Orphée aux enfers

Opera Zuid brengt Orphée aux enfers als geslaagd muzikaal pandemonium

Tekst: Peter Franken


Offenbach (1819-1880) schreef naar schatting ongeveer honderd werken voor het muziektheater. Orphée aux enfers uit 1858 staat te boek als de eerste operette, toen een nieuw genre binnen het muziektheater. Voor velen dankt het zijn bekendheid aan de ‘Galop infernal’, een dansnummer dat later furore maakte als de ‘cancan’.

Tussen de vele zang- en dansnummers door bieden gesproken teksten veel ruimte voor typisch Franse humor. Maar tegelijkertijd ontstaat ruimte om het geheel te actualiseren. Het bekritiseren van oppergod Jupiter kan in elk tijdsgewricht model staan voor het op de hak nemen van de ‘powers that be’. Zo ver komt het in deze productie van Benjamin Prins echter niet, de humor blijft dicht bij het origineel.

Orpheus die zijn geliefde Eurydice uit de Onderwereld probeert terug te halen is een populaire mythe en Offenbach heeft daar een goed gevonden twist aangegeven. Orpheus is blij van dat mens af te zijn, die slang die haar heeft gebeten verdient een standbeeld.

Zij op haar beurt denkt verleid te zijn door een schaapherder die in werkelijkheid de god Pluton is. Haar voorland is een verblijf in weelde en gemak in het godenrijk. Niet op de Olympus waar men weinig meer doet dan slapen, zich vervelen en elke dag weer overleven op een dieet van nectar en ambrozijn, maar aan gene zijde van de Styx waar men weet wat feesten is.

Dat dit niet goed valt bij de gevestigde maatschappelijke orde die natuurlijk graag de schijn ophoudt van gelukkige huwelijken en wat dies meer zij, biedt de boulevard pers een pakkend item. Orpheus wordt aan de schandpaal genageld, zijn carrière kan hij verder wel vergeten.

Of toch niet? Tijdig ingrijpen kan zoiets voorkomen en het personage ‘Opinion Publique’ neemt de zanger, die hier overigens violist is, onder de arm en voert hem met zachte dwang naar de Onderwereld om zijn vrouw terug te halen.

Gelukkig voor hem is er die voorwaarde dat hij niet mag omkijken op weg terug naar huis. Jupiter laat een bliksem afgaan, Orpheus schrikt en kijkt onwillekeurig om en Eurydice kan tot haar grote opluchting gewoon blijven waar ze is, al kiest ze voor een bestaan als Bacchante, niet de minnares van Jupiter of Pluto. Iedereen tevreden, ook de publieke opinie is aan haar trekken gekomen. Op naar het volgende schandaaltje.

De wat melige Franse humor die vooral de dialogen de toegevoegde waarde van een reclameblok kan geven, zijn hier sterk ingekort en gemoderniseerd. Daardoor weet Prins de vaart er behoorlijk in te houden al vond ik dat de dansnummers voor de pauze dat effect grotendeels te niet deden.

Het spektakel vindt met name in de Onderwereld plaats waar Offenbach ‘la charme discret de la bourgeoisie’ breed uitmeet in termen van seks, drugs and rock and roll al blijft het in deze productie opvallend ‘netjes’. Barrie Kosky wond er in Salzburg beslist minder doekjes om.

Behind the scenes: de choreograaf

Vijf dansers, drie mannen en twee vrouwen, zijn vrijwel voortdurend in beeld. Aanvankelijk als schapen en later in eenvormige sexy kostumering. Ook de solisten en het koor dansen zo nu en dan mee waardoor het een jolige troep wordt. Dat is vooral als men Jupiter smeekt mee te mogen op zijn uitje naar de Onderwereld om te kijken of daar inderdaad de mooie Eurydice in het geheim wordt vastgehouden door Pluton, die dat in alle toonaarden ontkent.

Eurydice and Eugène Vauthier as Jupiter, 1887

Jupiter heeft een dubbele agenda: hij moet het fatsoen vaandel hooghouden naar de mensenwereld maar heeft tegelijkertijd zijn zinnen gezet op een nieuwe verovering. Hij bezoekt haar als vlieg en Eurydice laat blijken zijn aanwezigheid plezierig te vinden door ‘zoemend’ te gaan zingen. Daarna geeft ze hem zijn marsorders: oppergod of niet, niemand vraagt haar ooit eens wat ze zelf wil.

Massaregie, vlotte teksten, ongedwongen zang, exuberante kostuums, kleurrijke decors en belichting dragen een voorstelling als deze. Het is een niemendalletje en als zodanig erg lastig er iets leuks van te maken. Daarin zijn Prins en zijn team zeer goed geslaagd. Voeg daarbij de algehele muzikale leiding van Enrico Delamboye en het feest kan beginnen.

