Enrico_Delamboye

Maartje Rammeloo’s cd ‘Longing to be loved’ is heerlijk om naar te luisteren


Tekst: Peter Franken






De titel is ontleend aan het zevende lied uit de tiendelige cyclus ‘December songs’ van de Amerikaanse musical componist Maury Yeston, bekend van onder meer ‘Titanic’ en ‘Grand Hotel’. Yeston schreef de cyclus in 1991 en zowel de titel als de inhoud verwijzen duidelijk naar Schuberts ‘Winterreise’.

In de cyclus komt een jonge vrouw aan het woord die net een verbroken relatie achter de rug heeft. Het eerste lied (‘December Snow’) is de expositie, ze kijkt terug op hoe het twee jaar eerder is begonnen, vol hoop, liefde en goede moed. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit openingsnummer muzikaal niet het meest geïnspireerde deel is van de cyclus maar we weten na afloop wel waar we aan toe zijn met de ik-figuur.

Het tweede lied brengt de vaart er in. In een hoog tempo worden situaties bezongen waarin de vroegere geliefde lijkt op te duiken: een schim, een paar ogen, een reflectie in een etalageruit. Heel aansprekend voor iedereen die dit zelf al eens heeft meegemaakt.

Dat de vrouw nog aan het begin van haar verwerkingsproces staat wordt duidelijk in het derde lied. De kans bestaat dat ze haar vroegere liefde onverwacht tegenkomt en daar kan ze (nog) niet mee omgaan: ‘So, please let’s not even say hello’. Het is een heel gevoelig nummer en voor mij persoonlijk het meest herkenbare.

Nummers 4, 5 en 6 gaan over gedachten, herinneringen, bijzondere situaties. Nummer 6 (‘My grandmother’s loveletters’) is een onversneden musical nummer en na een wat aarzelende start ontwikkelt nummer 7 (‘I am longing’) zich ook in die richting, modulerend, bijna ‘beltend’ op het laatst. Nummer 8 (‘I had a dream about you’) is een regelrechte tongue twister, hoog tempo en veel tekst. Het kantelpunt in de emotionele reis van de vrouw komt in nummer 9 (‘By the river’). Het is nog steeds winter en overal ligt sneeuw en ijs, zo ook op de rivier. Die probeert haar ervan te overtuigen dat ze zich beter door het ijskoude water kan laten meevoeren naar de zee. Dan zijn al haar problemen voorbij en heeft ze voor altijd rust.

In nummer 10 heeft ze zich herpakt al blijft het moeilijk allemaal. De sneeuw blijft vallen en haar lover is en blijft weg. ‘Als we elkaar zomaar ergens tegenkomen laten we dan vooral niets zeggen.’

Maartje Rammeloo geeft een zeer goede vertolking van deze cyclus, begeleid oor pianist Enrico Delamboye. Maartjes zang is doorleefd, uitstekend  te verstaan en muzikaal tot in de perfectie verzorgd. In een theateroptreden zou je het daar bij laten maar op deze cd worden we nog verwend met een serie losse nummers uit de beginjaren van Broadway. Ik pik er een paar uit.

‘I wish hit so’ uit de musical ‘Juno’ van Blitzstein verhaalt over iemand die de liefdeskriebels heeft: ‘It’s the unrest inside me and I think I’ll go mad.’ Prachtige begeleiding door een zevenkoppig orkestje (arrangement Bob Zimmermann) maakt er een extra mooi nummer van. Ronduit geinig is ‘That’s him’ uit ‘One touch of Venus’ van Weill en Nash. Er moet heel veel tekst in worden gedebiteerd en Maartje heeft daar niet de minste moeite mee, zo lijkt het.

‘Show me’ uit ‘My fair lady’ laat tenor Jan Willem Schaafsma (‘meneer Rammeloo’) een paar strofen aan het woord als Freddy voor hij ruw wordt onderbroken door Eliza die aangeeft geen belangstelling te hebben voor zijn romantische gewauwel maar wil dat hij nu eindelijk gewoon laat zien wat hij voor haar voelt. Gelukkig krijgt Jan Willem nog een herkansing in ‘So in love’ uit ‘Kiss me Kate’ waarin hij een volwaardig duet zingt met zijn echtgenote.

Ronduit hilarisch is ‘My husbands first wife’ uit ‘Sweet Adeline ‘ van Kern en Hammerstein waarin de alles kunnende eerste vrouw door haar opvolgster wordt bezongen. ‘Haar kinderen waren ’s ochtends geboren maar ‘s avonds had ze zelf al weer het eten gekookt.’ Het is een vlot walsje en wordt met veel enthousiasme vertolkt. ‘What I’ll do’ van Irving Berlin is heel anders, klinkt als iets dat Marlene Dietrich in de jaren ’30 gezongen zou kunnen hebben. Zo biedt de cd een goede balans in getoonde emoties, muzikale stijlen en onderwerpen.

