Andreas_Schager

Door computer gegenereerde Parsifal in Bayreuth 2023

Tekst: Peter Franken

In de aanloop naar de première van Jay Scheibs nieuwe productie van Parsifal ging de aandacht vooral uit naar een technologisch nieuwigheidje: het gebruik van AR brillen door het publiek. AR staat voor Augmented Reality wat inhoudt dat degene die zo’n bril opheeft naast de werkelijkheid ook nog veel computer gegenereerde beelden te zien krijgt. De toeschouwer ziet planeten, bomen, doodshoofden, vuur, ganzen, slangen en zo meer voorbijkomen. Het enige moment dat AR echt iets toevoegt is wanneer Klingsor de Speer naar Parsifal gooit. Dan ervaart men dat alsof die recht op je af komt. Overigens had slechts een select deel van het publiek zo’n bril op, ongeveer 300 personen gezeten in de Loge en de achterste zaalrijen. Voor de overige bezoekers was het business as usual.

Interview met Scheib:

Scheib is een toneelregisseur en heeft weinig tot geen ervaring met opera. Dat merk je direct aan de statische wijze waarop hij het koor positioneert: als een zingende muur. Verder is de aandacht kennelijk zozeer uitgegaan naar de visuele effecten dat de personenregie grotendeels is overgelaten aan de zangers zelf. Dat was indertijd ook nadrukkelijk het geval in de Ring van Castorf. De wijze waarop Andreas Schager zijn handen en armen beweegt in de dialoog met Kundry is ronduit knullig. Daar laat Scheib het duidelijk afweten en dat is helaas niet het enige moment.

Laten we alle hype en hooplah even voor wat het is dan valt op dat Scheib het libretto tamelijk volledig heeft gevolgd. Een scène tijdens de ouverture doet aanvankelijk anders vermoeden. Een figurant die dubbelt als Kundry verleidt de op de grond liggende Gurnemanz en na afloop zie je hem opschrikken. Laten we het er maar op houden dat hij het heeft gedroomd maar echte seks of niet, de chef van Montsalvat heeft duidelijk onkuise gedachten.

Dat is natuurlijk symptomatisch voor de treurige staat waarin de Graalgemeenschap verkeert sinds Amfortas de Speer is kwijt geraakt aan Klingsor en nu uitsluitend nog maar kan verlangen naar zijn einde. Zijn plicht is echter het onthullen van de Graal omdat de ridders en vooral zijn vader Titurel daar nieuwe levenskracht uit putten. Een Graalkoning die zich aan die plicht onttrekt is als Freia die het vertikt om de goden van appels te voorzien. En onder die teloorgang van de gemeenschap heeft ook het kuisheidsideaal te lijden.

Scheib heeft de verleiding niet kunnen weerstaan om dit breder te treken door een vergelijking te maken met de uitputting van de aarde door toedoen van haar bewoners die blijven graven op zoek naar steeds weer nieuwe essentiële bodemschatten om hun door technologie bepaalde cultuur in stand te houden.

In de derde akte hoeft hij het alleen nog maar in te koppen. De Graalridders zijn vervallen tot dierlijk gedrag, van de gemeenschap als ‘gevechtscentrum op religieuze grondslag’ is niets meer over. Op het toneel zien we een vijver met blauwgroen water, overblijfsel van de kobaltwinning, en het wrak van een enorme combine die grond afgraaft en verwerkt. Dat alles staat de gebruikelijk afhandeling van het verhaal echter niet in de weg.

