Bertrand_de_Billy

Klassieke Pelléas et Mélisande uit Wenen

Tekst: Peter Franken

Dit werk uit 1902 is de enige opera die Debussy wist te voltooien. In 2009 stond het op het programma in Theater an der Wien, een productie van Laurent Pelly. Een opname is op dvd uitgebracht door Virgin Classics.

De eerste akte speelt zich af in een bos bij een watertje waarin zowel Prins Golaud als het jonge meisje Mélisande zijn verdwaald. Pelly en zijn decorontwerper Chantal Thomas hebben dit vorm gegeven door middel van een groot aantal op bomen gelijkende zuilen en een groepje grote keien rondom een opening die een bron moet verbeelden. Het is de opmaat voor een tamelijk naturalistische enscenering waarin het libretto zeer getrouw wordt gevolgd.

De kostumering van Pelly is vrijwel tijdloos maar met accenten die wijzen in de richting van de ontstaansperiode van de opera. Mélisande gaat gekleed in verschillende lichtgekleurde jurken en heeft lang afhangend blond haar.

Door gebruik te maken van een draaitoneel kunnen verschillende grote decorstukken zonder onderbreking voor steeds een volgende scène worden benut. We zien een paar wanden met een bed, de suggestie van een kamertje; een vrijstaande wenteltrap eindigend in een kanteel, een wat onbestemde stellage die de grot voorstelt waarin Pelléas en Mélisande zogenaamd naar een ring lopen te zoeken en zo meer. Van alle producties die ik tot op heden van deze opera heb gezien, is dit de enige waarin alles zo tot in detail wordt getoond.

Uit de dialogen maken we op dat het een sombere boel is op dat kasteel. Hoge bomen laten alleen in de zomer wat direct zonlicht toe, het leven wordt beheerst door het ziekbed van Pelléas’ vader en in de omgeving heerst hongersnood. Ingmar Bergman had er een mooie film van kunnen maken, wellicht nog beklemmender dan de opera, immers zonder zang. Mélisande voelt zich opgesloten in haar omgeving en in haar huwelijk met de oudere Golaud. ‘Je ne suis pas heureuse ici’ zingt ze in de tweede akte. Veel meer komen we over haar gevoelens niet aan de weet.

Pelléas probeert Mélisandes gezelschap aanvankelijk te mijden maar gaandeweg trekken ze steeds meer met elkaar op. Van een affaire is geen sprake maar de wederzijdse liefde groeit, zonder dat een van beiden dat wil toegeven. Pelléas besluit te vertrekken als hij er niet meer tegen kan. Een laatste ontmoeting met zijn schoonzus wordt hem fataal, zijn halfbroer steekt hem dood.

Mélisande baart een dochter maar overlijdt kort daarna, vermoedelijk aan kraamvrouwenkoorts. Tot het laatst probeert Golaud ‘de waarheid’ over haar omgang met Pelléas uit haar te kloppen, zonder resultaat. Grootvader Arkel ziet als enige een lichtpuntje: het nieuwe meisje zal Mélisandes plaats gaan innemen in de familie.

Pelléas et Mélisandepeint par Edmund Leighton (1853–1922).

De keuze van Debussy voor het verhaal van Maurice Maeterlinck werd sterk bepaald door de afwezigheid van dramatiek, context, en het naspelen van het ‘echte’ leven. Veel te gekunsteld allemaal, de toeschouwer zou door de summiere handeling en de veelal onderkoelde uitspraken van de protagonisten veel dieper kunnen doordringen in hun ervaringen. Feitelijk blijft alles een uur lang vrijwel bevroren om plotseling over te gaan in kolkende emoties.

Het begint zodra Golaud argwaan krijgt en zichzelf niet langer ervan kan overtuigen dat zijn halfbroer en zijn jonge bruid gewoon nog twee kinderen zijn die graag bij elkaar zijn, samen spelen als het ware. Maar door Pelléas mee te nemen naar een diepe kelder met een put waaruit een lijkenlucht opstijgt maakt Golaud duidelijk wie de baas is. De scène heeft een onverholen dreigend karakter.

Tegen het einde van de vierde akte laat Golaud zich gaan en sleept zijn vrouw aan de haren door de kamer. Maar meer dan opnieuw ‘je ne suis pas heureuse’ levert dat van haar kant niet op. Men leeft en lijdt in stilte en dat maakt het stuk tot een beklemmend geheel.