Het genoemde orkestje is op vijf nummers te horen, voor de overige begeleiding is Delamboye verantwoordelijk. Ik wil Maartje Rammeloo en alle medewerkende van harte feliciteren met het resultaat. ‘Longing to be loved’ is een prachtige cd geworden waarop deze getalenteerde sopraan laat blijken wat ze op het gebied van zang, tekstbeheersing en algehele muzikaliteit in huis heeft. Van harte aanbevolen.

\

Opera Zuid brengt moderne versie van Mozarts Schauspieldirektor

Tekst: Peter Franken

Der Schauspieldirektor is een kort komisch Singspiel dat op 7 februari 1786 voor het eerst werd opgevoerd in de Orangerie van Paleis Schönbrunn. De gelegenheid was een lunch die keizer Joseph gaf voor 80 genodigden. Zodoende had het werkje van meet af aan het karakter van een stuk dat bestemd was voor tussen de schuifdeuren. Bij diezelfde gelegenheid had Salieri’s Prima la musica e poi le parole première, eveneens een korte eenakter. De keizer wilde meer aandacht voor het Duitse Singspiel genereren maar het publiek reageerde vooral ten faveure van Salieri’s Italiaanse creatie.

Der Schauspieldirektor bevat vijf stukken muziek: een ouverture, arietta, rondo, terzet en vaudeville; bij elkaar ongeveer 25 minuten. Het werkje leunt dan ook zwaar op de gesproken teksten en die waren duidelijk toegesneden op de toenmalige actualiteit. Het is dus voor elk gezelschap dat dit Singspiel vandaag de dag programmeert zaak om hier flink de stofkam doorheen te halen. Dat kan een pakkende eenakter van een uurtje opleveren. En net als bij de keizer thuis zou daar dan die Prima la musica van Salieri tegenover gezet kunnen worden voor een avondvullend programma. Waarschijnlijk werd dat te kostbaar want Opera Zuid heeft in plaats van voor die oplossing te kiezen het Singspiel naar eigen inzicht geactualiseerd en uitgebreid met nog eens ongeveer 20 minuten muziek uit andere Mozart opera’s.

Hiertoe is geput uit Cosi fan tutte, Le nozze di Figaro en Die Zauberflöte. Verder is er een tenoraria te horen die ik niet kon plaatsen. Tussendoor wordt het geheel aan elkaar gepraat in een format dat meerdere lagen heeft. Je kijkt aanvankelijk naar een auditie. Dat blijkt vervolgens een repetitie te zijn voor een stuk over een auditie.

Als het vervolgens pauze is en de spelers achter de coulissen zich vertreden en met elkaar praten vindt er opnieuw een onderbreking door de toneelregie plaats waaruit blijkt dat we kijken naar de repetitie van een voorstelling die gaat over een repetitie van een auditie voor een opera. Niet geheel onverwacht krijgen de spelers in dit ‘matroesjkadrama’ meerdere identiteiten en namen. Het is aardig bedacht maar wordt al gauw een theatraal handigheidje.

Tijdens de pauze in de repetitie voor een auditie probeert de tenor die Herr Vogelsang vertolkt om Mademoiselle Silberklang te versieren. Inmiddels zijn het acteurs in de tweede laag die spelen dat ze zichzelf spelen.

Goed beschouwd lukte dat alleen Kristina Bitenc die geheel naturel zat te praten zoals ik haar bij eerdere gelegenheden al wel eens heb gesproken. Voeg dit bij haar stimmliche Silberklang vertolking en je hebt de echte prima donna van de avond. Ik heb van haar genoten.

Madame Herz kwam voor rekening van Chelsea Bonagura die een geweldige entree had als de Roemeense sopraan Angela, door de Schauspieldirektor gemakshalve aangeduid als Madame Ceauscescu. Bonagura wist goed raad met haar door Madame Herz gezongen arietta ‘Da schlägt die Abschiedsstunde’. En in het Eifersuchtduet ‘Ich bin die erste Sängering’ met Bitenc dreven ze elkaar steeds verder de hoogte in. Hilarisch nummer, het muzikale hoogtepunt van het werkje.

De vocale bijdragen van Marc Pantus als Buff en Mitch Raemakers als Herr Vogelsang bleven hier wel wat bij achter. Ook het koppel dat het PaPaPaPa duetje mocht voorzingen kwam niet verder dan tijdvulling. En dat was een beetje de makke van deze productie: er moest teveel tijd worden gerekt om tot ongeveer anderhalf uur te komen. Het is dat men Thomas Allen had weten te strikken voor de titelrol, anders was het een moeizame avond geworden.