Die schaduw Kundry blijft de rest van de avond in beeld al heeft ze weinig te doen. Haar enige klusje (behalve dan dat prettige samenzijn met Gurnemanz) is het verzorgen van de wond van Amfortas, gezeten aan de rand van een bad dat in de toneelvloer is uitgespaard. De wond blijft zichtbaar dankzij een ronde uitsparing in zijn kleding. Zo kan hij die gemakkelijker laten bloeden als Titurel hem heeft weten te pressen de Graal te onthullen. Dit object wordt getoond als een overmaats zwartblauw kristal dat aanvankelijk onder een geel lapje verborgen is. Bloed uit de wond komt aan Amfortas’ handen en hij wast ze in een kom water. Dat wordt over het kristal gegoten en opgevangen in een ander bakje waaruit iedereen vervolgens een druppeltje mag ontvangen. Als iedereen weer zijn ‘appeltje’ heeft gekregen kan de gemeenschap er weer even een beetje tegen, vooral Titurel natuurlijk.

De Bloemenmeisjes worden getoond als een roze Barbieharem en Klingsor draagt een helm met hoorns op zijn hoofd. Kundry gaat in een donkere lange jurk en doordat ze nu een zwarte pruik op heeft is ze vrijwel onherkenbaar na haar optreden ervoor toen ze lange blonde haren had en een lichte jurk droeg. Amfortas pakt de Speer eenvoudig van hem af, de AR gebruikers zien dat anders.

Wat opvalt in de derde akte is de wijze waarop Kundry door Gurnemanz tot leven wordt gewekt. Hij masseert langdurig haar hand en arm en is teleurgesteld als ze ‘geen woord voor hem heeft’. Kundry is echter al weer verdergegaan: zij en Parsifal blijven aan elkaar plakken na het doopritueel. Ze knuffelen wat af en Parsifal geeft haar zelfs een kusje.

Met het opnieuw onthullen van de Graal, ditmaal door de nieuwe koning Parsifal, grijpt Scheib ten tweede male in het libretto in. Parsifal gooit het kristal met kracht op de grond waardoor het in stukken uiteen valt. Het symboliseert het einde der tijden, niet alleen van de wereld getuige dat enorme wrak op het toneel, maar natuurlijk ook van de selectieve gemeenschap die het alleenrecht koestert op een onuitputtelijke energiebron en eeuwigdurend leven. Het is een nivelleringsmoment, van nu af wordt er niet meer door de lucht gevlogen om ergens reddend op te treden en leeftijden van meer dan honderd jaar worden een hoge uitzondering.

In de slotscène lopen Parsifal en Kundry samen de kobaltgroene vijver in, als waren ze een liefdespaar. Zien we hier Kundry als toekomstige incarnatie van Condviramour, de moeder van Lohengrin. Zal wel niet, bijna niemand heeft ooit van die vrouw gehoord. Gurnemanz kijkt besmuikt naar het stel en krijgt gelukkig gezelschap van de schaduw Kundry die zich liefdesvol tegen hem aanvlijt.

Alles overziend: redelijk librettogetrouw, geen concept dat sterk ingrijpt in de handeling, veel irrelevante bewegende beelden voor een klein deel van het publiek dat het in meerderheid moet doen met het in overdadige kleureffecten vormgegeven kasteel van Klingsor

Het decorontwerp kwam voor rekening van Mimi Lien en is geslaagd in zoverre dat Scheids concept ermee wordt vormgegeven. De kostumering van Meentje Nielsen is een kwestie van smaak: vreemde kleureffecten, rommelig. Parsifal onverzorgd met kapotte broek. Gurnemanz in een gele wikkelrok, van die dingen. De belichting laat te wensen over, althans voor de videolijker. Hele kwartieren gaan voorbij waarin alles in het donker is gehuld. En natuurlijk zijn er ook videobeelden maar die heeft de videregisseur gelukkig vrijwel volledig weten te vermijden.

Derek Welton (Amfortas)

Muzikaal is dit een geweldige Parsifal met een schitterend spelend orkest onder leiding van Pablo Heras-Casado. Over de gehele linie wordt zeer goed gezongen. Derek Welton is een prachtige Amfortas en Tobias Kehrer weet zowaar iets moois uit zijn kleine rol als Titurel te halen.

