Evelyn Herlitzius

Toch verlossing. Ivo van Hove en Markus Stenz positioneren  Mahagonny binnen de dramatische en muzikale traditie

Tekst: Neil van der Linden




 “Kunst heeft niet als taak heeft om optimistisch te zijn of om iemand zich beter te doen voelen. Kunst moet zich bezighouden met het leven in al zijn brutaliteit en schoonheid.” Dit is een citaat van de Amerikaanse auteur Ta-Nehisi Coates dat Van Hove heeft geïnspireerd bij zijn regie van Aufstieg und Fall der StatdMahagonny, de opera uit 1930 van Bertolt Brecht en Kurt Weill.

Eigenlijk geldt het adagium van Ta-Nehisi Coates voor alle kunst. Maar het expressionisme drukte dat idee wel heel expliciet uit. Denk aan de schilderkunst uit die tijd, de expressionistische film, en ook andere opera’s uit dezelfe tijdsperiode, zoals Die Gezeichneten (Schreker), Der Zwerg (Zemlinsky), Das Nusch-Nuschi  (Hindemith), Flammen (Schulhoff) en Lulu (Berg).

In veel van deze opera’s stond ook de Scheiternde Held centraal, een erfenis van de helden en heldinnen van veel Wagner-opera’s die allemaal ten onder gaan. Ivo van Hoves regie van Mahagonny zoekt daar welbewust aansluiting bij. Brechts mannelijke protagonist is Jim Mahoney, een houthakker die naar de net uit de woestijnzand verrezen Mahagonny was gekomen, een soort Las Vegas of misschien wel Dubai, om met zijn schamele, in Alaska vergaarde spaargeld van de geneugten van de moderne stad te komen genieten, om vervolgens failliet te gaan en ter dood te worden veroordeeld omdat hij zijn rekeningen bij de bar niet meer kan betalen, in Brechts Mahagonny een doodzonde.

Brechts Jim Mahoney is daarmee een begin-twintigste antipode van de mythische Wagneriaanse held, een symbool voor de moderne mens, een kleinburgerlijke consument van de geneugten van de consumptiemaatschappij, die juist in al zijn onbetekenendheid een martelaar wordt.

Zanger Douglas Nasrawi schreef mij dat Jim Mahoney één van de ondankbaarste rollen was die hij ooit zong.

In zijn regie vergroot Ivo van Hove Brechts de Wagneriaans trekken. Na Mahoney’s executie zien we de massa zijn lichaam inwikkelen in een doek, als op een Middeleeuws schilderij van een Kruisafname, en zien we de massa het lijk in de lijkwade vervolgens ronddragen als in een Mediterrane begrafenisprocessie. Bij Van Hove transfigureert de dode Mahoney alsnog tot Wagneriaane held.

Onder dirigent Markus Stenz hoor je het Nederlands Philharmonisch Orkest alle verwijzingen in Kurt Weills partituur naar de late Mahler, Schoenberg, Berg, Schulhoff, Hindemith of Ullmann vloeiend samenvoegen, maar je hoort ook Weills eigen stijlelementen zoals die ook te horen is in zijn te weinig gespeelde symfonieën. Spectaculair is een passage waarin Stenz op rechts een complexe passage van het koor dirigeert terwijl op links uit de orkestbank de trombones en overig laag koper een prachtig georkestreerde contrapuntische tegenstem spelen, en dit alles spat-synchroon. Daarnaast zitten er natuurlijk de jazz- en pop-elementen in de partituur, zoals Jenny Hillswelbekende ‘Alabama Song’.

Deze ‘Alabama Song’, vroeg in de opera, was regie- en vocaal-technisch meteen al een hoogtepunt. Regie-technisch door een inventief gebruik van videoprojecties, wanneer Jenny Hill en haar sekswerker-collegas de nieuwe bordelen van de stad, betrekken.

Vocaal-technisch doordat voormalig BBC Cardiff Singer of the World-winnaar Lauren Michelle als Jenny Hill een vertolking van jewelste gaf. Ze beschikt over een veelzijdige stem die zowel geschikt is voor het riedeltje van de Alabama Song als voor de veeleisender en subtielere overige delen van haar rol. Intussen heeft Lauren Michelle het juiste theatrale overwicht om duidelijk te maken dat Jenny Hill in de stad eigenlijk haar feministische eigen gang gaat, en ze, ondanks haar professie, de liefde een rol laat spelen in haar handel en wandel.

