Religion, there is nothing wrong with it. Provided that it is well- dosed, it can be a source of a lot of happiness (and salvation). People can draw hope from it and the pure belief in miracles may also cause miracles. Although it is not very tangible.
Paul Claudel
The French poet and playwright Paul Claudel (1868 – 1955) was a deeply religious man and almost all of his works were inspired by his Catholic faith. The same is true of ‘The message to Mary’, on which the Verkündigung by Braunfels is based
Violaine is engaged to Jacobëus but she rejects him: by her act of charity (out of pity she kissed a man with leprosy) she herself becomes infected. Jakobëus marries Violaine’s sister Mara and, when their child dies after birth, Violaine miraculously brings it back to life. This mystical story full of love, tragedy and sacrifice smells strongly of incense and is not averse to primary sentiments.
Thus also Walter Braunfels’ score: narrative and dark, because even the miracles leave little to hope for. An unadulterated mystery play, with a lot of attention to martyrdom, but larded with the most beautiful notes that seem to have descended straight from heaven.
Walter Braunfels
Verkündigung was my first introduction to the composer Braunfels. In 1994 the work was released by EMI (now Warner). A publication that has shaken my worldview. Because I didn’t get it: how could such an unadulterated masterpiece remain unknown for so long? Why was it never performed? Since then Braunfels (together with Korngold, Zemlinsky and Schreker) is at the top of my list of my beloved composers.
That EMI recording, including John Bröcheler as Jakobëus, is certainly fantastic, but the new edition by BR Klassiek proves that it can even be bettered!
This performance, directed by Ulf Schirmer, was recorded live in Munich in 2014. Juliane Banse (Violaine) is totally absorbed in her role. She sings softly, swaying and lovingly. Perfect goodness. Janina Baechle is a good Mara and Hanna Schwarz and Robert Holl shine as the parents.
Adrian Eröd is a much better Jakobëus than Bröcheler: his voice is lighter and higher, more loving also, which gives more clarity to his character.
Walter Braunfels Verkündigung Robert Holl, Hanna Schwarz, Julian Banse, Janina Baechle, Adrian Eröd, Matthias Klink, Mauro Peter e.a. BR Klassik 900311
„In der Heimat blüh’n die Rosen – nicht für mich den Heimatlosen“ zingt graaf Boleslav in zijn eerste aria. Het had net zo goed uit de biografie van de componist kunnen komen.
Joseph Beer werd in 1908 geboren in Lemberg (Lwów, Lviv), wat toen nog bij het Oostenrijks-Hongaarse rijk hoorde, maar tien jaar later één van de belangrijkste steden werd in het herrezen Polen. Beer studeerde in Wenen en na de anschluss vluchtte naar hij naar Frankrijk. Eerst naar Parijs waar hij, geholpen door de directeur van Théâtre du Châtelet zich in leven hield door de muziek voor de film Festival du Monde te componeren. Zijn poging om de US te bereiken mislukte: verder dan Nice kwam hij niet.
Valse identiteitscard van Joseph Beer
Tijdens zijn onderduikperiode componeerde hij er Stradella in Venice, een opera in veristische stijl (première Zurich 1949) die zijn laatste bleek te zijn.
Robert McFarland zingt aria van Doge uit STRADELLA IN VENEDIG:
Joseph Beer met zijn ouders, broer en zus
Na de oorlog bereikte hem het nieuws dat zijn ouders in Auschwitz waren vermoord. Ook zijn vriend, mentor en librettist van de Polnische Hochzeit, Fritz Löhner-Beda, heeft het kamp niet overleefd.
Fritz Löhner-Beda
Begin jaren vijftig trouwde Beer met Hanna Königsberg, ook een Holocaust overlevende (Königsberg heeft als kind samen met haar ouders Duitsland ontvlucht). Samen met haar en hun twee dochters bleef hij in Nice – tot zijn dood in 1987.
Joseph Beer met zijn vrouw Hanna Königsberg in Nice
Beer is nooit het droeve nieuws van het verlies van zijn familie te boven gekomen. Hij trok zich terug uit het publieke leven en stopte met componeren, daarvoor in de plaats stortte hij zich op zijn studie musicologie: in 1966 promoveerde hij op “Evolutie van de harmonische stijl van Scriabin”.
Polnische Hochzeit werd na de oorlog niet meer opgevoerd, Beer zelf wilde er geen toestemming voor geven. Naar het “waarom” kunnen we alleen maar gissen, maar blijkbaar was de confrontatie met de operette voor hem te pijnlijk. De operette met zijn onderwerp lag hem te veel aan het hart.
