Op 28 januari 2009 werd in Rotterdam een niet voor de hand liggende double bill gepresenteerd: La Voix Humaine, het keel snoerende (melo)drama van Poulenc werd gekoppeld aan L’Enfant et les sortilèges van Ravel. Op papier zag het er behoorlijk vreemd uit maar het pakte goed uit. Het publiek was super enthousiast, wat mede (voornamelijk?) te danken viel aan de geweldige uitvoerenden.
Nelly Miricioiu had een nieuwe glansrol aan haar repertoire toegevoegd waarin ze niet alleen overtuigde maar ook bijzonder ontroerde. Zij is een fenomenale actrice maar bovenal een zeer begenadigde zangeres: met haar kruidige sopraan, haar zeer karakteristieke timbre en haar tot de perfectie beheerste vibrato behoort ze tegenwoordig tot de uitstervende ras van de echte diva’s, type Callas, Scotto of Olivero. Haar portret van de verlaten vrouw, die net een zelfmoordpoging achter de rug heeft en op het punt staat het opnieuw te gaan doen, greep mij, letterlijk direct naar de keel.
Na de pauze werd het luchtiger. De éénakter van Maurice Ravel is niet echt makkelijk te realiseren, zeker niet concertante. Iets wat onder andere ligt aan de vele rollen, die dan (hoe kan het anders?) drie- en zelfs vierdubbel bezet werden.
Het sprookje over het verveelde rotjongentje dat door zijn slachtoffers teruggepakt wordt werd zeer vernuftig in scène gezet door Rieks Swarte en zijn firma. Door middel van het gebruik van knipsels en kindertekeningen werd een soort poppenspel gecreëerd, dat door een handbediende videocamera op spectaculaire wijze op de achterwand geprojecteerd werd. Zeer innovatief en verrassend.
De (jonge) zangers waren stuk voor stuk goed, met de mezzo’s Barbara Kozelj (het kind) en Helen Lepelaan (o.a. de moeder, het kopje en de kat) als de echte uitschieters.
Een apart applaus verdient het Limburgs Symphony Orkest dat onder de zeer bezielde directie van Ed Spanjaard de sterren van de hemel speelde.
Dat de liederen van Joseph Joachim Raff, die hier hun première beleven als complete cyclussen, niet zo bekend zijn verbaast mij niets: met de beste wil kan ik ze niet echt spannend vinden.
Sanges Frühling is eigenlijk ook geen echte cyclus, het is een bundel van dertig op zichzelf staande liederen. Het is ook niet aan te raden om ze achter elkaar te draaien: zo veel van hetzelfde is moeilijk te verdragen.
Geeft niet, niet alles moet meteen een meesterwerk zijn. Bovendien is het een en ander te verhelpen met de uitvoering. Helaas is die niet helemaal optimaal. Het ligt voornamelijk aan Noëmi Nadelmann. De ooit zo sprankelende sopraan klinkt mat en niet altijd zuiver. Het voelt als een echte verademing zodra haar mezzo-collega Barbara Kozelj het van haar overneemt.
Kozelj beschikt – behalve over een mooi, warm timbre – over een vermogen om de luisteraar aan haar lippen te laten hangen. Haar manier van zingen verraadt een echte verhalen vertelster.
Gelukkig komen de meeste liederen in de veel interessantere cyclus Maria Stuart voor haar rekening. Daarin neemt de, zoals altijd onweerstaanbare Thomas Oliemans de ‘rol’ van haar tweede echtgenoot Henry voor zijn rekening. Jan Schultsz begeleidt goed, maar bij vlagen te hard.
JOSEPH JOACHIM RAFF
Sanges Frühling op.98; Maria Stuart op.172
Noëmi Nadelmann (sopraan), Barbara Kozelj (mezzosopraan), Thomas Oliemans (bariton), Jan Schultsz (piano)
DIVOX CDX -20806/07-6 • 115’ (2 cd’s)