Daarmee is Jenny Hill een formidabele tegenspeelster voor Leokadja Begbick, ofwel Evelyn Herlitzius, Richard Strauss-vedette, eerder onder meer Färberin en Elektra bij De Nederlandse Opera. Leokadja Begbick, grondlegster van de stad en lid van een bende die elders vandaan is gevlucht vanwege criminele activiteiten,  is degene die bewerkstelligt dat haar mede-bendeleden in een nep-proces Jim Mahoney ter dood veroordelen als die zijn rekening bij haar café niet meer kan betalen. Herlitzius’ uitstraling op het toneel, enerzijds een kordaat, anderzijds een cynische matrone, en haar wat lagere mezzo-timbre, maken haar perfect voor de ro.

Nikolai Schukoff (in 2014 Lohengrin bij de Nederlandse Opera) is, ondanks het in Douglas Nasrawi’s woorden ‘underwhelming’ personage, een indrukwekkende Jim Mahoney, waarbij je je pas tegen het eind van de opera realiseert hoe zwaar deze rol eigenlijk is.

Ook de andere rollen waren prima bezet. Vermeldenswaard is dat van Jim Mahoneys drie kompanen, ook houthakkers uit Alaska, de fraaie lage bas Mark Kurmanbayev (Joe) net tot de Opera Studio is toegetreden en de bariton Martin Mkhize (Bill) de Opera Studio net achter de rug heeft. Met de deelname van Martin Mkhize en van Thembinkosi Magagula als één van Jenny Hill’s collegas valt op hoeveel operatalent tegenwoordig uit Zuid-Afrika komt.

Decorontwerper Jan Versweyveld laat het aanvankelijk lege podium steeds voller worden, zoals een stad groeit. De video licht daarbij fraaie details uit, zoals de levende bedrijvigheid in Jenny Hills bordeel en in Leokadja Begbicks bar. Merkwaardig is een vertraging in het videobeeld die opvalt als we de zangers zien zingen. Dat zal wel iets met de complexe videotechniek te maken hebben, die waarschijnlijk veel rekencapaciteit vergt. Er wordt namelijk deels gebruik gemaakt van green screen, een techniek waarbij de handelingen van de acteurs gefilmd worden voor een groen scherm, waarbij computertechnisch de groene achtergrond wordt vervangen door een apart opgenomen video-achtergrond en het geheel zo op het videoscherm wordt geprojecteerd. Zo zien we bij de bokswedstrijd de protagonisten boksbewegingen maken voor het groene scherm terwijl we ze op de video in een volle sportarena zien. Ook schijnbaar liveseks-scenes in het bordeel worden via green screen gemonteerd en op het scherm vertoond alsof ze echt zijn. Een verwijzing naar het de rol van de fake in de manier waarop we de wereld om ons heen tot ons komt, nepnieuws, nep-internetfilmps, enz.

Muzikale leiding  Markus Stenz
Nederlands Philharmonisch Orkest
Regie  Ivo van Hove
Decor en licht  Jan Versweyveld
Leokadja Begbick  Evelyn Herlitzius
Fatty  Alan Oke
Dreieinigkeitsmoses  Thomas Johannes Mayer
Jenny Hill  Lauren Michelle
Jim Mahoney  Nikolai Schukoff
Jack O’Brien/Tobby Higgins  Iain Milne
Bill  Martin Mkhize
Joe  Mark Kurmanbayev
Sechs Mädchen von Mahagonny
Viola Cheung Thembinkosi Magagula Elisa SosteRaphaële Green Kadi Jürgens Jessica Stakenburg
Koor van De Nationale Opera
Gezien 6 september Nationale Opera en Ballet Amsterdam

Trailer van de productie:

Foto’s: © Clärchen & Matthias Baus | De Nationale Opera

Katia Kabanova was een triomf voor Corinne Winters

Tekst: Peter Franken

Barrie Kosky regisseerde voor de Salzburger Festspiele van 2022 dit drama over een jonge koopmansvrouw in een ongelukkig huwelijk met een echtgenoot die haar verwaarloost en een opdringerige tirannieke schoonmoeder die haar hinderlijk volgt. Als haar man Tichon Kabanov op reis is verklaart haar aangetrouwde neef Boris haar zijn liefde, en ze gaat erop in. De thematiek is een hybride van die in Jenůfa en Lady Macbeth van Mtsensk.

Kosky over Katia Kabanova:

De handeling speelt zich af midden 19e eeuw in een plaatsje aan de Wolga. We zitten in centraal Rusland en zodoende is Tichons zakenreis naar Kazan alleszins aannemelijk in een tijd van paarden en rijtuigen. Katia is weliswaar ongelukkig in haar huwelijk maar dat komt niet zozeer door het onverschillige gedrag van haar echtgenoot – die gedraagt zich niet heel anders dan andere mannen in zijn positie – maar door het tirannieke gedrag van haar schoonmoeder.

