in het werk om in haar nabijheid te zijn en zijn liefde te betuigen. Maar zij lijkt vooral met hem en zijn gevoelens te spelen. Zo laat ze hem Baron Wurmerhelm en diens vrouw beledigen, gewoon om te zien of hij dat voor haar wil doen.

De generaal is aan lager wal geraakt en moet steeds meer geld lenen om zijn gokverslaving te bevredigen. Met vertrouwen wacht hij op het bericht van de dood van zijn vijfenzeventigjarige tante in Moskou die hem in één klap een grote erfenis zal nalaten, zodat hij vrij van schulden zal kunnen trouwen met de opportunistische Mademoiselle Blanche, een echte golddigger. Plotseling verschijnt echter de van haar doodsbed verrezen Babulenka in levenden lijve en zij begint verwoed haar vermogen aan de roulettetafel in te zetten en vooral te verliezen. De generaal en andere betrokkenen zien radeloos toe hoe hun toekomst en zekerheid als sneeuw voor de zon verdwijnt.

Als de rijke dame al haar liquide middelen heeft vergokt, aanvaardt ze de reis terug naar Moskou, met geleend geld want ze is nog steeds rijk, in het bezit van drie dorpen en twee huizen. De markies die de generaal financieel in de tang had met eerdere leningen haast zich naar Sint Petersburg om beslag te laten leggen op onroerend goed van de generaal. Hij laat voor zijn minnares Polina een bericht achter waarin zij 50.000 krijgt toegezegd, ter compensatie voor het feit dat de generaal nu ook haar bruidsschat kwijt is.

Aleksey heeft alle gebeurtenissen van nabij gevolgd, grotendeels als buitenstaander. Zijn handelen wordt vooral bepaald door het onvoorspelbare gedrag van Polina, ze heeft hem als het ware zijn eigen wil ontnomen en dan raak je bij zo’n borderline type al gauw in onbekende wateren. Tot zijn verrassing duikt ze ineens op in zijn kamer, met de brief van de markies. Ze wil die zijn (beloofde) geld in het gezicht smijten vanwege de beledigende suggestie dat ze te koop was.

Aleksey weet raad, hij leent geld van de vage Engelsman Mr. Astley die ook Babulenka’s treinkaartje heeft voorgeschoten, en gaat naar het casino. Door middel van een alles of niets spel laat hij daar alle banken springen en keert triomfantelijk bij Polina terug met een heus vermogen. Hij geeft haar de benodigde 50.000 en zij lijkt hem als nieuwe minnaar te accepteren.

De volgende ochtend krijgt echter Aleksey het geld in zijn gezicht gesmeten en is hij definitief een illusie armer. Hoewel niet moet worden uitgesloten dat hij daarna gewoon als een schoothondje achter haar aan blijft lopen tot ze hem zal vragen van een hoge rots af te springen om te tonen hoeveel hij van haar houdt. De speler gaat immers niet alleen over gokverslaving maar ook over blinde verliefdheid en borderline gedrag.

De Berlijnse productie laat een toneelbeeld zien in helblauwe tinten, er komt geen andere kleur aan te pas wat het geheel tamelijk kil en afstandelijk maakt. In een reeks met elkaar verbonden glazen ruimtes zien we een hotelkamer, een lobby met draaideur, de hotel lounge en nog een kamer. In de lounge zitten voortdurend keurig geklede gasten wat te praten, zonder zich iets van het opgewonden gedoe om hen heen aan te trekken. De kostumering is redelijk eigentijds met de markies in een lila sweater, Babulenka met bontmuts en Aleksey in een windjack met capuchon.

Blanche is natuurlijk op en top chic, prachtig gekapt en altijd op scherp om een nieuwe beschermheer aan de haak te slaan als de vorige het financieel laat afweten. Polina is in het zwart, steeds met een jas aan die ze pas uitdoet als ze tegen het einde Aleksey in zijn kamer komt opzoeken, als teken van haar overgave.