De bijna 80-jarige Allen is natuurlijk een fenomeen, een van de grote baritons van yesteryear. Het is eigenlijk treurig dat hij hier uitsluitend mag spreken en de scène waarin hij lamenteert over het feit dat hij niet kan zingen is onbedoeld schrijnend: goed beschouwd is hij geen (echte) zanger meer en nu dus aangewezen op acteren.

Terwijl het toneel steeds donkerder wordt komen Pantus, Bonagura en Bitenc hem troosten met een gevoelige trio: Fiordiligi en Dorabella die roerend afscheid nemen van hun lovers terwijl Don Alfonso schijnheilig meezingt. Het was het mooiste moment van de avond.

So far so good. Waar ik teveel moeite mee had was de kwaliteit van de gedebiteerde teksten en de wijze waarop die werden voorgedragen. Dat kwam helaas vaak niet verder dan het niveau van amateurtoneel. Als je wel eens kijkt naar comedy op tv, zelf ben ik fan van ‘The big bang theory’, dan valt op dat grappen meestal heel terloops worden gemaakt. Dus niet minutenlang uitmelken, als iemand het heeft gemist heeft hij pech gehad.

Een goed voorbeeld van hoe het in mijn beleving niet moet is de grap die wordt gemaakt over een controversiële Lohengrin regie in Salzburg. Die in een wasserette, ja met 200 wasmachines, het was geweldig. Als oneliner is dat zeer geslaagd, als onderdeel van een tenen krommende scène over dat vermaledijde regietheater is het niet meer dan ongemakkelijke tijdvulling. En dat is naar mijn smaak teveel het geval in deze Schauspieldirektor.

In de bak zat de Phiharmoniezuid. Enrico Delamboye had de muzikale leiding.
Op zich wel een aardige voorstelling maar er had meer ingezeten.

Behind the scenes:

Christopher Gillett vertelt over Der Schauspieldirektor – Opera Zuid

trailer:

https://vimeo.com/884122026/0d1ced240f?share=copy

Fotomateriaal: © Joost Milde, Opera Zuid

Opera Zuid brengt Orphée aux enfers als geslaagd muzikaal pandemonium

Tekst: Peter Franken


Offenbach (1819-1880) schreef naar schatting ongeveer honderd werken voor het muziektheater. Orphée aux enfers uit 1858 staat te boek als de eerste operette, toen een nieuw genre binnen het muziektheater. Voor velen dankt het zijn bekendheid aan de ‘Galop infernal’, een dansnummer dat later furore maakte als de ‘cancan’.

Tussen de vele zang- en dansnummers door bieden gesproken teksten veel ruimte voor typisch Franse humor. Maar tegelijkertijd ontstaat ruimte om het geheel te actualiseren. Het bekritiseren van oppergod Jupiter kan in elk tijdsgewricht model staan voor het op de hak nemen van de ‘powers that be’. Zo ver komt het in deze productie van Benjamin Prins echter niet, de humor blijft dicht bij het origineel.

Orpheus die zijn geliefde Eurydice uit de Onderwereld probeert terug te halen is een populaire mythe en Offenbach heeft daar een goed gevonden twist aangegeven. Orpheus is blij van dat mens af te zijn, die slang die haar heeft gebeten verdient een standbeeld.

Zij op haar beurt denkt verleid te zijn door een schaapherder die in werkelijkheid de god Pluton is. Haar voorland is een verblijf in weelde en gemak in het godenrijk. Niet op de Olympus waar men weinig meer doet dan slapen, zich vervelen en elke dag weer overleven op een dieet van nectar en ambrozijn, maar aan gene zijde van de Styx waar men weet wat feesten is.

Dat dit niet goed valt bij de gevestigde maatschappelijke orde die natuurlijk graag de schijn ophoudt van gelukkige huwelijken en wat dies meer zij, biedt de boulevard pers een pakkend item. Orpheus wordt aan de schandpaal genageld, zijn carrière kan hij verder wel vergeten.

Of toch niet? Tijdig ingrijpen kan zoiets voorkomen en het personage ‘Opinion Publique’ neemt de zanger, die hier overigens violist is, onder de arm en voert hem met zachte dwang naar de Onderwereld om zijn vrouw terug te halen.

Gelukkig voor hem is er die voorwaarde dat hij niet mag omkijken op weg terug naar huis. Jupiter laat een bliksem afgaan, Orpheus schrikt en kijkt onwillekeurig om en Eurydice kan tot haar grote opluchting gewoon blijven waar ze is, al kiest ze voor een bestaan als Bacchante, niet de minnares van Jupiter of Pluto. Iedereen tevreden, ook de publieke opinie is aan haar trekken gekomen. Op naar het volgende schandaaltje.

De wat melige Franse humor die vooral de dialogen de toegevoegde waarde van een reclameblok kan geven, zijn hier sterk ingekort en gemoderniseerd. Daardoor weet Prins de vaart er behoorlijk in te houden al vond ik dat de dansnummers voor de pauze dat effect grotendeels te niet deden.