Maar zijn roots verloochende hij nooit. Volgens zijn dochter Béatrice voelde hij zich in eerste instantie een Jood, maar daarna meteen een Pool. Geen Oostenrijker, alsjeblieft. Maar ook geen Fransman. Hij woonde er bijna vijftig jaar en werd na de oorlog tot Franse staatsburger bevorderd, maar zijn hart bleef in Lwów, al heeft hij de stad nooit meer terug gezien. Hij sprak ook vloeiend Pools, wat zonder twijfel van belang was voor het leggen van de juiste accenten in zijn partituur.
Het is bijna niet te geloven, maar Beer componeerde Polnische Hochzeit in slechts drie weken. De première in 1937 in Zurich was een enorm succes. Het werd vertaald in acht talen en werd – behalve in nazi Duitsland –in veertig verschillende landen op de planken gebracht. Onder de titel Les Noces Polonaises zou de operette op 1 oktober 1939 worden opgevoerd in Théâtre du Châtelet. De hoofdrollen zouden gezongen worden door Jan Kiepura en Martha Eggerth, maar een maand daarvoor zijn de Nazi’s de tweede Wereldoorlog begonnen.
Polnische Hochzeit is een heerlijke operette in de rijke Weense traditie. Je hoort er flarden van Emmerich Kálmán en Paul Abraham (Victoria und ihr Husar!), maar de partituur is rijkelijk gelardeerd met Poolse volksdansen en Joodse volksmelodieën. Plus de in de tijd veel gebruikte jazzinvloeden: het duet ‘Katzenaugen’ is een onvervalste charleston.
Een operetteliefhebber ontdekt er alle noodzakelijke ingrediënten. De jeugdgeliefden Boleslav en Jadja komen elkaar weer tegen als Boleslav naar zijn vaderland terugkeert. Jadja is aan Boleslavs rijke oom Staschek beloofd, maar een slimme meid Suze (zeg maar: een soort vrouwelijke Figaro) weet de boel tot het goede einde te brengen. Het verhaal heeft ook veel weg van Don Pasquale. Wat de Polnische Hochzeit anders maakt is het hoge patriottismegehalte: het verhaal speelt zich af in 1830, in de door Russen bezette Polen.
Nikolai Schukoff kom ik steeds vaker tegen bij de (vergeten) operettes en dat maakt me blij. Na Giuditta en Zigeunerbaron is het al zijn derde operette opname. Zijn stem is er zeer geschikt voor, veel beter dan voor Wagners die kleine littekens op zijn stem hebben achtergelaten. Erg is het niet: hij heeft gewoon wat tijd nodig om op te warmen (de opname is live). Al in de mazurka ‘Polenland mein heimatland’ is hij helemaal op dreef en laat een paar stralende hoge noten horen. Heel bijzonder is ook zijn gevoel voor het ritme, waarmee hij goed geholpen wordt door de dirigent Ulf Schirmer. En voor de smachtend gezongen hit die nog geen hit is, ‘Du bist meine grosse Liebe’, zou zelfs Gedda zich niet voor hoeven te schamen.
Teaser:
Martina Rüping is een heerlijke Jadja. Haar warme sopraan weet mij in het met melancholische ondertoon gezongen ‘Wenn die mädel zu mazurka gehen’ zeer te ontroeren. En wat een mooi nummer is het! Net als het duet ‘Herz an Herz’ (denk aan ‘Lippen Schweigen”) trouwens. Smullen!
Michael Kupfer-Radecky imponeert als graaf Staschek en Susanne Bernhard is een verrukkelijke Suze.
Béatrice Beer, dochter van de componist zingt ‘Wunderbare Traume’:
Joseph Beer
Polnische Hochzeit
Martina Rüping, Susanne Bernhard, Nikolai Schukoff, Michael Kupfer-Radecky, Mathias Hausmann e.a.
Chor des Staatstheater am Gärtnerplatz; Münchner Rundfunkorchester olv Ulf Schirmer
CPO 5550592
“In der Heimat blüh’n die Rosen – nicht für mich den Heimatlosen”, sings Count Boleslav in his first big solo in Polnische Hochzeit: “In my home country roses are blossoming, but not for me, I am without a homeland.” These are words from the 1937 show, premiered in Switzerland, that could just as easily come from the biography of the composer himself.
Joseph Beer in Vienna
Joseph Beer was born in 1908 in Lemberg (Lwów, Lviv). Back then, this was part of the Austrian-Hungarian empire, but 10 years later it was to become one of the most important cities of Poland. Beer studied in Vienna, after the “Anschluss” in 1938 he fled to France.