Zeppenfeld (Gurnemanz) en Scgager (Parsifal)

GeorgDerek_ Zeppenfeld is sinds hij Günther Groisböck in deze is opgevolgd uitgegroeid tot de ‘eigenaar’ van de rol. Hij woont erin en dat staat garant voor een uitnemende vertolking. Zijn Gurnemanz is tamelijk goedmoedig, iemand die alles al vele malen eerder heeft gezien en beleefd en met zijn mimiek weet hij de handeling zo nu en dan haarfijn te becommentariëren.

De Klingsor van Jordan Shanahan is heel behoorlijk maar in deze rol vind ik hem uitwisselbaar met vele anderen.

Gurnemanz, Parsifal, Kundry en schaduw Kundry

Andreas Schager hoorde ik in 2018 live in de vorige Parsifal en bij die gelegenheid vond ik hem wat te luid, op het schreeuwerige af. Vooral na zijn kreet ‘Amfortas’ in de tweede akte was dat storend omdat hij dat voorgeschreven geluidsniveau vervolgens volhield tot het einde. Op dit punt heeft Schager zich enorm verbeterd en vooral in de derde akte zingt hij uitgesproken lyrisch.

Elina Garanca is een mooie Kundry zonder dat ze iets bijzonders toevoegt. Ze brengt haar beroemdheid in en dat mag ze etaleren door als laatste te verschijnen tijdens het individuele slotapplaus.

Productiefoto’s: © Enrico Nawrath

Zie ook:

Multimediale Karfreitagszauber zonder betovering

 Dramatisch heftige Gurrelieder door fenomenale uitvoerenden, in het Concertgebouw

Tekst: Neil van der Linden

©Ron Jacobi

Gurrelieder is eigenlijk een Schubert-Erlkönig tot de tiende macht. Of zo brachten Ricardo Chailly en de centrale zanger en wat mij aangaat ster van de avond Andreas Schager het immense stuk.Schager is dan wel een veteraan in de grote Wagner-rollen, maar, hoe volumineus de orkestpartijen geregeld zijn, en hij kwam er telkens bovenuit, hij bleef een prachtige Liedsänger.

Over zijn legendarisch opname van vier decennia geleden, met onder meer Siegfried Jerusalem, Brigitte Fassbaender en Hans Hotter, zegt Chailly nu dat hij toen accentueerde hoe het werk, waarvan Schoenberg het eerste deel voltooide in 1903, aansloot bij de eeuw van Tristan und Isolde tot en met Mahlers Tweede Symfonie. Nu zegt hij dat hij wil laten horen hoe het werk, waarvan Schoenberg de rest in 1911 voltooide, ook wil laten passen bij de tijd waarin Schoenberg al volop met de mogelijkheden van de atonaliteit experimenteerde.

In het Concertgebouw, waarvan de akoestiek enerzijds ruimte laat voor het detail maar waar het grote symfonische ook gemakkelijk tot een groter geheel versmelt, slaagde Chailly erin de dualiteit van het werk fraai uit te laten uitkomen, maar in één grote fraaie lijn.

En ja, mondt het idioom van Tristan und Isolde tot en met Gurrelieder en als je het nog wat verder doortrekt Die Tote Stad niet regelrecht uit in de twintigste-eeuwse filmcultuur, en dan heb ik het over de groten Korngold, Waxmann en Hermann (waar vervolgens John Williams e.d. lustig mee aan de haal gingen)?

De slogan dat alles mooier klinkt in het Concertgebouw kennen we, maar als dat voor iets geldt is dat voor de gigantische orkest en kooruitbarstingen in het werk. Sinds ik vijftig jaar geleden als vastgenageld aan de grond stond bij een radio-uitvoering heb ik het werk op LP en CD gekoesterd. Maar nu voor het eerst live was het alsof je eindelijk word verenigd met een oude geliefde.

