Riccardo_Minasi

De grote Oliemans show is terug in Amsterdam

Tekst:Peter Franken

Hoewel er sinds de première in 2012 al meerdere reprises waren geweest werd de openingsvoorstelling van Simon MacBurney’s productie van Die Zauberflöte op 1 december bij De Nationale Opera gevierd als een echte première, compleet met het verschijnen van het productieteam op het toneel na afloop. Het gaf een extra feestelijk tintje aan deze geweldige theateravond waarin de Papageno van Thomas Oliemans de absolute hoofdrol vervulde.

Dat ligt niet alleen aan diens kwaliteiten als zanger en acteur maar ook aan de keuzes die MacBurney in zijn benadering van dit prachtige muziekstuk met zwaar gedateerde verhaallijn heeft gemaakt. Emanuel Schikaneder schreef in 1791 het libretto en had als doelgroep zijn gebruikelijke publiek voor ogen. Het stuk valt in de categorie Vaudeville en is bestemd voor een volkstheater waarin hartelijk gelachen mag worden tijdens de voorstelling. Door dat als uitgangspunt te nemen kom je als vanzelf terecht bij het enige personage dat echt leuk uit de hoek kan komen: Papageno.

Eigenlijk is het verhaal gewoon een fantasy, om in hedendaagse termen te spreken, waarin een komisch duo op zoek gaat naar iets of iemand. De zoektocht betreft hier een gegijzelde prinses, de opdrachtgever is een enge dame die angstaanjagend zingt. Het wat vulgaire aspect van de verwerkte humor vinden we in het gebruik van de ‘wapens’ die het duo in staat moeten stellen hun queeste tot een goed einde te brengen: een toverfluit plus een klokkenspel.

Vervang de vraag ‘Wo sind wir’ door ‘Are we there yet’ en je ziet het verband met Shrek en zijn sprekende ezel. Maar Schikaneder wijkt af van het geijkte pad door Tamino en Papageno elkaar direct kwijt te laten raken. Zodoende concentreert de handeling zich op Papageno die ook nog eens bijna als eerste de prinses mag kussen. Bij MacBurney scheelt dat maar een haartje: als je maar lang genoeg ‘Bei Männern welche Liebe fühlen’ zingt gaat dan vanzelf. Tamino blijft zodoende nog meer dan gebruikelijk een wat fletse bijfiguur. Papageno rules en Thomas Oliemans draagt dat breed uit: de grote Oliemans show.

Hij is al sinds 2012 met deze rol getrouwd (sorry Laura) en heeft er de operawereld mee veroverd, recent nog de Met. Het komisch aspect weet hij volledig uit te buiten zonder dat het doorschiet naar ‘theater van de lach’ en door hem in plaats van het klokkenspel, dat gewoon aan de rand van het podium blijft staan, een keukentrapje als rekwisiet mee te geven wordt een bij vlagen hilarisch effect gerealiseerd. Voeg daaraan toe zijn welluidende bariton en je hebt ‘the full package’. Bravo Thomas.

De inbreng van de overige solisten is vooral muzikaal. Pamina werd aandoenlijk gevoelig vertolkt door sopraan Ying Fang, inmiddels een vaste waarde bij DNO en wat mij betreft mag dat nog lang zo blijven.

Coloratuursopraan Ranielle Kraus excelleerde vooral in haar tweede aria ‘Der Hölle Rache’ waarin ze ook als actrice flink aan de bak moest. Het leverde haar een verdiende ovatie op.

De Tamino van Mingjie Lei was goed verzorgd, een genoegen om naar te luisteren.

Christof Fischesser als Sarastro wist vooral indruk op me te maken door zijn uiterlijk voorkomen. Hij zette precies die dubieuze potentaat neer die mij in dit stuk altijd voor ogen staat. Zijn zang vond ik adequaat. Mooie rolinvulling door de Drei Damen en Drei Knaben en Laetitia Gerards mocht op het einde nog even het PaPaPa duet met Thomas komen zingen, leuk gedaan.

