Adam_Fischer

Een paar opmerkingen over Rusalka

Tekst: Peter Franken

Water dat gelijktijdig beweegt in twee richtingen – voorwaarts en opwaarts –  wordt een golf genoemd. Zodra zo’n golf een naam wordt gegeven: Rusalka, krijgt dit eenvoudige natuurverschijnsel antropomorfische kenmerken. Mensen doen dat graag, het maakt zaken beter herkenbaar. Van oudsher wordt de godenwereld bevolkt met personages waaraan menselijke kenmerken worden toegeschreven. En met zo’n golfje kan een sprookjesschrijver natuurlijk ook alle kanten op.

Růžena Maturová, de eerste Rusalka – Národní divadlo 1901 (archiv ND)

Het golfje, van nu af Rusalka, heeft menselijke ervaringen, ze wordt zelfs verliefd. Op de een of andere wijze slaagt ze erin contact te maken met iemand aan de wal, de heks Jezibaba. Of ze op eigen kracht uit het water is gekomen en zo ja, in welke gedaante, vertelt het sprookje niet. Is ook niet belangrijk, slechts een detail. We concentreren ons nu gewoon op een verliefd wezen dat een menselijke gedaante wil aannemen. Ze is nu kennelijk golf noch mens, maakt niet uit. En zo ontrolt zich de rest van het verhaal waarbij tegen het einde Rusalka kennelijk weer transformeert tot golf. Maar wel eentje die ‘door haar zusters’ is verstoten, een onwelkome golf derhalve. En ook nog met liefdesverdriet tot in alle eeuwigheid.

“Rusalki” by Iwan Nikolajewitsch Kramskoj, 1871

De ene ongerijmdheid volgt kort op de andere en we slikken dat voor zoete koek omdat het een sprookje is. Maar we kunnen ook voorbij dit Bouquet reeks verhaaltje kijken en ons afvragen of die hele episode ergens voor staat, een voor mensen relevante betekenis heeft. We hebben de antropomorfische benadering al van meet af aan geaccepteerd, wat let ons om op die weg voort te gaan? Vergeet de naturalistische folklore zoals ruisende wateren en Moravische bossen. Voor iemand die gewend is zo te componeren wordt dat als vanzelf een methode. En het past ook wel aardig bij het sprookje zo lang we ons concentreren op de niet-menselijke kant van het verhaal. Dus toen Rusalka nog een golfje was en geen gemankeerd mens, immers koudbloedig en stom.

Barrie Kosky

© Monika Rittershaus

In de productie van Barrie Kosky voor Komische Oper Berlin kwam Rusalka op, zich moeizaam door een luikje wurmend. Ondanks haar enorme staart wist ze zich redelijk vlot over het toneel te verplaatsen. Na het duet met de watergeest waarin ze haar wens te kennen gaf een mens te worden, verscheen Jezibaba, de heks, op het toneel. Er volgde een scène waarin Rusalka werd geopereerd. Ze werd opengesneden waarna er een enorme visgraat naar buiten werd getrokken. Vervolgens werd haar vissenstaart afgestroopt en kwamen er benen en voeten tevoorschijn.

Kosky stelt in zijn toelichting dat Rusalka in zijn visie een sirene is, een wezen dat door haar stem mannen in het verderf stort. Haar stem is als het ware haar instrument, de oorsprong van haar macht. Als ze mens wordt, verliest ze haar stem, oftewel: haar macht. Dat daarmee op voorhand een normaal functioneren in de menselijke samenleving onmogelijk wordt, beseft Rusalka onvoldoende en dat is haar tragiek. Kosky geeft verder aan dat er bij een sprookje sprake moet zijn van enige mate van vervreemding. Het moet niet al te dicht op de werkelijkheid van de toeschouwer staan. Vandaar de keuze voor het zeemeerminlijf. Rusalka werd zo nadrukkelijk geïntroduceerd als een wezen uit een andere wereld.

Melly Still

Ter vergelijking Glyndebourne 2019. In een begeleidend schrijven vraagt Jan Smaczny, musicoloog en Dvorak expert zich af wat een reden kan zijn geweest om in een tijd dat Verismo de nieuwe trend was met een sprookje te komen over een waternimf. Het loopt natuurlijk niet goed af zoals in een echt sprookje behoort, maar toch. Librettist Jaroslav Kvapil zou wellicht geïnspireerd kunnen zijn door het lot van vele Moravische plattelandsmeisjes die dienst namen in Wenen. Omdat ze de taal niet spraken werd hen als het ware hun stem ontnomen, ze konden zich niet uiten. Eenmaal verleid door iemand uit de familie van hun werkgever werden ze dan zwanger terug naar huis gestuurd, het begin van een uitzichtloos bestaan. In die zin kan Rusalka worden begrepen als iemand die bezwijkt voor de verlokkingen van een leven onder beter gesitueerden en van een koude kermis thuis komt. Een sociaal drama verpakt als sprookje, herkenbaar voor het toenmalige publiek.