Over het geheel werd er vrij goed gezongen en de philharmonie zuidnederland gaf het geheel een prima muzikale ondergrond. Omdat alles voortdurend ‘grappig’ moet klinken bleef echt mooie zang uit als wist Amel Brahim-Djelloui als Eurydice wel de nodige fraaie coloraturen ten beste te geven.

Anna Emelianova bezong als Diane de dood van haar geliefde en moest dat vergezeld laten gaan van veel gekrijs en woedekreten. Daar had ik toch echt liever gewoon de complete aria normaal gezongen gehoord.

Francis van Broekhuizen was op haar geheel eigen wijze leuk op dreef als Junon en kreeg ook nog een korte aria te zingen.

Behind the scenes: Francis van Broekhuizen

Orpheus is bij Offenbach feitelijk een bijrol. Als hij op de Olympus – tegen zijn zin – zijn verhaal komt doen zingt hij (opzettelijk vals) Glucks’ ‘J’ai perdu mon Eurydice’ waarop alle aanwezige godinnen onmiddellijk invallen met ‘Rien n’egale mon malheur’.

Eurydice daarentegen is nadrukkelijk aanwezig, zowel ‘op aarde’ als in de onderwereld. Alleen in de scène op de Olympus ontbreekt ze, opgesloten in Plutons harem, waar ze vooral lastig wordt gevallen door ‘butler’ John Styx, gespeeld door Olivier Hernandez. Pluto laat haar gewoon zitten, de eikel.

Mark Omvlee excelleerde als manipulerende Pluton en Mathys Lagier was een leuke Orphée die behalve zingen vooral zogenaamd viool moest spelen, tot afgrijzen van Eurydice die het een straf vond om dit te moeten aanhoren.

Thomas Morris gaf gestalte aan de Opinion Publique, zeer overdreven ‘Frans’, had wat mij betreft wel iets minder gemogen. Later transformeerde hij tot Bacchus, een personage meer in overeenstemming met zijn voordracht.

Roger Smeets was een nogal schreeuwerige Jupiter die het liefst steeds maar weer iedereen eraan herinnerde dat hemel en aarde voor hem beefden, of tenminste toch de aarde. Waar is mijn bliksem nu weer gebleven? Jeroen de Vaal was even te horen als Mercure.

Decors, kostuums, choreografie en belichting zijn in hoge mate bepalend voor het totaalbeeld van de voorstelling. Er is duidelijk veel creatieve energie aan te pas gekomen, het ziet er feestelijk uit allemaal en geeft prima ondersteuning aan de vele grapjes die de regie toelaat.

Al met al een hele leuke avond en zeker een aanrader voor de nog komende voorstellingen. De tournee duurt nog tot 22 juni. De laatste drie voorstellingen zijn semi concertant dus wie ‘the full works’ wil beleven is aangewezen op de komende vijf voorstellingen, de eerste op 1 juni in Breda

Trailer van de productie:



Fotomateriaal: © Joost Milde

Kosky’s Orphée aux enfers uit Salzburg op BluRay uitgebracht

Tekst: Peter Franken

 

https://images-na.ssl-images-amazon.com/images/I/714Ebn1FTVL._SL1200_.jpg

 

Dit werk staat te boek als de eerste operette, in 1858 een nieuw genre binnen het muziektheater. Barrie Kosky haalde in zijn productie voor de Salzburger Festspiele alles uit de kast om er een overdonderend festijn van te maken. Recent is door Unitel hiervan een opname op BluRay uitgebracht.

De Festpiele van 2019 stonden ten dele in het teken van de ‘antieken’ met werken als Idomeneo, Medea en Oedipe. Tegenover deze klassieke tragedies werd een luchtige komedie geplaatst waarin de Griekse mythologie een geheel andere rol speelt. In Offenbachs Orphée aux enfers wordt het gekoesterde beeld van de godenwereld op de Olympus volledig op zijn kop gezet. Aanleiding is de komst van Euridice, ja die van Orpheus.

Offenbach hanteert in zijn Olympische zedenschets de Romeinse variant van de mythologie, met Jupiter, Juno, Pluton, Diana en Venus. Pluton heeft vermomd als herder al enige tijd een verhouding met Euridice, die dringend van haar man af wil. Hij is haar ook liever kwijt dan rijk maar een echtscheiding zou de carrière van deze begaafde violist en conservatorium docent ernstig schaden. Het door Offenbach ten tonele gevoerde hinderlijke personage ‘L’opinion publique’ wrijft hem dat nadrukkelijk in.

Als Pluton zijn nieuwe aanwinst meevoert naar de onderwereld, is Orpheus blij en opgelucht maar zijn euforie is van korte duur. De publieke opinie dwingt hem om de schijn op te houden en zijn vrouw uit de onderwereld terug te halen. Op de Olympus is inmiddels het gerucht doorgedrongen dat een mooie vrouw door een god is ontvoerd. Dat moet worden rechtgezet, ook de goden dienen de schijn op te houden van een perfecte harmonie en een stabiel liefdevol huwelijk, Jupiter en Juno voorop.