Ik zou zo benieuwd zijn wat die stuntelende nieuwe cultuurwoordvoerders in de Tweede Kamer, onder meer met een pleidooi voor de moeilijke situatie waarin onze schuttersverenigingen zich bevinden, van een concert als dit zouden hebben gevonden als ze erbij zouden zijn geweest. Overigens hebben we met al dat prachtige koper dat deze avond present was heel wat te danken aan de amateur-fanfares, die vaak samen optrekken met schuttersverenigingen, dus ik bedoel niets ten nadele van die cultuurvormen.

‘Als ik kijk naar de partituur, wil ik alles laten horen. Bij een stuk dat zo vol muzikale lijnen zit, is dat ontzettend moeilijk’, zo zei Chailly in een interview voor NPO Klassiek. Toch liet hij ook in de meest complex bezette passages uit de partituur het orkest klinken alsof het één instrument was, dat nu eens klonk als een orkaan, en dan weer als een lentebries, en vervolgens ook nog eens als muziek uit de hemel en daarna weer uit de hel.

Het is misschien speculatief om te stellen dat vier decennia geleden Chailly zich het meest met een jonge krachtige Waldemar identificeerde en dat hij zich nu wel eens meer verwant zou kunnen voelen met wat de cynischer rollen van de nar en de verteller.

Overigens droeg ook Andreas Schager uit dat ook Waldemar over meer levenswijsheid beschikt dan een Siegfried-achtige wildebras; een rol waarin Schager op het operatoneel verschijnt. En ook als Schager niet zong was hij nog steeds zeer aanwezig op het podium -acteerde hij als het ware mee -, vaak met een milde, misschien melancholische glimlach, en zichtbaar meelevend met wat vocaal en instrumentaal om hem heen gebeurde. Nou ja, het gebeurt ook niet zo vaak in je leven dat je op die plek in zo’n werk zit. Schager was degene die, zingend en zwijgend, ons, het publiek, van het begin tot het eind deelgenoot maakte van het verhaal.

©Lienneke Effern

Camilla Nylund was een etherische, maar waar nodig ook warme Tove. Mede vanwege haar witte gewaad, moest ik denken aan de Brünnhilde van Gwyneth Jones in Patrice Chéreau’s Ring-enscenering in Bayreuth. Met als Jones oscilleerde Nylund mooi tussen bovennatuurlijke verschijning en vrouw van vlees en bloed.

De partij van de Woudduif is zo mooi geschreven dat die daarom eigenlijk een zelfstandige hitsong geworden. Ekaterina Semenchuk was niet helemaal mijn idealse Woudduif van mijn dromen, van de beste CD-opnamen, wegens bijvoorbeeld flink wat vibrato in de stem. Maar de laagste en hoogste passages kon ze gemakkelijk aan. En verder waren er gewoon de hele tijd Chailly en datvorkest.

Tussen het lange eerste deel en de bij elkaar veel kortere delen twee en drie zat een pauze. Daar is wat voor te zeggen, maar die spreekt niet helemaal vanzelf. Enerzijds zit er de caesuur tussen de voltooiing van deel I en de rest. In die tijd veranderde Schoenberg zoals gezegd aanzienlijk in stijl. Enerzijds was hij atonaler gaan componeren, anderzijds had hij Mahler ontmoet en was hij onder de indruk geraakt van de instrumentatie van diens (eveneens reusachtige, maar overigens nog steeds tonale) achtste symfonie.

En je kunt vinden dat er in het plot een tijdsspanne moet zitten tussen deel I en II. Nadat Tove is vermoord, gaat Waldemar eerst in de rouw. Maar vervolgens zweert hij wraak tegenover God, die hem daarop veroordeeld tot met zijn een leger van dode soldaten eeuwig ronddolen over nachtelijke jachtvelden, telkens tot de dag aanbreekt. Dat horen we allemaal in de veel kortere delen II en III. Maar je kunt Tove’s godslastering ook als een onbesuisde wanhoopsdaad voorstellen die onmiddellijk volgt op de dood van zijn geliefde. Er is dus ook veel voor te zeggen om het werk zonder onderbreking uit te voeren. Zo deed De Nederlandse Opera het ook in de scenische uitvoering in de regie van Pierre Audi.