Vladimir Ognovenko is zeer geloofwaardig als de oudere man die niet alleen zijn erfenis maar ook zijn huwelijk met Blanche de mist in ziet gaan, waarbij je de indruk krijgt dat het tweede eigenlijk nog erger is dan het eerste. Ook hier blinde verliefdheid, voor Blanche is hij slechts een geldautomaat. Stephan Rügamer zet een sluwe markies neer. Als hij bij een nieuwe lening van 5000 de generaal een schuldbekentenis laat tekenen voor 10.000 weet je direct met wat voor griezel je te maken hebt.

De prachtig opgemaakte Silvia de la Muela is een schitterende typecast als Blanche. Binnen een paar minuten heeft ze zich al gehecht aan Prins Nilsky als blijkt dat Babulenka al haar geld aan het vergokken is.

Kristine Opolais geeft mooi gestalte aan de ondoorgrondelijke Polina al moet gezegd dat dit aspect van haar karakter wordt uitvergroot doordat we hoegenaamd niets van haar weten. Uiteindelijk komen we niet veel verder dan dat ze de stiefdochter van de generaal is en een verhouding heeft met de markies.

Misha Didyk is onnavolgbaar als de gefrustreerde huisleraar die zich gedraagt als een olifant met ADHD in een porseleinkast. Wilde gebaren, uitdagend puberaal handelen, ongrijpbaar voor alle betrokkenen met uitzondering van Polina.

Een prachtige voorstelling van een zeer toegankelijk 20e eeuws werk. Daniel Barenboim heeft de muzikale leiding.

Foto’s © David Baltzer


De Speler van Prokofiev. Discografie

De Speler in Amsterdam 2013: schitterende zang in een saaie productie, december

Fraaie Jevgeni Onegin uit Valencia

Tekst: Peter Franken

De vooral als cineast bekende Mariusz Trelinski kwam in 2002 met een zeer kleurrijke gestileerde productie van deze opera voor Teatr Wielki in Warschau. Van een voorstelling in 2011 in Valencia is een opname gemaakt die werd uitgebracht op C major.

Naar analogie van het begrip ‘doorgecomponeerd’ zou je hier kunnen spreken van ‘door-gechoreografeerd’. Op het toneel is permanent een oude man met wandelstok aanwezig die onopvallend, immers onzichtbaar, deelneemt aan de handeling. Het is de schim van de oud geworden Onegin die wordt achtervolgd door de herinnering van wat hij heeft aangericht en tegelijkertijd zichzelf heeft aangedaan. De introductie met het koor dat de eerste korenschoof komt aanbieden, is om die reden gecoupeerd, daar was Onegin nog niet bij betrokken.

In mijn beleving wordt Tatjana’s gedrag gespiegeld door Onegin waardoor de handeling een cyclisch karakter krijgt. Zij wordt op slag verliefd op een hybride van een reeks gesublimeerde romanhelden die plotseling in levende lijve voor haar lijkt te staan. Onegin heeft gelijk als hij het afdoet als een bevlieging. En ook als hij stelt niet geschikt te zijn voor een huwelijk.

Het duel met Lenski zegt meer over Onegin dan over zijn vriend. Lenski laat zich doden omdat hij teleurgesteld is in de liefde. Onegin stemt toe in het duel omdat hij teleurgesteld is in het leven, de ondraaglijke verveling van een ‘idle gentleman’ op het platteland. Na een jaar of vijf rondzwerven over de wereld is dat alleen nog maar erger geworden, die verveling, de leegte in zijn bestaan. Als hij Tatjana plotseling terugziet, in vol ornaat als lid van de high society, wordt hij op slag verliefd. Wederom niet meer dan een bevlieging, het resultaat van de illusie dat zijn leven heel anders had kunnen lopen als hij haar indertijd niet had afgewezen. In de laatste scène ontmoetten ze elkaar kort in die gemeenschappelijke droomwereld, waarna hun wegen zich definitief scheiden.

De eerste akte wordt gedomineerd door het gebruik van felle primaire kleuren: geel, groen, blauw. Tijdens de briefscène in de boomgaard is er een gestileerde felrode boom te zien. De feestscènes zijn wat gevarieerder van kleur, ingehouden carnavalesk met strakke choreografie. Tijdens het duel is het ijselijk donker. Voor iemand die de opera niet goed kent, zal deze filmische benadering wellicht wat afleiden, voor de kenner voegt het een feestelijke laag toe.