Philipp Stölzl

© Clärchen & Matthias Baus | De Nationale Opera

En daarmee komen we dicht in de buurt van de productie van Philipp Stölzl voor DNO, door mij omschreven als ‘Rusalka goes to Hollywood’. De ongerijmdheden in zijn regie vallen in het niet bij alles dat er conform het sprookje al aan vooraf is gegaan. Die kunnen we rustig voor kennisgeving aannemen. Een antropomorfische benadering is een keuze die niet achteraf selectief kan worden gehanteerd. En geen gezwijmel over de maan die in Moravië heel anders schijnt dan in de rest van de wereld, gewoon de kern van het verhaal en welke allegorie daarin wordt verbeeld is een kwestie van interpretatie.

Stefan Herheim

Hoe ver je verwijderd kan raken van het origineel bewees Stefan Herheim in zijn productie voor De Munt in 2008. De herneming uit 2012 is op dvd uitgebracht. Herheims Rusalka stamt uit hetzelfde jaar als zijn Parsifal in Bayreuth, een historiserende productie met een veelheid aan interpretatielagen en vaak verwarrende beelden. Wat Herheim hierin echter onderscheidt van deconstructie regisseurs zoals Castorf en in nog sterkere mate Rau is dat hij het verloop van de handeling onaangetast laat maar er zonder enige remming van alles en nog wat aan toevoegt tot het alleen voor ingewijden nog herkenbaar is als de opera die op het affiche staat.

Bij zijn Rusalka in Brussel heeft hij die drempel echter overschreden en is er sprake van een gedeconstrueerd werk dat Herheim de mogelijkheid biedt een ander verhaal te vertellen.

Hij maakt de Watergeest tot het centrale personage. De oudere man voelt zich opgesloten in een huwelijk dat al te lang heeft geduurd en een toevallige ontmoeting met een hoertje op straat is aanleiding voor een trip down memory lane. Daarin zien we de Vreemde Prinses als zijn echtgenote, zowel vroeger als nu, en de Prins als zijn jongere zelf, overigens in de persoon van een matroos. In plaats van te kiezen voor het hoertje, uiteraard Rusalka, is hij blijven plakken aan iemand uit zijn eigen wereld. De ouder geworden Watergeest vermoordt uiteindelijk zijn vrouw en wordt geboeid afgevoerd. Rusalka is inmiddels ook ouder geworden en dubbelt qua indentiteit met Jezibaba.

Die persoonsdubbeling worden op z’n Herheims getoond door middel van identieke kostuums en het gebruik van spiegels. Verder worden er nieuwe personages opgevoerd zoals een politieagent, een priester en een stel nonnen, en blijven de scènes met de koksmaat achterwege. Het geheel oogt als een bonte kermis waarin voortdurend veel te doen is. Je komt ogen tekort.

Voor de rol van Vodnik, de Watergeest, was veteraan Willard White gecast, een goede keuze gelet op het feit dat zijn personage voortdurend op het toneel staat en in de handeling is betrokken. Renée Morloc is goed gecast als Jezibaba. De Vreemde Prinses ofwel Vodniks echtgenote komt voor rekening van Annalena Persson, goed maar niet bijzonder, ik heb mooier horen zingen. Pavel Cernoch is weer eens te beleven als de Prins, de rol is zo ongeveer zijn visitekaartje, Rusalka wordt vertolkt door Myrto Papatanasiu, vooral oogstrelend en met goed gelukte zang in de hogere regionen.

De personenregie is zeer uitgekiend en bij vlagen hilarisch als meerdere personen dezelfde gebaren maken, beetje slapstick. Het toneelbeeld laat weinig te wensen over: een stadspleintje met een kerk, een metro-ingang, een hoerenkastje en een uitspanning in de stijl van Edward Hopper waarin de waternimfen hun opwachting maken.

Muzikaal een goede voorstelling, mede dankzij Adam Fischer en het koor en orkest van De Munt. Als opname vooral interessant voor verzamelaars van Herheim producties. 

