Voor het eerst sinds tijden klonk er weer boegeroep in de Stopera. De poging van regisseur Barry Kosky om al het gruwelijks dat in Puccini’s opera gebeurt een zinvolle nieuwe context te geven bleek toch niet in staat iedereen te overtuigen.
Of misschien werd hem vooral kwalijk genomen dat Kosky, samen met dirigent Lorenzo Viotti (die wél volop applaus kreeg!), had besloten de vertrouwde maar apocriefe door Franco Alfano na Puccini’s dood toegevoegde slotscène weg te laten, waardoor de opera eindigt kort na de zelfmoord van Liu en het publiek dus een flink deel van het vertrouwde vocale werk van de officiële sopraan en de tenor-hoofdrollen respectievelijk Turandot en Calaf onthouden wordt. Ook al is dit de versie die Toscanini bij de première van het werk verkoos; pas tijdens volgende opvoeringen dirigeerde hij Alfano’s toevoegingen erbij, in verkorte vorm, omdat hij niet gelukkig was met die toevoegingen.
Wat overblijft is wel een erg duister geheel, met weinig anders dan de zelfopoffering van Calafs trouwe bediende Liu, zonder een bijna Wagneriaanse ‘verlossing’ die de componist blijkens de nagelaten schetsen had voorzien, maar waarmee hij ook blijkens die schetsen sterk worstelde, vermoedelijk mede doordat weinig in het voorgaande vooruitwijst naar de daarvoor vereiste drastische omslag in de gedachten van de tot dan toe uitermate wrede protagoniste Turandot.
Daarvoor krijgen we in het libretto van deze opera ook te weinig te zien van Turandot. Dat laatste heeft regisseur Barry Kosky letterlijk verbeeld door het personage van Turandot alleen maar indirect ten tonele te voeren. We krijgen niets van haar te zien, en de stem van Tamara Wilson in de tot nu tot twee scenes ingeperkte rol klinkt eerst vanuit een enorm doodshoofd in het decor en later vanuit de orkestbak. Ja, inderdaad, Turandot komt nu alleen nog maar in twee scenes voor. Maar ja, dat was bij Toscanini bij de première dus ook het geval.
Vóór de uitvoering, tussen de bedrijven (de opera wordt zonder pauze uitgevoerd) en aan het eind klinken fluisterstemmen met flarden deels aan de tekst van de opera ontleende teksten. “Luister, vreemdeling,” woorden gericht tot de gelukszoekende prins, nu ook gericht tot het publiek. Er wordt gezegd dat de doden doordromen, suggererend dat wat we zien de belevingswereld is van de vele slachtoffers van het wrede regime dat we op het toneel zien. En Turandot bestaat niet, klinkt het aan het eind van de voorstelling.
Intussen zien we een gruwelijke samenleving op het toneel, waarin massa’s zich laten opjutten om de gruwelijke wensen van een kennelijk gemeenschappelijke fata morgana uit te voeren.
Ja, zo kunnen massa’s zijn, leert de geschiedenis, waaraan ook de in het programmaboek geciteerde Elias Canetti refereert, die in zijn Massa en Macht uit 1960 een diepte- en massapsychologische analyse schreef van de massavorming en de wil tot macht waarin hij ook een beeld schetst van de “paranoïde alleenheerser”, mede naar aanleiding van wat hij in de jaren dertig met eigen ogen in Oostenrijk en Duitsland had zien gebeuren.
In dit verband is het interessant te vermelden dat regisseur Barry Kosky onlangs de Prize for Understanding and Tolerance en het zich inzetten voor Joods erfgoed heeft gekregen van het Joodse Museum in Berlijn. Turandot, in 1924 onvoltooid nagelaten, in 1926 in première gegaan onder de later verwoede anti-fascist Toscanini, het ligt allemaal niet zover van die jaren dertig.
De massa, perfect gezongen en uitgebeeld door het koor van de opera, is uniform gekleed in wat deels op Mao-pakken lijkt, maar de uniformiteit is als boodschap belangrijker dan verwijzingen naar de Chinese geschiedenis van de twintigste eeuw. Al zijn in de beelden China en met name Chinoiserie nooit helemaal ver weg.