De titelrol wordt vertolkt door Artur Rucinski, goed gezongen maar vooral heel goed geacteerd. Hij krijgt prima tegenspel van Lenski en Tatjana. De immer verliefde Lenski komt in de eerste akte heel natuurlijk over in zijn gescharrel met Olga. Ook zijn gedrag in de tweede akte oogt zeer herkenbaar en zijn afscheidsaria voorafgaand aan het duel wordt hartverscheurend mooi gezongen. Een mooie rol van Dmitri Korchak.

Ik keek vooral uit naar Günther Groissböck als Gremin maar vond hem een beetje vlak. Hij kan een diepe warme stem opzetten maar dat komt er in deze voorstelling niet helemaal uit en Olga van Lena Belkina is vooral leuk om naar te kijken.

<iframe width=”560″ height=”315″ src=”https://www.youtube.com/embed/mlL_Us4Z1gk&#8221; title=”YouTube video player” frameborder=”0″ allow=”accelerometer; autoplay; clipboard-write; encrypted-media; gyroscope; picture-in-picture” allowfullscreen></iframe>

Kristine Opolais schittert als Tatjana, werkelijk een prachtige vertolking van deze paraderol. Gekleed in een lichtblauwe jurk in de eerste akte zien we haar tot societydiva getransformeerd in de slotakte, nu in een magenta creatie. Zeer effectief.

Waar het publiek in februari 2011 werd verwend met dit vakwerk van Trelinski, kreeg men in Amsterdam in juni een nogal warrige productie van Stefan Herheim voorgeschoteld. Achteraf denk ik dat DNO beter in Warschau had kunnen winkelen, net als het Palau de les Arts Reina Sofia in Valencia.

Trailer van de productie in Amsterdam:

De Speler van Prokofiev. Discografie

speler-noten

De Speler van Sergej Prokofjeff  (libretto van de componist naar de novelle van Fjodor Dostojevski) is een Freudiaanse ontleding van obsessies en verslavingen. Aan het gokken, aan liefde, aan geld, aan macht, aan alles eigenlijk.

Het tot het absurde doorgevoerde verhaal laat je moedeloos achter, want je kan je met geen enkel personage vereenzelvigen. Allemaal zijn ze even onsympathiek, al voel je soms een soort medelijden met ze en wil je ze af en toe iets van empathie meegeven.

Het geldt net zo goed de gekke Aleksej, die denkt met het “alles of niets spel” de liefde van zijn aanbeden Polina te winnen, als Polina zelf, de generaal, en al zeker de Baboelenka die haar hele vermogen aan de roulette tafel verspeelt. Een zwaarmoedig verhaal verpakt in groteske muziek.

DVD’S

FILM

speler-film

In 1966 werd de opera in de toenmalige USSR verfilmd in de “goede oude” Sovjet stijl (Capriccio 93510). De film is zeer realistisch in zwart/wit opgenomen en de sfeertekening is adembenemend. Op de een of andere manier deed het mij aan The Gaslight denken.

Zoals het toen gebruikelijk was werden de rollen door echte acteurs gespeeld die aan het playbacken waren. De zangers zijn mij onbekend, maar het is niemand minder dan Gennady Rozhdestvensky die het orkest van de USSR National Radio and Television dirigeert.

TCHERNIAKOV

speler

Acht jaar geleden is De Speler live opgenomen in de Staatsoper Unter den Linden in Berlijn. Het was een coproductie met de Milanese Scala en de regie was in handen van Dmitri Tcherniakov. Ik moet u eerlijk zegen – vanaf het begin tot het eind zat ik er meer dan geboeid naar te kijken en toen het afgelopen was heb ik de BD (C-Major 701 804) opnieuw gedraaid.

Hier speelt het verhaal zich in een chique hotel af, waar allemaal deftige mensen logeren en waar Aleksej (onvoorstelbaar goede Misha Didyk) een buitenbeentje is. Zijn rol is een echte tour de force en hij haalt de eindstreep zonder problemen. Chapeau!