Deze weduwe wordt Kabanicha genoemd en is al net zo’n ‘present from hell’ als haar naamgenoot in Jenůfa. De geadopteerde wees Varvara neemt het regelmatig voor Katia op maar dat heeft weinig effect.

Als Katia haar vertelt dat ze een onbedwingbare crush heeft op haar aangetrouwde neef Boris die bij zijn oom Dikoj inwoont en het daar ook niet gemakkelijk heeft, moedigt Varvara haar aan daar werk van te maken als Tichon langere tijd weg is.

Tien nachten lang wandelen beide jongedames langs de Wolga met hun minnaars, Boris respectievelijk de schoolmeester Kudrjás, waarbij ‘wandelen’ uiteraard een eufemisme is. Katia voelt zich echter zo schuldig als Tichon weer terug is dat ze ten overstaan van de hele goegemeente alles eruit flapt.

Kudrjás en Varvara houden de eer aan zichzelf en verlaten het dorp, op zoek naar een nieuw bestaan in Moskou. Katia blijft wanhopig achter, getreiterd en vernederd. Als Boris door zijn oom naar Siberië wordt gestuurd springt ze in de Wolga en verdrinkt.

Tegen de achterwand van het brede toneel van de Felsenreitschule heeft Kosky een enorme groep etalagepoppen geplaatst, drie rijen dik en alledaags gekleed.

Ze staan met hun rug naar de zaal, symboliseren de dorpsgemeenschap waarbinnen Katia zich volledig geïsoleerd voelt. De handeling speelt zich ervoor af, zonder rekwisieten of decorstukken. Er wordt veel van links naar rechts gehold, en weer terug. Soms komt het wat geforceerd over en dan weer opzettelijk nogal kinderlijk, vooral bij Varvara. Maar als het erom spant wordt er geacteerd met een ingehouden intensiteit, vooral in de scènes van Katia met Boris.

De kostuums van Victoria Behr zijn redelijk eigentijds maar nogal aan de fletse kant. Alleen Varvara en Katia mogen wat kleur tonen, vooral de springerige Varvara.

We zien Jens Larsen als de onaangename oom van Boris en Evelyn Herlitzius als de nog veel onaangenamere Kabanicha. In een dronken bui weten die twee elkaar ook nog even te vinden, ach ja, allebei zonder partner dus dan mag het. Hij kruipt rond in een felrode onderbroek en zij speelt de meesteres in dit goedmoedige sadomasochistische intermezzo. Kosky kon het kennelijk niet laten om hier iets grappigs van te maken.

Kudrjás komt voor rekening van Benjamin Hulett en Jarmila Balazova is een leuke ongezeglijke Varvara, de intellectueel en het jonge meisje, prima koppel, gauw wegwezen uit dat dorp. Zijn wetenschappelijke kennis wordt overigens ook nog kort gememoreerd in een verhandeling over het nut van bliksemafleiders, een nieuwigheid.

Het gedoemde tweetal Boris en Katia is in handen van David Butt Philip en Corinne Winters . Zeer goed spel van beiden. Waar vrijwel alle aandacht naar uitgaat is de vertolking van Katia door Corinne Winters. Ze weet perfect de innerlijke onrust te tonen van iemand die radeloos verliefd is maar daar niets mee aankan. Rondhollend en om haar as draaiend, dan weer verstild, maar geen moment rustig. En het is dezelfde innerlijk onrust die haar als het ware ertoe dwingt om seks met Boris te hebben als die maakt dat ze vervolgens alles en plein publique opbiecht. Waarmee ze en passant het leven in het dorp niet alleen voor zichzelf maar ook voor Boris onmogelijk maakt. Ze kan niet meer vrij denken, zegt ze; dat wil zeggen dat ze met een ander lichaamsdeel ‘denkt’ dan haar hoofd.

Winters’ zang is om door een ringetje te halen, vlekkeloos mooi in alle registers en met een enorme emotionaliteit. Het was een hoogtepunt in haar ‘stellar year 2022’ en werd beloond met een overdonderend applaus.

Ook de andere hoofdrollen zijn uitstekend bezet, vooral mooi om Herlitzius in zo’n karakterol te kunnen beleven. Leuk hoe ze met iets lossere kleding en dito haren plotseling een heel anders men is als ze zich onbespied waant. En zingen kan ze nog steeds. Veel lof verder voor David Butt Philip als Boris.