Na enige verwikkelingen volgt het verhaal de mythologie: Orpheus voorop, Euridice er achteraan met ‘De publieke opinie’ in hun kielzog om een oogje in het zeil te houden. Dan springt Euridice naar voren en pakt Orpheus’ viool af. In een reflex draait hij zich om. Jupiter ziet zijn kans schoon om deze mooie meid – die hij vermomd als vlieg inmiddels al zeer goed heeft leren kennen – voor altijd bij zich te houden maar Euridice geeft aan dat ze perse een Bacchhante wil zijn en niet het liefje van Pluton of Jupiter. Dat hiermee de mythologie moet worden herschreven deert haar niet, los het maar op jullie.

Barrie Kosky heeft als intendant van de Komische Oper Berlin een grote reputatie opgebouwd met het produceren van theatrale spektakelstukken. Met name operettes en musicals worden door hem van een variété component voorzien. Hiertoe heeft Kosky een twaalfkoppige groep dansers en danseressen geformeerd die al bijna tien jaar in dezelfde samenstelling ten tonele wordt gevoerd. Hun optreden is vooral exuberant en getuigt van enorm technisch kunnen. Uiteraard brengen ze hier ook de ‘galop infernal’ beter bekend als de cancan, een dans die zijn oorsprong vindt in deze operette en nadien een geheel eigen leven is gaan leiden.

De wat melige Franse humor die vooral de dialogen de toegevoegde waarde van een reclameblok kan geven, zijn hier sterk ingekort en gemoderniseerd. Om spreken in het Frans, voor de internationale cast een struikelblok, te vermijden, komen alle teksten in het Duits gesproken voor rekening van een moderator, het personage John Styx, waarbij de bijbehorende personages playbacken. De acteur Max Hopp verzorgt daarnaast ook allerhande toneelgeluiden zoals de trippelende pasjes van Orpheus en de libidineuze verzuchtingen van Euridice, Pluton en Jupiter. In zijn perfectie doet Hopp meermalen aan Victor Borge denken. Styx is zo nu en dan in split screen te zien om het komische aspect van zijn rol nog eens uit te lichten.

Orpheus is bij Offenbach feitelijk een bijrol. Als hij op de Olympus – tegen zijn zin – zijn verhaal komt doen zingt hij Glucks’ ‘J’ai perdu mon Euridice’ waarop alle aanwezige godinnen onmiddellijk invallen met het vervolg.

Euridice daarentegen is nadrukkelijk aanwezig ‘op aarde’ en in de onderwereld. Alleen in de scène op de Olympus ontbreekt ze, opgesloten in Plutons harem, voor haar een reden om snel op zoek te gaan naar een andere minnaar, die zich zoals gezegd aandient in de persoon van oppergod Jupiter.

Marcel Beekman excelleert als manipulerende Pluton, zeer geslaagd optreden van deze veelzijdige karakter tenor. Joel Prieto is een leuke Orphée die behalve zingen vooral zogenaamd viool moet spelen, tot afgrijzen van Euridice die het een straf vindt om dit te moeten aanhoren. Anne Sofie von Otter geeft gestalte aan ‘De publieke opinie’ die Orphée overal op de voet volgt. De regie zet haar neer als type protestantse domineesvrouw, uit Zweden, leuk gevonden.

Martin Winkler steelt bij wijlen de show als Jupiter, vooral in de scène dat hij als vlieg in Euridice’s kamer binnendringt en bijna door haar wordt overweldigd. Zozeer heeft Pluton haar al die tijd verwaarloosd, any man will do, even a big fly with golden wings. Euridice wordt vertolkt door de coloratuursopraan Kathryn Lewek die de rol werkelijk alles geeft wat ze eruit kan halen. Kosky komt met een sterk ‘seksualisierte’ bewerking van een op zich al vrij losbollige operette en de dik opgelegde erotiek komt vooral voor rekening van de prima donna. Lewek weet daar goed raad mee en heeft er duidelijk lol in.

De Wiener Philharmoniker kan men natuurlijk alles laten spelen, dus ook de muzikale ondersteuning van een theaterstuk waarin voortdurend de hel losbreekt. Onder leiding van Enrique Mazzola kwijt het orkest zich prima van deze taak, ongetwijfeld zo nu en dan met een glimlach. Vanuit de bak wordt overigens door Rainer Honeck een prima vioolsolo ten gehore gebracht die echter door Euridice niet op zijn artistieke waarde wordt ingeschat. Ze pakt Orpheus zijn viool af en slaat hem op de rand van haar bed in stukken. Gelukkig heeft hij er nog een stuk of dertig in de klerenkast liggen.

Fotomateriaal: Monika Rittershaus © Salzburger Festspiele