Vladimir Ognovenko is ook zo’n held. Ademloos keek en luisterde ik naar wat hij met de rol van de generaal deed. En dan Stefania Toczyska als Baboelenka! Zij beheerst de bühne vanaf het moment dat zij, gekleed in haar bontjas onverwachts arriveert totdat zij, totaal blut gespeeld maar weer eens ophoepelt.

De toen nog zeer jonge Kristine Opolais is een fantastische Polina en Stephan Rügamer een gedroomde Markies. Maar de erepalm gaat nu, voor de verandering, naar de regisseur. Hij weet alle personages in al hun gekte tot op het bot te analyseren en zijn personenregie kan als voorbeeld dienen voor hoe het moet. Wat mij betreft – een absolute MUST!

Hieronder een fragment:

CD
GERGIEV

speler-gergiev

Het valt niet altijd mee om naar de muziek sec te luisteren, zeker niet als je het libretto niet goed kent en de taal niet machtig bent. Maar met een beetje voorkennis en de tekst in je hand is het alleen maar een belevenis om de opera in de uitvoering van de Mariinski ensemble onder Valery Gergiev te kunnen beluisteren. Het orkest speelt zeer ritmisch en volgt niet alleen de muziek, maar ook de taal, wat niet meer dan logisch is.

Sergei Aleksashkin is een fantastische generaal, met zijn stem alleen weet hij alle emoties over te brengen en Vladimir Galuzin zingt een prima Aleksej, al haalt hij het niveau van Didyk niet.

De opname uit 1996 is, samen met zes andere opera’s van Prokofjev, waaronder de zelden gespeelde Betrothal in a Monastery en een echte rariteit, de totaal vergeten ‘Sovjet-opera’ Semjon Kotko, in een box met veertien cd’s op de markt uitgebracht. Er zitten geen libretto’s bij, maar het kost ook bijna niets (Decca 4782315).

Prokofjeff speelt en praat over zijn muziek (in het Russisch, helaas geen ondertitels):

De Speler door de Nationale Opera in Amsterdam: DE SPELER in Amsterdam, december 2013

Voor de recensie van Semjon Kotko zie:

SEMJON KOTKO. ZaterdagMatinee november 2016

Kristine Opolais stelt teleur maar Koninklijk Concertgebouworkest maakt alles goed

opolais

foto: Lieneke Effern

Soms is het zo gek nog niet om iets, waar je vreselijk van houdt, even los te laten.
Of,om iemand die je dierbaar is een tijdje niet zien. De gevoelens bij het weerzien zouden zo maar tot een (onvoorziene) hoogtepunt in je leven kunnen leiden.

Het is al een tijd geleden, dat ik het Concertgebouworkest voor het laatst live hoorde: het waarom laat ik in het midden. Gisteren hebben we elkaar weer eens ontmoet en de oude liefde bloeide weer op, met een intensiteit, groot genoeg om de vlam in de pan te veroorzaken. Hoe kon ik vergeten hoe prachtig het orkest is?

Opnieuw laafde ik mij aan de warme en liefde klanken van de strijkers en de gouden gloed van het koper. Waar ter wereld vind je de tutti die zo één voor één een eigen solistische carrière zouden kunnen beginnen, maar er voor kiezen om samen een één klank te toveren?

Op woensdag 12 mei speelde het orkest onder leiding van Semyon Bychkov een Russisch romantisch repertoire van Tsjaikovski en Rachmaninoff.

Ook aan de liefhebber van de vocale muziek werd gedacht: niemand minder dan Kristine Opolais maakte haar lang verwachte Amsterdamse debuut bij het Koninklijk Concertgebouworkest. Ook voor mij was het de eerste keer dat ik de Letse stersopraan live hoorde.
Mijn verwachtingen waren groot en ik werd behoorlijk teleurgesteld.

Het is, denk ik, haar schuld niet dat haar optreden heel erg ongelukkig werd geprogrammeerd tussen Romeo en Julia van Tsjaikovski en Symfonische dansen van Rachmaninoff.

Dat het – qua componistennamen dan – op papier klopte (Tsjaikovski- Rachmaninof – Tsjaikovski – Rachmaninoff) betekent nog niet dat het logisch was.