Het koor van DNO heeft in Die Zauberflöte een belangrijke ondersteunende rol waarbij de mannen ook nog eens regelmatig moeten figureren als Saratro’s slaafse aanhang. Niet te verwarren met de echte slaven in zijn paradijs die aangevoerd worden door Monostatos. MacBurney heeft van hem een kantoorfrik gemaakt die zich gaandeweg steeds losser begint te gedragen en eindigt als ongeschoren hippie. Daarmee haalt hij de angel uit het racistische karakter van dit personage. Lucas van Lierop maakte er iets moois van.

Riccardo Minasi neemt met enkele zangers passages uit ‘Die Zauberflöte’ door.
Beeld Melle Meivogel © Trouw

Het Nederlands Kamerorkest stond onder leiding van Riccardo Minasi die hiermee een lacune wist te dichten in zijn Mozart dirigaten. Tijdens een kort intermezzo kreeg hij even een viool aangereikt en speelde daarop een paar maten als Stehgeiger terwijl het orkest hem licht swingend volgde. Het was een van die momenten waaruit kon worden opgemaakt hoezeer het orkest met de handeling op het toneel tot een geheel was gesmeed. En zo hoort het ook in een Vaudeville voorstelling zal Schikaneder gedacht hebben. En de twee oude heren Stadler en Waldorf in de moderne versie van dit genre zouden hem zijn bijgevallen.

Maar toch, we kunnen niet volledig uitsluiten dat Schikaner en Mozart er indertijd een boodschap in hebben willen leggen, zij het zeer verhuld. Als we al die opgeblazen teksten gewoon voor kennisgeving aannemen evenals de symboliek en het geneuzel over Isis en Osisris, dan blijf er nog iets over dat een aanknopingspunt biedt. Helemaal op het einde zingt Sarastro: ‘Die Strahlen der Sonne vertreiben die Nacht, zernichten der Heuchler erschlichene Macht’.

Het is zeer wel mogelijk dat hier wordt gedoeld op de totalitaire christelijke maatschappij die dusdanig is gecorrumpeerd dat er onbeschrijfelijk veel leed over de mensheid is uitgestort en de geestelijke ontwikkeling van de mens vrijwel geen vooruitgang meer laat zien. De huichelarij heeft de macht gegrepen en de wereld in duisternis gestort. De ‘nacht’ die over ons is neergedaald wordt verdreven door een nieuwe dag waarin de mens weer vrij is om eigenstandig te denken en te handelen. Het christendom is een ‘bijgeloof’, een door de mens bedachte ideologie die moet worden afgeschud. Als dat inderdaad de bedoeling is geweest dan is voorstelbaar dat die boodschap behoorlijk cryptisch is verpakt.

Maar dit geheel terzijde natuurlijk.


Thomas Oliemans over Die Zauberflöte bij DNO




Die Zauberflöte: discografie







Claus Guth houdt Rodelinda interessant

Tekst: Peter Franken

Rodelinda

 Als enige barokopera brengt DNO dit seizoen Rodelinda, een werk uit Händels middenperiode. Het vertoont alle kenmerken van diens oeuvre: meerdere aria’s voor alle solisten, veel herhalingen en zodoende een enorme lengte. Zonder een pakkende enscenering wordt het al gauw langdradig en op dat punt schiet regisseur Claus Guth de componist te hulp met alle middelen die hem ten dienste staan, waaronder fraaie kostuums en een uitgekiend decor, beiden van de hand van Christian Schmidt.