Trailer:

We horen de Wiener Philharmniker en het Wiener Staatsopernchor. Jakub Hrusa heeft de muzikale leiding. Het prachtige geluid dat opklinkt uit de orkestbak completeert het geheel wat het tot een memorabele voorstelling maakt.

De opname is uitgebracht door Cmajor.

Fotomateriaal: © Monika Rittershaus

De hele opera:



Meer Corinne Winters:
For soprano Corinne Winters 2022 was a stellar year


Discografie van de opera: Kát’a Kabanova

Elektra aan de Amstel: afscheid van de productie van Willy Decker

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

© Hans van den Bogaard

Sommige dingen vervelen nooit. Het doet er niet toe hoe vaak je ze hebt gezien, gehoord of gelezen: goed is goed. Neem Willy Deckers Elektra bij De Nationale Opera. De productie stond in oktober 2011 voor de vierde (en laatste) keer op het toneel. Mooier en beter dan ooit tevoren.

Een goed geschreven boek dat ook nog eens ergens over gaat, wordt een klassieker. Zodoende lezen we nog steeds Tsjechov, Proust, Homerus en Oscar Wilde, om er een paar te noemen. Denkt u dat er na twintig jaar, laat staan na honderd, iemand nog weet wie Kluun of Heleen van Rooyen waren?

De opera’s van Mozart, Puccini, Wagner of Strauss hebben een eeuwigheidswaarde, maar denkt u dat alle producties die ooit van hun werken werden gemaakt ook de eeuwigheid mee in kunnen gaan?

De meeste niet, nee en alle conceptualisten en hun aanhang ten spijt – sommige van hun ‘scheppingen’ zijn al verouderd op het moment dat ze in première gaan. Dat heb je als je te veel wilt actualiseren en op het dagnieuws in wil te spelen.

Gelukkig waren er – en zijn er nog steeds – regisseurs die werkelijk dat beetje ‘extra’ aan een opera kunnen toevoegen. Zij weten er hun stempel op te drukken zonder het werk te willen veranderen en blijven trouw aan het libretto en zeer zeker aan de muziek. Ongeacht of ze traditioneel of modern te werk gaan.

Elektra Willy Decker

Willy Decker © GPD/Phil Nijhuis

Willy Decker is zo’n regisseur. Natuurlijk, niet alles van hem is geniaal (ook Mozart heeft niet alleen maar meesterwerken gecomponeerd), maar hij werkt nooit tegen de muziek in en in alles wat hij doet, blijft hij logisch en consequent.

Zijn Elektra ging bij De Nationale Opera voor het eerst in 1996 in première en is sindsdien nog twee keer herhaald, in 2000 en 2006. In het kader van het ‘Oresteia – jaar’ werd de productie in 2011 voor de vierde (maar wel de allerlaatste!) keer teruggehaald.

Ook voor mij was het de vierde keer dat ik de productie in Amsterdam zag. Ik heb het altijd fantastisch gevonden. Het orkest was soms beter, soms minder, ook de solisten hadden niet altijd hetzelfde hoge niveau, maar het was altijd zeer spannend en het liet je nooit onberoerd achter.

Maar nu, alsof het inderdaad een ware zwanenzang betrof, heeft iedereen zichzelf overtroffen. Zo goed en zo mooi heb ik het nog nooit eerder gehoord. Voor het eerst in mijn leven (en ik heb Elektra, één van mijn meest geliefde opera’s, heel wat keren meegemaakt) hoorde ik er dingen in die ik nooit eerder heb gehoord.

Weemoedige Weense walsjes bijvoorbeeld. Momenten van stilte en bezinning. Ongekende lyriek. En dat alles met zo ontzettend veel liefde en betrokkenheid gespeeld! Voor het eerst in mijn leven hoorde ik een orkest dat niet zichzelf, maar de zangers de hoofdrol gunde en ze zo veel mogelijk ondersteunde. Dankzij onze nieuwe chef-dirigent, Marc Albrecht. Bravo, maestro!

Marc Albrecht over Elektra:

Orkestleden met wie ik na afloop van de voorstelling heb gesproken, hebben allemaal mijn indruk bevestigd. Zo lyrisch, zo ingetogen hebben ze de partituur inderdaad nog nooit eerder gespeeld. En Albrecht kunnen ze inmiddels op handen dragen.

