On Tuesday, 14 April 2015, the British soprano Carolyn Sampson, much loved mainly by early music lovers, made her appearance in the Small Hall of the Concertgebouw with a not so very common programme. This time it was not so much about the composers, but about …. flowers. So no Bach, Handel or Purcell or… but, wait a minute! The last one was indeed represented, because he too paid an ode to the rose.
The Concertgebouw’s website summed up Sampson’s recital nicely: “Normally, opera diva Sampson gets flowers thrown at her, but tonight she offers the audience a bouquet.
With her floral recital, Sampson travelled all over Europe, for which there was also a good commercial reason: the Swedish company BIS released her long-awaited new solo album, Fleurs. Roses, lots and lots of roses, but also snowdrops, jasmine and lily of the valley are not forgotten.
The afternoon before her recital, I met her in the Concertgebouwcafé. It was as if the weather gods had granted her and her flowers that little bit extra: the day was warm and sunny, with a perfectly blue sky. Her four-and-a-half-year-old daughter was playing outside, while her six-year-old son had had to stay at home: he was already of school age and so it just was not possible to take him to Amsterdam.
The children are the main reason she does so little opera, because she would have to be away from home so very often, and she is just not willing to do that. Home is Freiburg, where she has lived for nine years with her husband, who has a job with the Freiburger Barockorchester.
“I do my best not to do more than two projects a month, but sometimes it is difficult to fit it all into the schedule. In April and certainly in May, I am always busier than I would like to be. And don’t ask me why, I just don’t know. Of course, all kinds of Passions and Easter Oratorios come along then, but I don’t think that’s the only reason. My recitals get also programmed more often in those two months.”
Doesn’t Bach get a bit boring during those months? “Can someone have too much Bach? Oh no, oh no! Bach is never boring, especially not the two passions. I always discover something new in them”.
“I come from a family of teachers, my father was a maths teacher. Music did not really play a role in our familiy, but at home we had a piano that was always being played. When I discovered my voice, I went to the conservatoire, but the plan was really to become a music teacher. I wanted that too, it also fitted in perfectly with the family tradition. My teacher did not agree. He thought I had much more to offer and so I was sent to London, where I had to report to Harry Christophers of The Sixteen. And then it happened as it always does: a singer fell ill and I filled in. That was in Handel’s Samson”.
Duet “Welcome as the dawn of day” from Handel’s Samson:
Sampson has already given three recitals in Amsterdam, and she remembers them well. In an earlier performance with Julius Drake she sang among other things various French songs. Repertoire after her own heart. Before the break she sang Liszt and Brahms and after the break came the French songs: Fauré and Debussy.
“Yes, you can safely say that I love French songs, they really do something for me. I also particularly love Poulenc. In 2014, together with Capella Amsterdam, I recorded his Stabat Mater for Harmondia Mundi. I sang it with tears in my eyes. So, so beautiful!”
“I would therefore really love to sing Blanche in Dialogues des Carmélites, it really is my dream role! Hopefully, one day, something will come of, but for the time being she is not yet in the planning. But soon I will sing a role in another beautiful French opera: Melisande! I’m not allowed to tell you anything about that yet, but please know that I’m really looking forward to it!”
‘Vidit suum dulcem natum’ from Poulenc’s Stabat Mater:
“I also particularly like the romantic symphonic repertoire. If I could ever be home alone and have an evening to myself, without any obligations whatsoever, I would put on Mahler’s Second Symphony, I love it. But also Brahms 4 and the Symphony Fantastique by Berlioz. Or anything by Shostakovich, I love his fierceness!”
“I prefe to sing recitals, they are of the utmost importance to me, in the future I want to concentrate on them even more.”
“About my flower project….. It was Joseph Middleton, my pianist, who came up with the idea. We are not just partners, we are also good friends. So he knows me really well and knows what suits me. So he thought that it was nonsense to come up with the umpteenth Schubert or Schumann, that it would be much more fun to do something with a theme. The theme of “flowers” was an obvious one. There are so very many songs about flowers! Well, all right then, also about love, sex and women, but … But a flower is actually just like a woman. And vice versa. Yes, isn’t it?
The programme is divided into four sections: the rose, when the flowers speak, a French bouquet and flower girls by Strauss
“Is it true that all sopranos love Strauss? Yes, I think so. Maybe because he loved sopranos so much himself? He composed his most beautiful music for the soprano voice. Actually, he wrote very few songs for the tenor, but when I hear his songs interpreted by Jonas Kaufmann I get quite weak in the knees!”
Sampson’s latest CD just won’t go out of my head, that’s how much I like it. Whether it is Purcell’s surprisingly spicy “Sweeter than Roses”, Fauré’s lightly perfumed “Les roses d’Ispahan”, Strauss’ ethereal “Mädchenblumen” or Lili Boulanger’s poetically sensual “Les Lilas qui avaient fleuri”: it is all very beautiful.
\
Of course, I could search for all kinds of superlatives to better describe both the choice of songs and Sampson’s crystal-clear voice, but a simple “beautiful” will do, I think. It’s like all the flowers she sings about: bright, fleeting and transient. Like everything else, really.