Er is ook een pragmatisch argument, omdat de vrouwelijke stemmen alleen in het eerste deel voorkomen, en drie mannenstemmen en het koor in de muziek pas na de pauze. Dat is ook in de concertzaal praktisch op te lossen, door de wisseling van de wacht plaats te laten vinden tijdens tussen deel 1 en 2. En bij Beethoven 9 en Mahler 2 zit het hele koor er ook tot het pas aan het eind optreedt.

Ik zelf verkeerde in de gelukkige omstandigheid dat ik in een naar het leek uitverkochte zaal, na de pauze van plaats kon veranderen, van een overigens prima plaats in het zijvak naar een zo te zien nog enig overgebleven plaats in het middenvak. Het was een extra kippenvel-ervaring om al het geluid opeens recht je af te horen komen.

© Lieneke effern

Klaus de Nar werd vertolkt door invaller Wolfgang Ablinger-Sperrhacke, en ook al weten we niet wat we misten, dat hij inviel leek een geluk bij een ongeluk, in de rol die hij ook al had vertolkt in Pierre Audi’s enscenering bij De Nederlandse Opera. Nu zat hij direct links van de dirigent. Al voor hij begon met zingen viel hij op met zijn droogkomische mimiek, starend naar de dirigent, alsof hij op elk moment een signaal kon verwachten om te beginnen met zingen. Vanaf het moment dat zijn zangrol ging hij muzikaal én theatraal een dialoog aan met Chailly. Klaus de Nar is degene die het allemaal heeft meegemaakt, en eigenlijk de slimste van het hele stel is, maar, mede door zijn lage komaf altijd slaafs afhankelijk van anderen zal blijven, en die zich in deze opvoering, zonder zijn voormalige broodheer Waldemar, als het ware hoopt bij de dirigent een nieuwe heer en meester te vinden. Erg mooi gedaan

© Lieneke Effern

Mooi gedaan was ook de rol van verteller. Was dat in Chailly’s CD-opname de toenmalige opera-veteraan Hans Hotter, nu is dat Robert Holl. Zijn Sprechgesang leek stram en vermoeid, en het gezongen deel dat volgt kwam er bijna stamelend uit, maar dat past allemaal bij de rol. De spreker kondigt weliswaar het begin van een nieuwe dag aan, maar de laatste uren van een uitputtende nacht, waartoe de personages zijn gedoemd, alvorens de stralende zon ze als spookbeelden verjaagt, totdat de volgende nacht alles overnieuw moet beginnen.

Concertgebouworkest
Riccardo Chailly dirigent
Robert Holl bas en verteller
Camilla Nylund sopraan (Tove)
Ekaterina Semenchuk mezzosopraan (Waldtaube)
Andreas Schager tenor (Waldemar)
Wolfgang Ablinger-Sperrhacke tenor (Klaus-Narr)
Wolfgang Koch bas (Bauer)
Groot Omroepkoor
Laurens Symfonisch Koor
Chor des Bayerischen Rundfunks

Gehoord in het Concertgebouw Amsterdam 2 februari 2024.

Foto’s: © Simon van Boxtel en Neil van der Linden

Mooie Noorse opname onder Edward Gardner:

https://bergenphilive.no/en/video-concerts/2016/1/arnold-schoenberg-gurrelieder

Discografie:

SCHÖNBERG: GURRE-LIEDER. Discografie

Multimediale Karfreitagszauber zonder betovering

Tekst: Neil van der Linden

“De Monolith uit Stanley Kubricks Space Odyssey 2001 zagen we onlangs – in geparodieerde vorm – als de reusachtige op aarde nedergedaalde eerste Barbie-pop in de film Barbie.”