Dansers voeren choreografieën uit die mede door de veelkleurige kleding de op traditioneel-Chinese esthetiek gebaseerde opera die Puccini voor zich moet hebben gezien verbeelden. Ik vond wel een probleem dat de Oriëntalistische stijlelementen niet goed op het overige toneelbeeld aansluiten, zeker niet in de logica die Kosky in het geheel wil aanbrengen. Stellen dat het allemaal een droom is is dan niet altijd voldoende.
Prachtig kwam in deze opzet naar voren hoe gruwelijk de ‘komische’ personages Ping, Pang en Pong zijn. Uiteindelijk zijn zij het die prins Calaf met geweld willen dwingen zijn naam bekend te maken, en de jonge Liu martelen om haar Calafs naam bekend te laten maken, en haar zo tot zelfmoord dwingen.
En ja, dat is uit lijfsbehoud, en namens de gehele bevolking, als gevolg van het decreet van Turandot dat als die naam niet bekend wordt gemaakt de hele bevolking van Beijing zal worden uitgeroeid. De bevolking komt ook niet in opstand tegen het systeem, dat het in feite zelf in stand houdt.
Van de solisten waren Ping, Pang en Pong ook theatraal de sterren van de show. Met Germán Olvera als prachtige bariton, die als acteur ook heel gemeen kan zijn, en verder Lucas van Lierop als sterke tenor en Ya-Chung Huang als geweldige komiek, wiens gezichtsuitdrukking op 30 meter afstand nog tot in detail te volgen is, én als uitstekende tenor.
De andere hoofdrol is voor koor, dat vrijwel permanent op het toneel staat, of ligt, zoals bij de opening en aan het slot, als het in vaalgrijs licht op de grond ligt, als een massa doden. Waaraan overigens ook in het libretto wordt gerefereerd: ‘Op de glacis ziet men de schimmen van Turandots slachtoffers verschijnen en verdwijnen.’ En ze zingen: “Aarzel niet! Roep haar en zij verschijnt, van wie wij, doden, nog steeds dromen.
Doe haar spreken, zodat we haar horen! Ik hou van haar! Ik hou van haar!” En dan de prins: “Nee! Nee! Alleen ik hou van haar!” Ping, Pang en Pong: “Hou je van haar? Wat zeg je? Van wie zeg je? Van Turandot? Ha! Ha! Ha!”
Lagen in het libretto die vaak verborgen blijven als je het werk als een Peking opera uitvoert. En met het beeld van dode geesten is waar de opvoering eindigt. Op het punt waar ook Toscanini de eerste opvoering eindigde, en de woorden sprak: “Hier eindigt de opera, omdat op dit punt de maestro is gestorven.”
Zou de dus wél met applaus overladen dirigent Lorenzo Viotti zich een Puccini- of Toscanini-kapsel mét anno jaren twintig vorige eeuw-snor hebben aangemeten om ons aan die première te herinneren?
Musical direction Lorenzo Viotti Stage direction Barrie Kosky Set design Michael Levine Costume design Victoria Behr Lighting design Alessandro Carletti Choreography Otto Pichler La principessa Turandot Tamara Wilson L’imperatore Altoum Marcel Reijans Timur Liang Li Il principe ignoto (Calaf) Najmiddin Mavlyanov Liù Kristina Mkhitaryan (2, 6, 9, 17, 21 and 28 Dec) Ping / Un mandarino Germán Olvera Pang Ya-Chung Huang Pong Lucas van Lierop
Nederlands Philharmonisch Orkest Koor van de Nederlandse Opera, koorrepetitor Edward Ananian-Cooper Nieuw Amsterdams Kinderkoor
Marcus Aurelius Antoninus oftewel Elagabalus (of Heliogabalus) hoort niet in het rijtje van de bekendste Romeinse keizers. Hij regeerde maar vier jaar: in het jaar 222 werd hij vermoord waardoor er einde kwam aan zijn regeringsperiode. Of hij daadwerkelijk een perverse tiran was is niet helemaal zeker, maar zijn reputatie van een decadente despoot die het zowel met mannen als vrouwen deed en zelfs een kunstmatige vagina in zijn lichaam liet maken liegt er niet om.
Francesco Cavalli, een componist die nog steeds in de schaduw staat van grootheden zoals Monteverdi, vond in het gegeven dankbaar stof tot een opera waarin hij alle remmen kon loslaten. Daarbij profiteerde hij van het democratische en zeer tolerante karakter van Venetië, de stad waar veel meer mogelijk was dan elders. Deels omdat de opera er niet tot de hofcultuur behoorde en de vorsten ook karikaturaal voorgesteld mochten worden.