Joseph Beer with his siblings
He first went to Paris. Helped by the director of the Théâtre du Châtelet he earned his living by writing music for the film Festival du Monde. After failing to reach the Unites States, he ended up in Nice. During his years in hiding Beer composed Stradella in Venice there, an opera in the verismo style (premiere Zurich, 1949), which turned out to be his final one. After the war Beer got the news that his parents were killed in Auschwitz. Also his friend, mentor and librettist of Polnische Hochzeit, Fritz Löhner-Beda, had not survived the camps.
Fritz Löhner-Beda
In the early fifties Beer married Hanna Königsberg, also a Holocaust survivor (Königsberg fled Germany as a child, with her parents). Together with her and their two daughters he remained in Nice until his death in 1987.
Joseph Beer in 1986 at his balcony in Nice
Beer never got over the sad news of the loss of his family. He withdrew from public life and stopped composing. Instead, he threw himself into studying musicology. In 1966 he defended his thesis: ‘The Evolution of Harmonic Style in the Work of Scriabin.’
After the war, Polnische Hochzeit was never performed again. Beer himself refused to give permission. We can only guess why he did so, but apparently the confrontation with the operetta was too painful for him. The operetta and its subject matter were too close to his heart.
But Beer never denied his roots. According to his daughter Béatrice he always felt a Jew in the first place, and immediately after, a Pole. Not an Austrian, please, but also not a Frenchman. He lived in France for almost fifty years, and was declared a French citizen after the war, but his heart remained in Lwów, although he never saw that city again. He also spoke Polish fluently, which no doubt helped him to get the rhythms in his score right.
It is hard to believe, but Beer composed Polnische Hochzeit in only three weeks. Because of the difficult theater situation in Austria, the show was first presented in Switzerland – with a libretto by Kalman’s and Lehár’s co-authors Alfred Grünwald and Fritz Löhner-Beda, who also collaborated with Abraham. The premiere in 1937 in Zurich was an immediate hit. It was translated into eight languages and had 40 subsequent productions elsewhere, outside of Nazi Germany.
Under the title Les Noces Polonaises the new production of the opera was planned for October 1, 1939, in the Théâtre du Châtelet. Jan Kiepura and Martha Eggerth were supposed to sing the leading roles, but a month before opening night the Nazis started World War II.
Polnische Hochzeit is a voluptuous operetta in the Viennese tradition. One can detect echoes of Emmerich Kálmán and Paul Abraham, but the score is also filled by Polish folk dances and Jewish melodies. But there are also many “modern” syncopated numbers, e.g. the duet “Katzenaugen” (Cat’s Eyes), a veritable Charleston.
What sets Polnische Hochzeit apart is the patriotic story set in 1830 Poland, a country occupied by the Russians. Childhood sweethearts Boleslav and Jadja meet once more when Boleslav returns home. Jadja is now engaged to Boleslav’s rich uncle Staschek, but the witty maid Suze (a female sort of Figaro) finds a way to untangle the engagement and get Boleslav and Jadja together in the end. Just think of Don Pasquale..
Nikolai Schukoff is someone I encounter more and more often in operettas, and that makes me very happy. His tenor is very suited for the genre, much more than for his usual Wagnerian repertoire which has left traces in his voice. They are not dramatic, but he needs time to vocally warm up (it’s a live recording). By the time he sings the mazurka “Polenland, mein Heimatland” (Poland, my home country) he – and his voice – are in full swing. He dazzles with some glorious top notes and demonstrates a great sense of rhythm. In this, he is perfectly supported by conductor Ulf Schirmer. And the longing and passionate way Schukoff sings “Du bist meine große Liebe” (You are my big love) is something even colleagues like Nicolai Gedda couldn’t top.
Teaser for the cpo CD “Polnische Hochzeit” by Joseph Beer with Nikolai Schukoff:
Martina Rüping is a wonderful Jadja. She sings “Wenn die Mädel zu Mazurka gehen” with warm soprano tones, and she adds a certain melancholy that is touching, as is the song itself. Just like the duet “Herz and Herz” (heart to heart). I melted away.
Michael Kupfer-Radecky is an impressive Count Staschek, and Susanne Bernhard a wonderful as Suze.
It’s certainly one of the best CPO operetta releases.
The 1st page of the young heroin Jadja’s gorgeous aria (Wunderbare Träume)Béatrice Beer (composer’s daughter) sings Wunderbare Träume:
Joseph Beer
Polnische Hochzeit
Martina Rüping, Susanne Bernhard, Nikolai Schukoff, Michael Kupfer-Radecky, Mathias Hausmann e.a.
Chor des Staatstheater am Gärtnerplatz; Münchner Rundfunkorchester olv Ulf Schirmer
CPO 5550592
Religie, daar is niets mis mee. Mits goed gedoseerd kan zij ook voor veel geluk (en zaligheid) zorgen. Mensen kunnen er hoop uit putten en het pure geloof in wonderen kan zelf ook wonderen veroorzaken. Al is het niet tastbaar.