Ingeklemd tussen de passionele ouverture van Tsjaikovski en Tatyana’s briefscène uit diens opera Evgeni Onjegin, had Rachmaninoffs verstilde romance Zdes’ khorosho (het is hier mooi) geen kans van overleven.

Het, oorspronkelijk voor enkel pianobegeleiding gecomponeerd liedje werd in 2005 door Michael Rot bewerkt voor orkest. Niet slim, want daardoor deed hij het werkje geweld aan. In Zdes’ khorosho zijn er namelijk geen grote emoties, geen liefde en al zeker geen verzengende passie. Vergelijk het met een penseeltekening van de eerste rozenknopjes, die ga je ook niet met olieverf overschilderen.

Ik had het gevoel dat Opolais geen balans kon vinden tussen de intimiteit van de woorden en de volle klank van de orkestratie. Haar stem zwom ergens in de ruimte zonder indruk te maken en voor je het in de gaten kreeg, was het al voorbij. Zonde. Het had een perfecte toegift kunnen zijn.

Ook Tatyana’s aria pakte zij te groot aan. Hevig gesticulerend nam ze poses aan die nergens toe sloegen. Het voelde alsof zij boos was. Of geïrriteerd. En dat, terwijl zij alleen opgewonden moest zijn van verliefdheid. Een gevoel dat haar voor het eerst overkwam.

Ik vond haar stem bij vlagen scherp klinken. Heel erg bestudeerd ook. Zij is een zangeres van het grote gebaar, dus misschien moet je haar op de bühne zien? In actie? Maar dat zij iets aan haar dictie moet doen is evident: ik kon haar noch in Rachmaninoff noch in Tsjaikovski verstaan

Het concert begon spetterend met de fantasie-ouverture Romeo en Julia van Tsjaikovski. Voor mij behoort het werk tot de mooiste symfonische gedichten die er zijn. Hij componeerde het in 1869, maar pas na 11 jaar sleutelen en twee andere versies verder vond hij dat het werk definitief voltooid was.

Het Koninklijk Concertgebouworkest speelde de versie uit 1880, wat op zich niet meer vanzelfsprekend is: wensen van een componist worden tegenwoordig niet altijd gerespecteerd.

Onder leiding van Semyon Bychkov ontvouwde zich een lyrisch drama vol passie en jeugdig elan, waarbij de hoboïst in zijn solo mijn hart stal.

Na de pauze werden Rachmaninoff’s Symfonische dansen uit 1940 uitgevoerd.
Vaak wordt de compositie als een soort “dagboek” aangeduid, iets wat hij nooit bijhield.
Een soort testament als het ware, die al zijn herinneringen en angsten zou omvatten, inclusief die voor de door hem voorvoelde dood.

Ik houd niet van speculaties, maar het valt niet te ontkennen dat het werk behoorlijk nostalgisch is en boordevol zit met reminiscenties aan zijn vroegere composities.

In het laatste deel citeert hij een fragment uit zijn All Night Vigil uit 1915 en gebruikt het Dies irae-motief uit de Gregoriaanse dodenmis. Alsof hij hiermee wou zeggen “Ik dank u, heer, het is mooi geweest”.

Al die gevoelens en sentimenten zitten gewoon in de muziek en met een goede dirigent heeft men geen tekstboekje nodig om ze te begrijpen.
Het is Bychkov gelukt om ze in de klank te vertalen en zo tot leven te wekken. Sensationeel, bloedmooi en huiveringwekkend tegelijk.

Er was ook een toegift.

Toen de helft van het publiek de zaal al had verlaten, heeft Bychkov zijn stokje weer ter hand genomen en heeft het orkest geleid in wat ik als één van de mooiste uitvoeringen van Nimrod uit Enigma Variatiesvan Elgar zal onthouden.
Onder zijn handen kreeg Elgar een vleugje Massenets “Werther – parfum” mee, maar dan wel beluisterd door de filter van een Puccini. Onvergetelijk.

Tsjaikovski en Rachmaninoff.
Kristine Opolais, Koninklijk Concertgebouworkest,  Semyon Bychkov

Bezocht op 12 mei 2016 in Het Concertgebouw – Amsterdam.