In de nieuwe Bayreuther Festspiele Parsifal-enscenering zien we er ook een, in de eerste akte links vooraan op het podium. Ernaast zien we een vijver. Dat is de plek waar Amfortas dagelijks wordt gebaad. In Kubricks film wordt de betekenis van de monoliet min of meer in het midden gelaten, maar hij refereert waarschijnlijk aan de opkomst van de technologie. Misschien komt from outer space, en daarmee de hele moderne menselijke evolutie, maar misschien was die al op aarde aanwezig vanaf het begin.

Zulke associaties kun je ook hebben bij de graal, of bij Parsifal, of de hele Graalriddergemeenschap. Regisseur Jay Scheib wil misschien ook zeggen dat met zijn enscenering, met de eerste toepassing van zogeheten ‘Augmented Reality’ live in het theater, een nieuwe fase van Parsifal-ensceneringen is aangebroken.  

Tijdens de prelude van de eerste akte wordt op de achterwand van het toneel een videofilm geprojecteerd waarin we degene die Gurnemanz zal blijken te zijn en een vrouw de liefde zien bedrijven. Is die vrouw Kundry of een ander? Misschien wordt het opzettelijk in het midden gelaten? Als het Kundry is zou dat betekenen dat inmiddels ook Gurnemanz gevallen is voor Kundry’s vloek. Maar misschien wil de regisseur juist zeggen dat je dat hele verhaal van die vloek eigenlijk moet vergeten.

Intussen kan een deel van de toeschouwers in het Festspielhaus de voorstelling bekijken via een ‘Augmented Reality’-bril. “Augmented Reality is an interactive experience that enhances the real world with computer-generated perceptual information. Using software, apps, and hardware such as AR glasses, augmented reality overlays digital content onto real-life environments and objects.” Dus terwijl je met bril op richting het toneel kijkt zie je in het glas van de bril digitale beelden geprojecteerd worden over de real world-beelden van podium en zaal heen.

“Du siehst mein Sohn, zum Raum wird hier die Zeit”, houdt Gurnemanz in de eerste akte Parsifal voor als de scene zich verplaatst naar de Graalburcht. Die zinsnede is voor regisseurs en decorontwerpers altijd bron van inspiratie geweest. Wagner zelf liet een doek met landschappen achter het podium langs draaien. Regisseur Klaus-Michaël Grüber liet bij De Nederlandse Opera een gigantische avondmaalstafel van links naar rechts het toneel oprollen en Pierre Audi en beeldend kunstenaar Anish Kapoor pasten Kapoors technieken waarin hij met spiegels en kleuren ruimtes transformeert nu ook toe binnen een tijdsverloop. Dus is het idee om bij Parsifal moderne digitale visuele technieken te gebruiken een logische volgende stap. Het is daarom toe te juichen dat de Bayreuther Festspiele het voor het eerst probeerden.

De interactiviteit bestaat er in dit geval uit dat de bril gevoelig is voor de kijkrichting en je de digitaal toegevoegde beelden recht voor je en rechts, links, onder en boven om je heen ziet.

In de eerste akte zien we door het toneelbeeld heen eerst lichtblauw oplichtende puntjes in een gitzwarte ruimte, als flakkerende sterren, of juist atomen, dus we bevinden ons meteen al op kosmische of juist atomair niveau. Even later evolueren de puntjes in zwermen insecten en rondvliegende witte duiven. Gevolgd door een soort bomen met in elkaar gestrengelde takken en daarna zien we onder en boven ons struiken die op gegeven moment in brand vliegen.

Misschien zijn die brandende struiken een verwijzing naar de brandende braamstruik uit Exodus waar Mozes zijn goddelijke roeping ontving. Maar het kan ook een verwijzing zijn naar Amfortas’ telkens opvlammende ontsteking. Of, als de zoveelste struik verschijnt, voor mijn part ook naar de ‘Tumbling Tumbleweeds’ uit The Big Lebowski. Ja, want de beelden leiden eigenlijk ook af. Er komt een geprojecteerde vlieg op het glas van onze bril zitten.