Twintig sopranen zingen het Lied aan de Maan. Welke is de mooiste?


 

zie ook:

https://basiaconfuoco.com/2017/02/26/3-x-rusalka-kristine-opolais-gabriela-benackova-en-ana-maria-martinez/

Rusalka goes to Hollywood

Rusalka van Robert Carsen in Parijs

Glyndebourne’s Rusalka is een fraai schouwspel




Bruid staat nog steeds te koop

Tekst: Peter Franken

Alles en iedereen stond vorig jaar klaar voor de première van Bruid te koop, de Nederlandse bewerking van Smetana’s Die verkaufte Braut waarmee de Reisopera vervolgens op tournee zou gaan. De lockdown die met onmiddellijke ingang van kracht werd, gooide roet in het eten. Maar gelukkig kon alles opgeschoven worden naar het najaar, op 3 oktober zou de voorstelling alsnog in première gaan. Daarna werd het stil rondom deze veelbelovende productie maar inmiddels staat er een nieuwe datum online. Op 2 april 2022 hoopt de Reisopera in het Wilminktheater de bruid alsnog verkocht te krijgen.

Intussen heb ik me vermaakt met een heel oude productie van Smetana’s bekendste opera met de Tsjechische sopraan Lucia Popp in de titelrol. Het betreft een productie van Otto Schenk voor de Wiener Staatsoper uit 1982. Met Siegfried Jerusalem als Hans, Heinz Zednik als zijn broer Wenzel en Karl Ridderbusch als Kezal de huwelijksmakelaar staat er zowaar bijna een complete Bayreuth bezetting op het toneel.

De enscenering is rechttoe rechtaan zoals we van Schenk gewend zijn. Het eenheidsdecor toont een dorpspleintje met een waterput, een paar muurtjes en een trapje naar een hoger gelegen deel. Verder wat seringen om de lente te suggereren. De kostuums doen nogal folkloristisch aan dus zullen wel in overeenstemming zijn met het Boheemse platteland.

Het verhaal is eenvoudig. Marie is verliefd op een jongeman die zomaar is aan komen lopen in het dorp, niemand kent hem. Haar vader heeft graag dat ze trouwt met de zoon van de rijke boer Micha en die wens is wederzijds. Maar de zoon is kwestie is een beetje dom of op zijn minst erg naïef en hij stottert waardoor hij erg verlegen is en zich liever niet vertoont voordat het huwelijk is geregeld.

Marie’s lover Hans is in werkelijkheid Micha’s oudste zoon die met onmin het ouderlijk huis heeft verlaten en dood wordt gewaand. Hij verkoopt Marie voor 300 gulden mits de huwelijksmakelaar in het contract de eis opneemt dat Marie uitsluitend met Micha’s zoon mag trouwen. Dankzij die voorwaarde kan hij na de nodige verwikkelingen zijn bruid opeisen. Vader Micha stemt er morrend in toe, kennelijk is er behoorlijk veel oud zeer tussen die twee.

De opera heeft een zeer sprankelend begin, de ouverture is een kunststukje en het orkest van de Staatsoper krijgt er mede dankzij dirigent Adam Fischer het publiek bijna mee op de banken. Het applaus duurt zo lang dat Fischer het orkest tweemaal moet laten opstaan, de stemming zit er al gelijk goed in.

De tekst is vaak nogal herhalend en goed beschouwd gebeurt er nogal weinig. Schenk doet zijn best dat met bijkomend toneel wat te verlevendigen maar wat mij betreft zitten er toch behoorlijk veel bijna dode momenten in de handeling. Na dat wervelende begin valt dat natuurlijk extra op. Uiteraard zingen Marie en Hans het mooie duet ‘Mit der Mutter sank ins Grabe’ maar het blijft toch een beetje statisch allemaal.

Gelukkig is er Karl Ridderbusch als huwelijksmakelaar die de rol zingt en acteert als een bas buffo. Daarbij zwaait hij geregeld met een paraplu voor bijkomend komisch effect. Goed beschouwd draagt zijn optreden de voorstelling tot de komst van Heinz Zednik als een werkelijk voortreffelijke Wenzel. Ik kende hem eigenlijk alleen als Loge en vooral Mime en zijn vertolking van Micha’s jongste zoon doet daar in de verte wel een beetje aan denken.