Rodelinda Guth

Claus Guth © Opera online

Het verhaal begint met de broedermoord van Bertarido op Gundeberto om zodoende koning der Longobarden te worden. Hij wordt echter verdreven door een van zijn vazallen, Grimoaldo, die daarbij hulp kreeg van Bertarido’s zuster Eduige. Bertarido heeft zijn toevlucht genomen tot het rijk der Hunnen en van daar komt een bericht dat hij is overleden.

rodelinda-dena-s_2020_119

©  Monika Rittershaus/DNO

Grimoaldo maakt vervolgens Bertarido’s weduwe Rodelinda het hof maar zij wijst hem af. Pas nadat de intrigant Garibaldo zogenaamd namens zijn meester dreigt haar zoon Flavio te zullen ombrengen stemt Rodelinda toe. Ze ontpopt zich echter als een horror bruid door van haar aanstaande te eisen dat hij eigenhandig haar zoontje wurgt als voorwaarde voor een huwelijk. Op die wijze verliest hij zijn eer en toont hij zich aan de wereld als een nietsontziende tiran.

Rodelinda speelt hoog spel maar ze gokt erop dat Grimoaldo teerhartiger is dan hij zich doet voorkomen. Het is echter moeilijk voorstelbaar dat Flavio dit doorziet. Inmiddels is de doodgewaande Bertarido terug van weggeweest en beginnen de verwikkelingen pas goed. Uiteindelijk valt er maar een enkele dode, de laaghartige Garibaldo. Verder is het eind goed, al goed. Behalve voor Flavio want die zit de rest van zijn leven bij de psychiater.

rodelinda-dena-s_2020_043

©  Monika Rittershaus/DNO

Guth heeft de rol van de jonge Flavio enorm opgewaardeerd. Gespeeld door de ‘vertically challenged’ acteur Fabián Augusto Gómez is hij vrijwel permanent op het toneel aanwezig met stil spel, fysiek reagerend op de gebeurtenissen, zich uitend in de vorm van tekeningen die her en der worden geprojecteerd. Bij de psychiater zal hij wel poppen aangereikt krijgen om scènes na te spelen, slechts een wonder krijgt dat kind nog aan het praten. Net als de gehele opera wordt Flavio’s optreden van verloop van tijd nogal herhalend, maar hij brengt wel leven in de brouwerij.

Rodelinda psych

©  Monika Rittershaus/DNO

Gespeeld werd in een opengewerkte villa op een draaitoneel. De slaapkamer van Rodelinda bleek bij voortduring een belangrijke bestemming en ensemblescènes speelden zich veelal af in de eetkamer. Bij wijlen deed dit denken aan het disfunctionerende gezelschap uit Luis Buñuel’s Le charme discret de la bourgeoisie. Het meest pakkende moment kwam toen Rodelinda haar absurde eis op tafel legde en haar aanstaande toevoegde: ‘als jij mijn man bent en ik jouw vrouw, dan trouw ik met de wraak en jij met de dood’. Tegelijkertijd zorgde haar aria voor enig comic relief door de wijze waarop ze haar tegenstanders te lijf ging met delen van een eigenhandig in stukken gescheurde kreeft.

Rodelinda - De Nationale Opera © Monika Rittershaus_2020_002

©  Monika Rittershaus/DNO

Tot mijn grote opluchting bleek Händel de rol van Grimoaldo te hebben geschreven voor tenor. Ook de slechterik Garibaldo is een echte man, een volwaardige rol voor bas met meerdere aria’s. Zodoende waren er slechts twee countertenoren in de cast, Bertarido en zijn helper Unulfo. De Zwitserse tenor Bernard Richter zette zowel in zijn spel als zang een goed verzorgde Grimoaldo neer. Van meet af aan weet hij door zijn gedrag twijfels te wekken of hij wel erg geschikt is voor een leven als tiran, en hij eindigt dan ook met een verzuchting dat hij maar liever een herder was geweest. Uiteraard is dat ook weer een lange aria.

De Italiaanse bas Luca Tittoto gaf fraai gestalte aan de gewetenloze Garibaldo, mooi gezongen en met verholen humor geacteerd. De Amerikaanse counter Lawrence Zazzo nam Unolfo voor zijn rekening en wist deze bijfiguur redelijk onder de aandacht te brengen.