Frank Martins op Tristan en Isolde gebaseerd oratorium uit 1938 wijkt in heel veel opzichten af van Wagners opera, muzikaal en qua verhaal. Het werk is grotendeels recitativisch, het verhaal wordt vooral in de derde persoon verteld, ook in de teksten van de protagonisten Tristan en Isolde zelf. Het geheel herinnert daarmee aan de madrigaal-opera van vlak voor Monteverdi’s Orfeo.
In het verhaal blijft Frank Martin dichter bij de originele legende. Voor de verandering had Wagner juist een flink aantal personage geschrapt, waaronder een tweede Isolde; bij Martin vinden we naast een ‘Blonde Isolde’, de protagoniste, ook een ‘Isolde met de Witte Handen’. De Blonde Isolde, die aan Koning Marc was uitgehuwelijkt, probeert ondanks de fatale liefde voor Tristan, met de koning te leven, terwijl Tristan naar Bretagne gaat om daar met die andere Isolde, die met de Witte Handen, te trouwen. Natuurlijk gaat dat allemaal toch niet goed.
Carolyn Sampson en Tristan Blanchet als de zangers Isolde en Tristan, rechts Isolde en Tristan als poppen.
Ulrike Quade maakt poppentheater, maar de enige poppen die we zien zijn die van Tristan en Isolde, en incidenteel een derde, met een eigenlijk eng maanlicht-achtig gezicht, die Brangäne of Isoldes moeder zou kunnen aanduiden, in de scenes waarin de toverdrank ter sprake komt. Daarnaast is er nog een aantal belangrijke objecten op het toneel, in het derde deel een zeil om het schip waarmee de Blonde Isolde naar Bretagne vaart aan te duiden, twee grafstenen en een meterslange doornentak, die de braamstruik aanduidt die uit Tristans graf opbloeit in de richting van het graf van Isolde.
Isolde en dansers in het eerste bedrijf.
De poppen en andere objecten worden door de dansers bediend, in het zwart gekleed en in het eerste deel met zwarte maskers, zodat de nadruk komt te liggen op de poppen. In het tweede deel ontdoen ze zich van de maskers en voeren zij de toneelhandelingen uit. In het derde deel zien we de dansers en de Tristan- en Isolde-poppen de toneel-handeling uitvoeren.
Het koor en de instrumentalisten van het Dutch String Collective zijn in een halve cirkel rond het toneel opgesteld. De zangers van de Tristan- en Isolde-rollen komen telkens uit de duisternis op om zich bij de halve cirkel te voegen. Branghien en koning Marc en andere aanvullende rollen worden door koor-leden vertolkt.
De fatale liefdesdrank (de Vin Herbé uit de titel) is in deze versie een cadeau van Isoldes moeder voor het beoogde huwelijkspaar. Zij is tegen haar wil wordt uitgehuwelijkt. Sterker nog, Tristan, de neef van de koning, had Isoldes broer gedood. Maar dit huwelijk moet de vrede betekenen. Tristan heeft de taak Isolde per schip uit Ierland naar Koning Marcs paleis in Cornwall te brengen. Dat is dus nog een reden waarom Isolde aan boord bepaald niet gelukkig is. Maar de twee krijgen dorst en vragen Brangäne/Branghien om iets te drinken. Branghien schenkt dan in de haast de toverdrank in, wat de fatale liefde laat opbloeien.
Ik zat op nog geen drie meter afstand van de Isolde-pop, en het is verbijsterend hoeveel uitdrukkingskracht Ulrike Quades poppen hebben, zowel in gezichtsexpressie als in lichaamshouding. De twee Tristan en Isolde poppen blijven bijna het hele eerste bedrijf ver van elkaar, ook na het drinken van de fatale wijn, en de poppen drukken op een prachtige manier eerder schuchterheid ten aanzien van de nieuwe situatie uit dan passie. Maar ze vallen elkaar aan het eind van dit eerste deel toch innig in de armen, in een hartverscheurend slotbeeld.
In Martins overheerst eerder ingehouden emotie dan de geëxalteerde passie uit Wagners versie. Ook daarom past het aan ingetogen Japans-theater herinnerende toneelbeeld zo goed, met de poppen, gemaakt door de Japanner Watanabe Kanuzori, bediend door de in het zwart gehulde dansers/acteurs.
Wat aan het eind van de bootreis gebeurt blijft voor de rest van de wereld geheim, en in het tweede deel van Le Vin Herbé is het huwelijk met koning Marc voltrokken. Maar uiteraard kan het paar zich toch niet aan de ban van de liefde onttrekken. Samen vluchten de twee het bos in.
Koning Marc gaat naar het paar op zoek en treft het slapend in een boshut aan. Maar hij ziet een zwaard tussen hen in liggen en beseft dan dat beiden ook trouw aan hem zijn gebleven. In plaats van zich op hen te wreken neemt hij hun zwaard mee en legt het zijne ervoor in de plaats, ten teken dat hij hen heeft gezien en hen heeft gespaard, en vertrekt weer. Tristan en Isolde besluiten dan terug te gaan naar het paleis en de koning voor de keuze te stellen om hen beiden weer in genade te laten aannemen of Tristan te verbannen, naar Friesland of Bretagne.