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Evelyn Herlitius (Elektra) ©Hans van den Bogaard

Evelyn Herlitius is geen onbekende in Amsterdam. In 2008 zong zij hier een zeer indrukwekkende Farberin in ‘Die Frau ohne Schatten’ – overigens ook onder de baton van Marc Albrecht, die hiermee zijn visitekaartje bij DNO afgaf.

Haar eerste Elektra zong zij in januari 2010 in Brussel (met Eva-Maria Westbroek als Chrysothemis) en de rol behoort inmiddels tot haar paradepaardjes. Waar ze de kracht vandaan haalt om de hele avond op bühne te staan en onafgebroken de meest heftige muziek te zingen, zonder zichtbare vermoeidheid en zonder dat haar stem het zelfs even opgeeft – het is mij een raadsel.

Haar Elektra was verrassend lyrisch, maar dan wel met een windkracht 10! Zij overschreeuwde zich nergens en toch kwam ze mooi boven het orkest uit! Haar prachtige topnoten waren zuiver en gewoon mooi. Men zei dat zij op de generale nog beter op dreef was, iets, wat ik mij eigenlijk niet eens kan voorstellen!

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Gerd Grochowski (Orestes), Michaela Schuster (Klytämnestra), Evelyn Herlitius (Elektra) © Hans van den Bogaard

Ook Gerd Grochowski (Orestes) hebben wij in Amsterdam al eerder gehoord: als een zowat volmaakte Kurwenal in Tristan und Isolde, maar ook in Elektra vijf jaar geleden. Zoals altijd wist hij met zijn diepe klaroengeluid te imponeren, om van zijn présence niet te spreken!

Zijn Orest was veel meer dan een ‘wraakinstrument’ in de handen van zijn zus, hij was verbeten en vastberaden en ook zonder haar had hij zijn ‘plicht” vervuld. Aan het eind werd hij, gestoken in de bebloede jas van zijn vader, getooid met de glinsterende kroon van zijn moeder.

Nu zijn zus ook dood is (anders dan bij Strauss/von Hoffmanstal danst zij zichzelf niet dood, maar pleegt zelfmoord door tegen het mes van Orestes te lopen – goed bedacht en zeer logisch), gaat hij regeren en ik denk niet dat het een prettige periode gaat worden. Nee, geen held om compassie mee te hebben.

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Camilla Nylund (Chrysothemis), Evelyn Herlitzius (Elektra) © Hans van den Bogaard

Het was de eerste keer dat Camilla Nylund de rol van Chrysothemis zong en zij deed het voorbeeldig. Menig sopraan verkijkt zich op die rol, die veel zwaarder is dan men denkt. Met haar Marylin Monroe outfit en haar eeuwige tasje was zij echt meelijwekkend. Maar was zij werkelijk zo onschuldig zoals wij dachten? Stof tot nadenken.

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Evelyn Herlitzius (Elektra), Camilla Nylund (Chrysothemis) © Hans van den Bogaard

Men vond haar stem aan de koude en afstandelijke kant, maar dat vond ik bij de rol, zoals Decker haar ziet, juist voortreffelijk passen. Ik denk, dat ze er nog in gaat groeien, maar al bij de première vond ik haar prestatie werkelijk bijzonder.

Marc Albrecht (conductor), Willy Decker (director), Wolfgang Gussmann (sets/costumes), Hans Toelstede (lighting design), Klaus Bertisch (dramaturge)

Michaela Schuster (Klytämnestra) © Hans van den Bogaard

In de rol van Klytämnestra was nou eens niet een uitgezongen zangeres te horen. Michaela Schuster had niet alleen alle noten paraat – zij wist ze ook als een kameleon naar haar hand te zetten en schakelde tussen het zingen en het sprechgesang alsof het niets was. Fenomenaal. Ook als actrice wist zij mij voor 100 procent te overtuigen. Haar vertolking was ontroerend in haar wanhoop en wellicht de meest meelijwekkende van allemaal.

Hubert Delamboye was een bijzonder goede Aegisth en wist in zijn korte scène een heel drama te stoppen, dat zelfs in een film niet zou misstaan.

Deze keer was Decker er zelf niet bij. De productie werd heringestudeerd door Wim Trompert, tussen 1992 en 2004 voornamelijk werkzaam als assistent-regisseur bij DNO, maar inmiddels zelf een regisseur van naam.

Trailer van de productie:

Richard Strauss
Elektra
Evelyn Herlituis, Michaela Schuster, Camilla Nylund, Hubert Delamboye, Gerd Grochowski, Tijl Faveyts e.a.
Het Nederlands Philharmonisch Orkest olv Marc Albrecht
Regie: Willy Decker

Bezocht op 5 oktober 2011