Knap gedaan, maar waarom? Gaat het over Amfortas’ rottende wond of het bederf in de Graalriddergemeenschap als geheel? Of is het niet ook een softwarespeeltje van de ontwerper? Als Parsifal zijn entree maakt door een heilige zwaan neer te schieten, zien we digitaal een zwaan die door een pijl wordt neergeschoten. En vervolgens nog een, en vervolgens nog meer zwanen die worden neergeschoten, en we zien pijlen regelrecht op ons afkomen.

Regisseur Scheib is ‘Professor for Music and Theater Arts and director of the Program in Theater Arts’ aan het prestigieuze MIT, het Massachusetts Institute of Technology. Maar van de mogelijkheid om dan samen te werken met de crème de la crème van de nieuwe digitale media is weinig te merken. Al die sterren, bomen, struiken, insecten en vogels gaan niet verder dan wat computerspellen en Virtual Reality-techniek tien jaar geleden al lieten zien. Ze lijken uit de standaard-catalogus voor beelden te komen, schreef Wagner-vriend Peter Huth in zijn fraaie blog.

En ook op het toneel is het allemaal wat lauw. Scheib is eveneens ‘regular guest professor at the Mozarteum, Thomas Bernhard Institut, Abteilung für Regie und Schauspiel in Salzburg’. Dan zou je denken dat hij beter op de hoogte is van de moderne theaterdramaturgie, maar ook wat zijn inzichten op dat gebied lijkt hij de klok te hebben horen luiden, maar niet goed te weten waar de klepel hangt.

Op het toneel begint het in de eerste akte pas te leven wanneer Amfortas uiteindelijk de – laatste – magische krachten van de graal oproept en uit de vijver als Graalburcht een grote ring met als lichtstralen gearrangeerde lichtbuizen (Christus’ doornenkroon of een heiligen aureool?) oprijst die de verzamelde menigte verlicht.

Andreas Schager (Parsifal ) verrichtte een vocale krachttoer. Hij had de avond ervoor Siegfried in de Siegfried gezongen (en zou de avond erop Siegfried in de Gotterdammerung zingen.) Met zijn Heldentenor-stentorstem kan hij het allemaal aan. Maar met zijn voornamelijk forte, ook in de lyrische passages, wordt hij niet een erg persoonlijke Parsifal. Maar goed, hij was twee weken voor de première ingesprongen, voor Joseph Calleja, dus het een en ander zij hem vergeven.

Gurnemanz werd vertolkt door Georg Zeppenfeld, eerder Hunding in Die Walküre zong. Met zijn wat gedrongener gestalte oogt hij ‘gewoner’, minder mythisch dan veel Wagner-bassen. Bij Hunding was dat interessant omdat dat het personage menselijker maakte. In de rol van Gurnemanz werd het resultaat wat flets. Hij is overigens al tien jaar een vaste kracht in Bayreuth en een publiekslieveling geworden. Bij de jonger ogende Derek Welton als Amfortas werkte dat ‘ontmythologiserende’ beter.

De Blumenmädchen-scene in de tweede akte had ook gekopieerd kunnen zijn uit de Barbie-film. De bloemenmeisjes zijn allemaal in het roze gekleed en blond als Barbie. Maar terwijl de Barbie-film feministisch wil zijn, wordt hier toch meer een cliché-opera vrouwbeeld getoond. Iets dat ook een euvel was van de Ring, en de ‘queered’ Tannhäuser juist niet, één van de redenen waarom de Tannhäuser zo geslaagd was.

Klingsors kasteel is een op een vagina lijkende grot, ook nogal een cliché. In de Augmented Reality zien we doorzichtige driedimensionale videoprojecties van vrouwelijke lichaamscontouren afgewisseld met menselijke paren die tegen elkaar aan schuren. Interessanter zijn projecties van allerlei objecten die door Jeroen Bosch’ De Tuin der Lusten geïnspireerd lijken te zijn. Had de regisseur dat maar doorgezet. Bosch’ laatmiddeleeuwse avant-gardisme pas volmaakt bij de wereld die Wagner op wil roepen. Voor de derde akte had je dan Bosch’ ‘Op Weg naar de Hemel’ uit ‘Visioenen van het Hiernamaals’ kunnen gebruiken.