Toch: ook aan de Venetiaanse tolerantie bestond blijkbaar een grens en de voor 1668 geplande première van Eliogaballo werd afgeblazen. De in 1676 gestorven Cavalli heeft daarna nog een paar opera’s geschreven, maar de opvoering van Eliogaballo heeft hij nooit mee mogen maken. De première vond plaats pas in 1999 in Cavalli’s geboorteplaats Crema en in 2004 werd hij met wat meer succes opgevoerd in Brussel.
Francesco Cavalli
Van de muziek sec moet de opera het niet hebben. Er gebeurt weinig, er zijn amper tempowisselingen en de overdaad aan vrijwel alleen hoge stemmen is ook niet bevorderlijk voor het drama. De toeschouwer moest voornamelijk onderhouden door de zangers en musici, en door wat er op de bühne gebeurde.
Het Capella Mediderranea onder leiding van Leonardo García Alarcón speelde zeer bekwam. Toch kon ik mij niet aan de indruk onttrekken dat een beetje meer vaart de handeling wat spannender zou kunnen maken.
Franco Fagioli die de hoofdrol van Eliogabalo vertolkte stelde mij niet teleur. Zijn stem is groot en zeer aangenaam van timbre, en ook als acteur kon hij mij volledig overtuigen. Zijn portrettering van de aan grootheidswaanzin lijdende afzichtelijke puber was zonder meer superbe.
Toch vond ik zijn prestatie in de schaduw vallen bij Edward Lyon (Alessandro). De Engelse tenor was voor mij de ster van de avond: hij was ook de enige die niet alleen scenisch maar ook met zijn stem wist te acteren. Als geen ander wist hij alle stemmingen in zijn zang laten doorklinken en zijn van edelmoedigheid getuigende optreden was een (toekomstige) keizer waardig.
Drama des te meer bij Kristina Mkhitaryan, die haar rol van Eritea van veel vuur heeft voorzien. De Russische sopraan was duidelijk goed op dreef en kon mij in al haar gemoedstoestanden – die van de verkrachte vrouw en van de liefhebbende verloofde – volledig overtuigen.
Helaas ging de rol van haar geliefde Giuliano totaal de mist in door de zeer ondermaats zingende Valer Sabodus. Zij stem is zeer klein en kent weinig kleuren, maar ook als acteur kon hij mij nergens doen geloven dat hij de dappere commandant van de garde was.
Mariana Flores was ook niet de beste keus voor de rol van de piepjonge verliefde Atilia. Dat de stem niet groot is, is op zich geen ramp, maar wel dat zij vaak vals intoneerde. Scenisch was zij daarentegen goed op dreef. En aangezien in de zeventiende eeuw het acteren van de vertolker belangrijker werd gevonden dan zijn zangkwaliteiten …
Scott Conner zong Nerbulone en Tiferne, en in beide rollen was hij werkelijk voortreffelijk. De jonge Amerikaanse bas is wat mij betreft meer dan een enorme belofte, dus|: onthoud die naam, van hem gaan we zeer zeker veel meer horen.
Scott Conner in Parijs:
Mathew Newlin (Zotico) en Emiliano Gonzalez Toro (travestierol van Lenia) zorgden voor een zeer welkome komische noot en de leden van het koor van De Nationale Opera (instudering Ching-Lien Wu) waren zoals altijd voortreffelijk.
Zeer te spreken was ik ook over de dansers en de choreografie van Maud Le Pladec. De hele enscenering trouwens kon mij zeer bekoren. De Franse regisseur Thomas Jolly liet voldoende zien om de zintuigen te prikkelen maar liet meer dan voldoende aan de verbeelding van de toeschouwer over, waarvoor dank.
De kostuums van Gareth Pugh waren oogverblindend en de belichting van Antoine Travert zeer spectaculair.
Trailer van de productie:
De voorstellingen zijn tot en met 26 oktober te zien in Nationale Opera & Ballet in Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.
Franco Fagioli, Ed Lyon, Valer Sabadus, Nicole Cabell, Kristina Mkhitaryan, Matthew Newlin, Emiliano González Toro, Scott Conner, Mariana Flores
Regie: Thomas Jolly.
Koor van De Nationale Opera en Cappella Mediterranea olv Leonardo García Alarcón.