Wellicht ligt het aan het instrument (Pleyel uit 1865), maar hier kan ik echt niet warm voor lopen.
Charles-Valentin Alkan behoort tot mijn geliefde componisten, althans wat pianomuziek betreft. Mijn verzameling telt dan ook ettelijke cd’s met zijn weergaloze Etudes, Nocturnes en Impromptus. Onder andere.
De Italiaan Costantino Mastroprimiano kan heus piano spelen, er is ook niets mis met zijn techniek, maar… maar de ziel ontbreekt. En het allerergste is: alles wat hij doet klinkt zo ontzettend mechanisch! Soms moet ik dan aan een ingeblikt bandje denken dat door een ouderwetse draaiorgel wordt gespeeld. Af en toe wordt het pedaal ingedrukt en om het effect maximaal te bereiken wordt het bandje hier en daar versneld afgedraaid.
Alkan was behalve componist ook een echte pianovirtuoos, ik kan mij dan ook niet voorstellen dat hij hiermee genoegen zou kunnen nemen.
Als tegengif grijp ik snel naar de opnamen die Marc-André Hamelin van Alkan heeft gemaakt en eindelijk krijg ik lucht. Ik overpeins dan de vermeende doodsoorzaak van de componist: volgens een legende werd hij bedolven door zijn eigen boekenkast. En heel erg boosaardig denk ik dat de boeken maar beter op die ondermaatse piano hadden moeten vallen.