Het spektakel vindt met name in de Onderwereld plaats waar Offenbach ‘la charme discret de la bourgeoisie’ breed uitmeet in termen van seks, drugs and rock and roll al blijft het in deze productie opvallend ‘netjes’. Barrie Kosky wond er in Salzburg beslist minder doekjes om.

Behind the scenes: de choreograaf

Vijf dansers, drie mannen en twee vrouwen, zijn vrijwel voortdurend in beeld. Aanvankelijk als schapen en later in eenvormige sexy kostumering. Ook de solisten en het koor dansen zo nu en dan mee waardoor het een jolige troep wordt. Dat is vooral als men Jupiter smeekt mee te mogen op zijn uitje naar de Onderwereld om te kijken of daar inderdaad de mooie Eurydice in het geheim wordt vastgehouden door Pluton, die dat in alle toonaarden ontkent.

Eurydice and Eugène Vauthier as Jupiter, 1887

Jupiter heeft een dubbele agenda: hij moet het fatsoen vaandel hooghouden naar de mensenwereld maar heeft tegelijkertijd zijn zinnen gezet op een nieuwe verovering. Hij bezoekt haar als vlieg en Eurydice laat blijken zijn aanwezigheid plezierig te vinden door ‘zoemend’ te gaan zingen. Daarna geeft ze hem zijn marsorders: oppergod of niet, niemand vraagt haar ooit eens wat ze zelf wil.

Massaregie, vlotte teksten, ongedwongen zang, exuberante kostuums, kleurrijke decors en belichting dragen een voorstelling als deze. Het is een niemendalletje en als zodanig erg lastig er iets leuks van te maken. Daarin zijn Prins en zijn team zeer goed geslaagd. Voeg daarbij de algehele muzikale leiding van Enrico Delamboye en het feest kan beginnen.

Over het geheel werd er vrij goed gezongen en de philharmonie zuidnederland gaf het geheel een prima muzikale ondergrond. Omdat alles voortdurend ‘grappig’ moet klinken bleef echt mooie zang uit als wist Amel Brahim-Djelloui als Eurydice wel de nodige fraaie coloraturen ten beste te geven.

Anna Emelianova bezong als Diane de dood van haar geliefde en moest dat vergezeld laten gaan van veel gekrijs en woedekreten. Daar had ik toch echt liever gewoon de complete aria normaal gezongen gehoord.

Francis van Broekhuizen was op haar geheel eigen wijze leuk op dreef als Junon en kreeg ook nog een korte aria te zingen.

Behind the scenes: Francis van Broekhuizen

Orpheus is bij Offenbach feitelijk een bijrol. Als hij op de Olympus – tegen zijn zin – zijn verhaal komt doen zingt hij (opzettelijk vals) Glucks’ ‘J’ai perdu mon Eurydice’ waarop alle aanwezige godinnen onmiddellijk invallen met ‘Rien n’egale mon malheur’.

Eurydice daarentegen is nadrukkelijk aanwezig, zowel ‘op aarde’ als in de onderwereld. Alleen in de scène op de Olympus ontbreekt ze, opgesloten in Plutons harem, waar ze vooral lastig wordt gevallen door ‘butler’ John Styx, gespeeld door Olivier Hernandez. Pluto laat haar gewoon zitten, de eikel.

Mark Omvlee excelleerde als manipulerende Pluton en Mathys Lagier was een leuke Orphée die behalve zingen vooral zogenaamd viool moest spelen, tot afgrijzen van Eurydice die het een straf vond om dit te moeten aanhoren.

Thomas Morris gaf gestalte aan de Opinion Publique, zeer overdreven ‘Frans’, had wat mij betreft wel iets minder gemogen. Later transformeerde hij tot Bacchus, een personage meer in overeenstemming met zijn voordracht.

Roger Smeets was een nogal schreeuwerige Jupiter die het liefst steeds maar weer iedereen eraan herinnerde dat hemel en aarde voor hem beefden, of tenminste toch de aarde. Waar is mijn bliksem nu weer gebleven? Jeroen de Vaal was even te horen als Mercure.

Decors, kostuums, choreografie en belichting zijn in hoge mate bepalend voor het totaalbeeld van de voorstelling. Er is duidelijk veel creatieve energie aan te pas gekomen, het ziet er feestelijk uit allemaal en geeft prima ondersteuning aan de vele grapjes die de regie toelaat.

Al met al een hele leuke avond en zeker een aanrader voor de nog komende voorstellingen. De tournee duurt nog tot 22 juni. De laatste drie voorstellingen zijn semi concertant dus wie ‘the full works’ wil beleven is aangewezen op de komende vijf voorstellingen, de eerste op 1 juni in Breda

Trailer van de productie:



Fotomateriaal: © Joost Milde