James_Bowman

Een oude opname van A midsummer night’s dream uit Glyndebourne

Tekst: Peter Franken

Op internet is momenteel veel te doen over het 40-jarig jubileum van Raiders of the Lost Ark. Dit icoon van de populaire filmgeschiedenis was de eerste Indiana Jones film met Harrison Ford en de onvergetelijke Karen Allen. Maar er gebeurde meer in 1981. Zo dirigeerde Bernard Haitink in Glyndebourne  Brittens A midsummer night’s dream, een zeer klassieke productie van Peter Hall met  schitterende decors en kostuums van John Bury. En laten we wel bedenken, dit stuk van Shakespeare was in zijn tijd ook ’popular culture’, net als Indiana Jones in de twintigste eeuw.

Even ter herinnering. Het draait om een ruzie tussen elfenkoning Oberon en feeënkoningin Tytania. Om haar te straffen wil Oberon Tytania belachelijk maken. Hij betovert haar in haar slaap zodanig dat ze op slag verliefd wordt op het eerste wezen dat ze ziet zodra ze wakker wordt. Dat is de betoverde Bottom, een burger uit de naburige stad die voor de gelegenheid tot aan zijn middel is veranderd in een ezel. Beiden beleven een heuse ‘liefdesnacht’.

Verder zijn er twee paren die ruzie maken over wie met wie moet trouwen. Ook daar zorgen betoveringen voor complicaties. De kobold Puck moet voor Oberon het vuile werk opknappen. Dat gaat niet steeds volgens plan wat weer nieuwe verwikkelingen veroorzaakt. Uiteindelijk komt natuurlijk alles op zijn pootjes terecht. Koning en koningin zijn verzoend, de wereld van elfen en feeën is weer in evenwicht waardoor ook de mensenwereld tot rust kan komen.

Hier doorheen loopt het verhaal van een paar brave burgers die een toneelstukje willen opvoeren: Pyramus en Thisbe. Bottom is een van hen en speelt als enige ook nog eens een echte rol in de feeënwereld. Hij heeft immers een seksuele ervaring met hun koningin, ook al is het ten dele in de gedaante van een ezel. Logisch dat hij die gebeurtenis niet kan verwoorden als hij zijn normale gedaante weer terug heeft.

Het toneelbeeld is keurig in overeenstemming met de handeling: in de eerste en tweede akte een mooi bos en licht glinsterende takken, in de derde akte het kasteel van Theseus. Hoewel de plaats van handeling Athene is, loopt iedereen er keurig bij als in Shakespeare’s tijd. De voor de mensen onzichtbare spelers zijn uitgedost met vleugeltjes en prachtige hoofdtooien. Spitse oren benadrukken hun status als elfen en feeën.

De cast in Glyndebourne wordt aangevoerd door een paar grote namen. Ileana Cotrubus vertolkt de rol van Tytania en Oberon is in handen van James Bowman. Het koppel Demetrius en Helena komt voor rekening van Dale Duesing en Felicity Lott. Mij onbekend is Curt Appelgren maar zijn Bottom laat niets te wensen over. Hij zorgt door zijn enorme acteertalent voor comic relief in elke scène die hem gegund is, hij kan ook nog goed zingen.

Het toneelstukje aan het einde zorgt voor een hilarische hoogtepunt, mede door de perfecte  uitdossing van de acteurs. Ook hier weer een hoofdrol voor Bottom.

De orkestbezetting is in dit stuk tamelijk klein gehouden. De rol van de strijkers is relatief klein en ongebruikelijk: veel glissandi die bijdragen aan een zekere vervreemding bij de toeschouwer. Verder klinken uit de bak harp, celesta en klokkenspel. Daarnaast een flinke groep blazers die feitelijk de hoofdrol vervullen.

En laten we vooral Bernard Haitink niet vergeten die de zaak muzikaal in goed banen leidt.

Altus: from castrato to countertenor

Altus

Drie cd’s gevuld met alleen maar countertenoren (en één castraat), is dat niet iets te veel van het goede? Niet dus. Het is een prachtige bloemlezing, die laat zien hoezeer de techniek van falsetto zingen is veranderd.

Sommige van de zangers klinken erg gedateerd (James Bowman), sommige nog steeds verrassend fris (René Jacobs, Paul Esswood), maar met de hedendaagse sterren (David Daniels, Philippe Jaroussky of Lawrence Zazzo)  kunnen ze niet concurreren.

Ook de begeleiding heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Van het valse, amateuristisch aandoende doorzagen, zuchten en steunen zijn ze tot sprankelende, muzikale en professioneel volmaakt spelende ensembles geworden.

Het gezongen repertoire is zeer verrassend, want naast de geijkte countertenorstof (oude muziek, Britten) valt ook een riedeltje van o.a. Schubert, Bellini en Berlioz te horen. Vooral ‘Sur les lagunes’ (Les nuits d’été) van de laatste, zeer sensitief gezongen door David Daniels, is een juweeltje.

Alfred Deller, de oudgediende en pionier in het stemvak ontroert met de gevoelig gezongen ‘Greenleaves’. Maar ook de ‘Silent Night’ ontbreekt er niet, prachtig vertolkt door de in de jaren negentig immens populaire (en door mij zeer geliefde) Derek Lee Ragin.

De volgorde van de zangers en gezongen werken is volstrekt willekeurig, en met het voorkantje wordt duidelijk op een bepaalde bevolkingsgroep gemikt.


Altus. From castrato to countertenor
Brian Asawa, James Bowman, Max Emanuel Cencic, Michael Chance, David Daniels, Alfred Deller, René Jacobs, Philippe Jarousky, Andreas Scholl, Lawrence Zazzo e.a.
Erato 23547629 (3 cd’s)