De grote ster was natuurlijk Bejun Mehta als Bertarido. Zijn personage is een schwankend type waar je als toeschouwer maar weinig sympathie voor kan opbrengen. Dat maakt het voor zijn vertolker extra lastig maar Mehta wist die hindernis prima te overwinnen. Ik ben niet gek op dit stemtype maar als alle countertenoren zouden zingen als Bejun Mehta ligt er in de toekomst wellicht een herwaardering in het verschiet.

rodelinda-dena-s_2020_050

©  Monika Rittershaus/DNO

De rol van Rodelinda’s schoonzus Eduige werd uitstekend vertolkt door de Servische mezzo Katarina Bradić. Aanvankelijk klonk ze wat dunnetjes maar dat werd allengs beter. Acterend was ze zeer overtuigend, duidelijk de bitch van dienst.

Rodelinda Flavio

©  Monika Rittershaus/DNO

Daar kon Rodelinda niet gemakkelijk tegenop zoals in het ‘zwarte zwaan tegen witte zwaan duet’ duidelijk werd. Maar allengs wist de arme weduwe zich op te werken tot bovenliggende partij. De Britse sopraan Lucy Crowe bleek een uitstekende keuze voor de titelheldin. Bij aanvang meende ik een heel lichte rasp in haar stem te bespeuren, denk aan Hildegard Behrens maar dan veel minder, die echter spoedig verdween. Kennelijk een stem om eerst even mee vertrouwd te raken.

rodelinda-dena-s_2020_074

©  Monika Rittershaus/DNO

In dit werk beperkt het orkest zich hoofdzakelijk tot bijna onopvallend begeleiden, pas tegen het einde mogen de blazers zich eens even uitleven, en in die situatie is een pitband als Concerto Köln natuurlijk een uitgesproken luxe bezetting. De algehele muzikale leiding was in handen van Riccardo Minasi.

Al met al een goede voorstelling van een werk waar wel een uurtje in geknipt had mogen worden. Na afloop mocht ik die constatering zelfs van verklaarde Händel adepten vernemen. De lengte is voor mij als ervaren Wagneriaan geen probleem, wel het gemis aan variatie. Maar uiteraard is dat een persoonlijke voorkeur.

Trailer van de productie:

Juan Diego Flórez geeft Mozart-mannen een fris kleurtje

Mozart Florez

Na zijn – half mislukte – uitstapjes richting het iets zwaardere repertoire keerde Juan Diego Flórez terug naar lichte, wendbare en virtuoze Rossini’s en Donizetti’s. Zijn vertrouwd terrein waar hij zich als een vis in het water voelt en waarin hij zijn gelijke niet heeft. Toch. Een roep en drang om toch maar weer nieuwe wegen te verkennen en misschien zelfs inslaan is menselijk en aldus begrijpelijk.

Nu Flórez zich over Mozart heeft ontfermd en zich daarbij niet alleen tot de meer voor de hand liggende Ottavio en Tamino heeft beperkt maar ook Tito, Idomeneo en Ferrando onder handen heeft genomen, kan ik alleen maar juichen want het resultaat is werkelijk verbluffend. Niet alleen is hij er met glans in geslaagd om Mozart-mannen een fris kleurtje te geven, maar hij voorzag ze ook van die extra virtuositeit dat zo ontzettend Flórez-eigen is.

In de versieringen veroorlooft hij zich enige vrijheden waarmee hij mij kinderlijk blij maakt. Hij kan dat en doet het met zo’n vanzelfsprekend gemak dat je niet eens merkt dat hier een trapeze-virtuoos aan het woord is. Waarbij hij laat blijken dat hij niet alleen over een perfecte techniek maar ook een uitstekende smaak beschikt.

Het Orchestra La Scintilla onder leiding van Riccardo Minasi begeleidt licht en lichtvoetig. Deze cd ‘ist bezaubert schön’…..