De grote scène tussen Kundry en Parsifal wordt in videoprojecties op het achterdoek uitvergroot en hier bereikt de regie eindelijk weer een zinvol moment. We zien afwijzing, intimiteit en tederheid, zoals tekst en muziek natuurlijk ook aangeven. Elīna Garanča brengt in acteren en zangtechnisch de benodigde nuances in de rol.  Jammer dat haar dictie te wensen overlaat waardoor er toch iets ontbreekt van de laatste benodigde overtuigingskracht. Elīna Garanča was overigens kort tevoren ingevallen voor Ekatarina Semenschuk. Later deze maand neemt Ekatarina Gubanova de rol over, de geweldige Venus in Tannhäuser; voor haar zou ik nog wel terug willen.

Over Ali Eslami:

https://alllesss.com/About

Voor toneelbeelden van Boris Acket:

Gezien 1 augustus in de Bayreuther Festspiele.

Musikalische Leitung Pablo Heras-Casado
Regie Jay Scheib
Bühne Mimi Lien
Dramaturgie Marlene Schleicher
Amfortas Derek Welton
Titurel  Tobias Kehrer
Gurnemanz Georg Zeppenfeld
Parsifal  Andreas Schager
Klingsor Jordan Shanahan
Kundry   Elīna Garanča
Gralsritter Siyabonga Maqungo en Jens-Erik Aasbø
Altsolo Marie Henriette Reinhold

Over Ali Eslami:

https://alllesss.com/About

Voor toneelbeelden van Boris Acket:

https://basiaconfuoco.com/tag/julius_eastman/

Erwin Olafs Im Wald

https://www.erwinolaf.com/art/im_wald_2020

Marek Janowski dirigeert Der Freischütz. En hoe!

Freischutz pentatoneptc5186788

Het is niet de eerste keer dat Marek Janowski zich over de partituur van Der Freischütz ontfermt. Al 25 jaar geleden nam hij de opera voor RCA op en het resultaat was zonder meer goed, maar niet echt uitzonderlijk. Er waren betere uitvoeringen te vinden: Colin Davis bij voorbeeld. Of Harnoncourt. Maar nu, 25 jaar later schrijft hij er geschiedenis mee.

Dat is aan meer factoren te danken. Allereest is er de opnametechniek, iets wat voor mij niet als de grootste prioriteit geldt maar nu werd ik er door totaal overrompeld. Het voelde alsof de hele cast, inclusief het orkest zo maar in mijn kamer stond en ik op een live concert werd getrakteerd. Ook nog eens voor mij alleen. Een weelde. En dan de zangers!

De jonge Noorse sopraan Lise Davidsen is een Agathe uit duizenden. Haar vertolking is alleen maar met die van Birgit Nilsson te vergelijken. Overweldigend. Andreas Schager is een zeer tot de verbeelding sprekende Max en Alan Held een duivelse Kaspar. Ook Markus Eiche (Ottokar) en Sofia Fomina (Änchen) kunnen mij zeer bekoren.

Maar vergeet de dirigent niet! Hoe hij zijn orkest door de partituur weet te leiden is niet minder dan briljant. De eerste maat alleen al… wow!


CARL MARIA VON WEBER
Der Freischütz
Andreas Schager, Lise Davidsen, Alan Held, Sofia Fomina, Markus Eiche, Christoph Filler, Andreas Bauer, Franz Josef Selig, Corinna Kirchhoff, Peter Simonischek
Frankfurt Radio Symphony; MDR Rundfunkchor Leipzig olv Marek Janowski,
Pentatone PTC 5186788