Paul Claudel
De Franse dichter en toneelschrijver Paul Claudel (1868 – 1955) was een diepgelovige man en vrijwel al zijn werken werden door zijn katholieke geloof geïnspireerd. Zo ook ‘De boodschap aan Maria’, waar de Verkündigung van Braunfels op is gebaseerd.
Violaine is verloofd met Jakobäus maar wijst hem af: door haar liefdadigheidsdaad (zij heeft een leproze man gekust) is zij zelf besmet geraakt. Jakobäus trouwt met Violaine’s zuster Mara en als hun kind na de geboorte sterft laat Violaine het herleven. Of eigenlijk: opnieuw geboren worden. Het mystieke verhaal vol liefde, tragiek en opoffering ruikt sterk naar wierook en is niet wars van primaire sentimenten.
Zo is het partituur van Walter Braunfels ook. Narratief en donker, want zelfs de wonderen laten weinig hoop achter. Een onvervalst mysteriespel, met veel aandacht voor het martelaarschap, maar dan wel gelardeerd met de mooiste noten die regelrecht uit de hemel lijken te zijn neergedaald.
Walter Braunfels
Verkundigung betekende mijn eerste kennismaking met de componist Braunfels. In 1994 werd het werk door EMI (nu Warner) uitgebracht. Een uitgave die mijn wereldbeeld aan het wankelen heeft gebracht. Want snappen deed ik het niet: hoe kon zo’n onvervalst meesterwerk zo lang onbekend blijven? Waarom werd het nooit uitgevoerd? Sindsdien stond Braunfels (samen met Korngold, Zemlinsky en Schreker) bovenaan mijn lijstje van mijn geliefde componisten.
Die EMI opname, met onder anderen John Bröcheler als Jakobäus was zonder meer fantastisch, maar dat het nóg beter kan bewijst de nieuwe uitgave van BR Klassiek.
De door Ulf Schirmer gedirigeerde uitvoering werd in 2014 in München live opgenomen. Juliane Banse (Violaine) gaat totaal in haar rol op. Zij zingt zacht, wiegend en liefhebbend. Volmaakte goedheid. Janina Baechle is een goede Mara en Hanna Schwarz en Robert Holl schitteren als hun ouders.
Adrian Eröd is een veel betere Jakobäus dan Bröcheler: zijn stem is lichter en hoger, liefdevoller ook, waardoor zijn karakter aan duidelijkheid wint.
Walter Braufels
Verkündigung
Robert Holl, Hanna Schwarz, Juliane Banse, Janina Baechle, Adrian Eröd, Matthias Klink, Mauro Peter e.a.
Chor des Bayerischen Rindfunks; Münchner Rundfunkorchester olv Ulf Schirmer
BR Klassik 900311
Denk je alles al gehoord te hebben en dat het operarepertoire geen geheimen voor je meer heeft, wordt je alweer prettig verrast door het onvolprezen label CPO!
In januari 2011 hebben ze in München Regina van Lortzing opgenomen, een opera die ik alleen maar van de titel kende. Daar werd mijn operahart immens gelukkig van, van zowel de prachtige muziek als van de ronduit schitterende uitvoering.
De muziek is onmiskenbaar Lortzing, één al Duitse romantiek, zeker met de vele, voor de tijd zeer gebruikelijk koorpartijen. Maar het libretto is atypisch. Het speelt zich af in een fabriek, waar, behalve de romantische verwikkelingen ook heuse stakingen plaatsvinden en waar arbeiders in opstand komen – zo gek nog niet als je weet dat de opera in het “revolutiejaar” 1848 is ontstaan.
De revolutie, die wordt op een bepaald moment toch naar de tweede plaats verschoven, want het gaat voornamelijk over een ontvoerde verloofde en haar bevrijding.
De grande finale ‘Jauchzet den Stunden des Festes entgegen‘ doet mij aan de Les Huguenots van Meyerbeer denken, ik neem dan ook aan dat Lortzing de opera goed kende.
Johanna Stojkovic geeft Regina behalve haar prachtige, romige tonen ook een zweem van hysterie mee en Daniel Kirch is een zeer goede Richard – een echte verliefde romanticus. Detlef Roth zingt een absoluut onweerstaanbare Stefan, zo een waar je bang voor bent, maar die je willens en wetens aantrekkelijk moet vinden.
Wat een verrijking!!
Albert Lortzing
Regina
Johanna Stojkovic, Daniel Kirch, Detlef Roth e.a.
Prager Philharmonisch Chor; Münchner Rundfunkorchester olv van Ulf Schirmer
CPO 777710-2 • 137’