WOLFGANG AMADEUS MOZART
Aria’s uit Idomeneo, Die Zauberflöte, Il re pastore, Don Giovanni, La Clemenza di Tito, Così fan tutte en Die Entführung aus dem Serail
Juan Diego Flórez (tenor)
Orchestra La Scintilla olv Riccardo Minasi
Sony 88985430862 • 52’

Stella di Napoli: Joyce diDonato zingt belcanto.

Joyce DiDonato Stella

Men zegt belcanto, men denkt: Rossini, Donizetti, Bellini….. En dat terwijl de 19-de eeuw zo veel meer moois heeft opgeleverd!

Denk alleen maar aan Saverio Mercadante (zijn Il Giuramento is een meesterwerk!), voor mij de onmisbare link tussen Donizetti en vroege Verdi. Denk ook aan Giovanni Pacini. Aan hem, bij het operaminnend publiek voornamelijk bekend van zijn heerlijke Saffo hebben we de titel van deze fantastische cd te danken.

‘Ove l’agiri o barbaro’ uit Pacini’s Stella di Napoli is een heerlijk niemendalletje, met parelende coloraturen en aanstekelijke melodielijn. Joyce DiDonato stipt ze lichtelijk springerig aan waardoor ze zo ontzettend ongedwongen en natuurlijk klinken, zo vanzelfsprekend. In haar uitvoering lijkt de aria op een aquarelschilderij. Als een soort opstap tot het “zwaardere” werk, met wat meer diepgang, met een nog hogere “ontroeringgehalte” en nog meer virtuoze coloraturen.

De onwaarschijnlijk mooie ‘Dopo l’Oscuro nembo’ uit Bellini’s Adelson e Salvini (wie gaat zich aan de complete opname wagen? Alsjeblieft?) klinkt hier anders dan ik gewend ben: wordt hier een andere (gecorrigeerde?) partituur gebruikt?

In ‘Par che mi dica ancora’uit Elisabetta al castello di Kenilworth van Donizetti wordt zij begeleid door de klokkenspel, wat een merkwaardige gewaarwording teweeg brengt. Dit tere, breekbare geluid onderstreept DiDonato’s absolute volmaaktheid nog meer.

Helemaal stil word ik van haar Romeo uit I Capuleti e i Montecchi van Bellini. Zo mooi, zo hartverscheurend ontroerend gezongen heb ik de aria niet eerder gehoord.

Over haar Maria Stuarda hoef ik u waarschijnlijk niets meer vertellen. Ik neem aan dat u de opera met haar in de hoofdrol al gezien had. In de bioscoop of anders op dvd.

En voor een mopperaar voor wie geen belcanto bestaat zonder Lucia di Lammermoor  of La Sonnambula: die zijn er ook. Ze zijn alleen gecomponeerd door Michele Carafa  en Carlo Valentini en heten Le nozze di Lammermoor  en Il Sonnambulo. Nooit van gehoord? Ik ook niet. Het zijn dan ook, samen met Stella de Napoli, echte wereldpremières.

Mocht u zich hebben aangevraagd waarom Joyce diDonato tot de allergrootste diva’s ter wereld behoort: koop de cd en ik beloof u dat u de wereld om u heen vergeet!

Maar we mogen ook Riccardo Minassi en zijn Orchestre et Choer de l’Opera National de Lyon niet vergeten – hun aandeel in de schoonheid van de cd is van de onschatbare waarde!

Stella di Napoli
Bel Canto Opera Arias
Pacini, Bellini, Mercadante, Rossini, Donzetti, Valentini, Carafa
Joyce DiDonato (mezzosopraan)
Orchestre et Choer de l’Opera National de Lyon olv Riccardo Minasi
Erato 08256 46365623 • 72’

Meer DiDonato: JOYCE & TONY

CENDRILLON met Joyce DiDonato