De manier waarop Marie deze verlegen Wenzel op het verkeerde been weet te zetten is kostelijk: ‘Ich weiß Euch einen lieben Schatz’. Daarna zijn we weer terug bij Hans en Kezal die zeer lang de tijd nemen om tot een bindende afspraak te komen. Als de dorpelingen te horen krijgen dat Hans zijn bruid heeft verkocht wordt hij van alle kanten belaagd, zozeer dat hij wegvlucht.

De handeling zakt nu wat in maar alles komt plotseling volop tot leven als het circus Springer verschijnt. Directeur Erich Kunz maakt van zijn toespraak tot het publiek een echte ‘Frosch act’ waarin de indruk wordt gewekt dat hij daadwerkelijk in de Staatsoper is. ‘Als u hier gisteren was gekomen had u mij niet gezien maar ‘Tristan en zijn solde’ of zoiets, maakt niet uit toch? Vervolgens wordt de intendant op de hak genomen en zo verder. Het circus geeft een paar voorproefjes van zijn vrij beperkte kunnen en het publiek komt al helemaal in de stemming voor de komende voorstelling.

De man in het berenpak is dronken maar de danseres Esmeralda weet Wenzel zover te krijgen dat hij die rol op zich neemt. Ze hoeft hem slechts haar eeuwige liefde als beloning in het vooruitzicht te stellen, een kleinigheid die haar gemakkelijk afgaat. In dat kostuum jaagt hij iedereen schrik aan totdat hij zijn hoofd toont: ‘Ich bin kein Bär, ich bin der Wenzel’. Zijn moeder boos en Marie’s keuze, welke van de twee zonen van Micha zal zij tot man nemen, wordt door zijn onbeholpen naïviteit wel erg eenvoudig gemaakt.

Jerusalem zingt een prima Hans maar zijn acteren vind ik nogal eendimensionaal. Hij komt niet veel verder dan smoelen trekken. Lucia Popp’s acteren is ook nogal voorspelbaar maar  veert helemaal op in het duet ‘Mein lieber Schatz, nun aufgepaßt’. Maar ja, ze dan is dan ook erg kwaad op dat moment.

Popp’s zang is om door een ringetje te halen, prachtige sopraan. Jammer voor haar dat er in het Duits wordt gezongen. Haar grote aria ‘Endlich allein!…Wie fremd und tot’ is natuurlijk haar topstuk en in samenspel met Fischer maakt ze er iets heel moois van. Popp zingt het als een monologue intérieur en dat impliceert dat ze zich niet merkbaar moet laten leiden door het orkest, ze is immers helemaal met zichzelf bezig? De vele tempowisselingen die Popp zich veroorlooft worden door Fischer werkelijk fantastisch opgevangen, daar moeten ze flink op gerepeteerd hebben.

Het is een gouwe ouwe deze opname maar zeker de moeite van het (opnieuw) bekijken waard. En nu maar rustig wachten tot 2 april 2022.

De complete opera is ook op YouTube te vinden:

Adam Fischer dirigeert een spannende Mahler 3

Mahler 3 Adam Fischer

Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen: deze opname van de derde symfonie van Mahler is zonder meer fantastisch. Familiegeheim? Want ook de Mahlers van zijn broer Ivan zijn niet te versmaden. Toch: Adams visie doet mij meer dan die van zijn beroemdere broer. Ivan is meer van de perfecte klank. Adam Fischer echter is een meester in het opbouwen van de spanning, die is soms werkelijk om te snijden.

Of het aan de hoge tempi ligt? Zou kunnen, maar nergens vind ik het te snel. Bij het eerste deel doet Fischer het er twee minuten sneller dan mijn geliefde Abbado. En in het laatste deel (tempo aanduiding: Langsam. Ruhevoll. Empfunden) is Fischer maar liefst vier minuten sneller. Het gekke is dat ik het niet eens besef, wat zonder meer aan de strakke hand van de dirigent kan liggen.

Helaas moet Anna Larsson (geen kwaad woord over haar interpretatie) haar meerdere in Jessye Norman bij Abbado erkennen. Het orkest klinkt homogeen en de posthoorn soli van Frank Ludemann zijn weergaloos.

Adam Fischer ziet het hele oeuvre van Mahler als een soort (lange) afscheid. Afscheid van het verleden maar ook van de toekomst, dat omdat Mahler zo’n grote angst voor de dood had. Zo bezien zijn de tempi goed verklaarbaar.

GUSTAV MAHLER
Symphony No.3
Anna Larson (alt)
Women’s Choir of Städtischer Musikverein Düsseldorf; Düsseldorger Symphoniker olv Adam Fischer
Avi-music 8553399