Bariton Laurent Naouri is een prachtige Golaud, een rijzige gestalte met bijbehorende stem. Vocaal uitstekend verzorgd en binnen de beperkte bewegingsruimte die de rol biedt een geloofwaardige middelbare man die transformeert van een naïeve goedbedoelende echtgenoot in een achterdochtige jaloerse potentaat die meer waarde lijkt te hechten aan de zekerheid dat zijn jonge vrouw hem niet heeft bedrogen, dan aan haar overleven. Als ze sterft moet hij tenminste een zuivere herinnering aan haar hebben. Hij krijgt uiteindelijk geen van beide.

Stéphane Degout is een zeer goed gecaste Pelléas, oogt jong, gedraagt zich vergeleken met de anderen vrij impulsief en zijn zang is voorbeeldig. Dit personage is tragisch, hij wordt geleefd.

Fragmenten van de tweede acte:



Zijn grootvader Arkel verbiedt hem om een stervende vriend te bezoeken omdat hij zijn eigen langdurig zieke vader niet alleen mag laten. En hij wil de wijde wereld in om niet in de verleiding te komen zijn broer te bedriegen met die mooie onwereldse Mélisande die hem vanaf haar binnenkomst al fascineert. Ondanks zijn goede bedoelingen wordt hij gedood maar dat schijnt eigenlijk niemand van zijn familieleden echt te deren. Que sera, sera.

De derde in de driehoek word vertolkt door de verrukkelijke Natalie Dessay. Probleem is dat ze er in al haar rollen uitziet als het lieve meisje met de bijbehorende mooie stem. Haar Mélisande lijkt de onschuld zelve, onbegrepen maar niet erg geheimzinnig. Hoewel, ‘ik lieg nooit, alleen tegen je broer’, vertelt ze Pelléas. Maar Dessay’s aanwezigheid heeft zo’n enorme meerwaarde dat dit aspect gemakkelijk kan worden vergeten. Ze zingt prachtig en haar acteren is volstrekt naturel. Philip Ens is ontroerend als de oude koning Arkel en Beate Ritter is gewoon erg goed als Golauds zoontje Yniol.

Het ORF Radio-Symphonieorchester Wien onder leiding van Bertrand de Billy heeft een groot aandeel is het succes van deze voorstelling. Prachtige balans tussen orkest en solisten, ze kunnen zich ook fluisterend verstaanbaar maken, precies zoals Debussy het bedoeld heeft.

Trailer:

Pelléas et Mélisande in Zürich

Pelléas et Melisande uit Zurich werd door de regisseur totaal verpest

Verrukkelijke Cendrillon met Joyce DiDonato

cendrillon

Een sprookje kent zijn eigen regels. Veel is inwisselbaar, maar waar niet aan getornd mag worden is het “happy end”. Dus: het lelijke eendje wordt een pracht van een zwaan en Assepoester wordt een prinses. Alle kwade geesten worden gestraft en we kunnen rustig gaan slapen.

Soms bid ik tot diegene in wie ik niet geloof: geef ons onze sprookjes terug, want tegenwoordig moet alles zo natuurgetrouw  en zo realistisch mogelijk. Gelukkig worden mijn gebeden wel eens gehoord en zo kwam het dat ik een ouderwets avondje genieten kon beleven, met mijn poes op schoot en Assepoester op mijn scherm.

Laurent Pelly behoort zonder meer tot één van de beste hedendaagse regisseurs: hij geeft een eigentijdse draai aan alles wat hij doet, maar hij blijft het libretto en de muziek trouw. Zijn ensceneringen zijn daarbij buitengewoon geestig. Zo ook de heerlijke Cendrillon, in 2011 opgenomen in het Royal Opera House in Londen.

Joyce DiDonato (Cendrillon) hoef ik niemand meer aan te bevelen – zij is zonder meer de grootste ‘zwischenfach-zangeres’ van onze tijd.

Ewa Podleś is meer dan een heerlijke stiefmoeder en Alice Coote de charmantste van alle ‘Prins Charmants’. En daar mag je dan de werkelijk idiomatische dirigent (Bertrand de Billy) nog aan toevoegen… Het leven kan soms echt mooi zijn!

Trailer van de productie:

JULES MASSENET
Cendrillon
Joyce DiDonato, Eglise Gutiérez, Alice Coote, Ewa Podleś, Jean-Philippe Lafont e.a.
Royal Opera Choris, Orchestra of the Royal Opeara House olv Bertrand de Billy
Regie: Laurent Pelly
Virgin Classics 60250995