Degenen die de poppen in de eerste acte bedienden treden nu op als danser, zonder masker. Tot de handelsmerken van choreografen Greco en Scholten behoren schokkerige bewegingen en hoge eisen aan het fysieke uithoudingsvermogen. Die zijn hier mooi ingepast in het verhaal. De steeds verder bezweet rakende gezichten onderstrepen mooi de uitputting van het leven in de wildernis en de angst voor ontdekking die het paar moet ondergaan.
In het derde deel is Tristan naar Bretagne vertrokken, en daar in de hoop zijn Isolde te vergeten met een andere Isolde getrouwd, de Isolde Met De Witte Handen. Er breekt een oorlog uit, waarin hij een groot aantal vijanden van zijn schoonvader doodt, maar hij raakt zelf ook gewond door een giftige speer die een ongeneeslijke wond achterlaat. Alleen zijn oorspronkelijke de échte Isolde zou daar een geneesmiddel voor hebben. Tristan krijgt zijn schoonvader zo ver om haar uit Cornwall te gaan halen. Afspraak is dat de schoonvader bij zijn terugkomst een wit zeil zal hijsen als hij Isolde I mee zou hebben gekregen en een zwart zeil als dat niet zou zijn gelukt.
Tristans dood met de dansers.
Isolde I komt inderdaad mee, maar de weergoden doen er eerst alles aan om de overtocht van Cornwall naar Bretagne te vertragen. Tenslotte verschijnt dan het witte zeil aan de einder. Maar zijn schoonmoeder, die haar dochter, de wellicht het huwelijk met haar dochter, de ándere Isolde, wil redden, vertelt Tristan dat het zeil zwart is. Voor Tristan is dat te veel en hij sterft. Als Isolde I aan land komt hoort ze de doodsklokken luiden. Aangekomen bij de dode Tristan kust zij hem nog één keer en dan sterft ook zij, in een net als bij Wagner ook door Martin fraai getoonzette Liefdesdood.
Isoldes dood.
In de enscenering gebeurt dit ook allemaal, nu in een geheel in wit (de witte handen van Isolde met de Witte Handen), grijs en zwart decor, overeenkomstig het in de tekst genoemde beeld van een wereld die alleen nog uit deze kleuren bestaat.
Ook de Tristan- en Isolde-poppen, kleurig als ze waren in het eerste deel, zijn nu geheel in zwart, grijs en wit uitgevoerd. Nu zien we echter naast de poppen ook de gezichten van de dansers door wie ze worden voortbewogen. Dramaturgisch kun je er personages om de twee protagonisten heen bij voorstellen: soldaten, zeelieden, rouwende dorpelingen en de rouwstoet van leden van het hof. En ik moest ook denken aan de ‘pleurants’ die we zien op Gothische praalgraven, zoals die gemaakt voor het graf van Isabella van Bourbon, te vinden in het Rijksmuseum.
Terwijl de door de poppen gespeelde Tristan en de ‘Blonde’ Isolde op de ene helft van het toneel zijn gestorven, blijft een danseres die de Isolde met de Witten Handen vertolkt in haar eentje aan de andere kant van het toneel achter. Terwijl de muziek langzaam een einde neemt draait ze minutenlang pirouettes, om pas tot stilstand als het zaallicht aangaat. De Isolde van vlees en bloed is de enige overlevende.
Frank Martin (1890-1974) Le vin herbé Cappella Amsterdam; Ulrike Quade Company; ICK Dans Amsterdam; Emio Greco en Pieter C. Scholten Dutch String Collective Léo Warynski dirigent, invaller voor de door Corona gevelde Daniel Reuss Carolyn Sampson: Isolde Tristan Blanchet: Tristan, invaller voor de eveneens door Corona geveld Thomas Walker
Gezien in Tivoli/Vredenburg Utrecht grote zaal 23 maart.
Op dinsdag 14 april 2015 maakte de, bij voornamelijk oude muziekliefhebbers, zeer geliefde Britse sopraan Carolyn Sampson haar opwachting in de Kleine Zaal van het Concertgebouw met een niet alledaags programma. Dit keer ging het niet zo zeer om de componisten, maar om …. bloemen. Dus geen Bach, Händel of Purcell of… maar, wacht even! De laatste dan weer wel, want ook hij heeft een ode aan de roos gebracht.
De website van het Concertgebouw vatte Sampsons recital mooi samen: “Normaal krijgt operadiva Sampson bloemen toegeworpen, maar vanavond offreert ze de zaal een boeket.”
Sampson in het Concertgebouw
Met haar bloemenrecital reisde Sampson door heel Europa, waar ook een goede commerciële reden voor was: bij de Zweedse firma BIS werd haar langverwachte nieuwe solo album, Fleurs verschenen. Rozen, heel erg veel rozen passeren de revue, maar ook sneeuwklokjes, jasmijn en lelietjes van dalen worden niet vergeten.
De middag vóór haar recital ontmoette ik haar in het de Concertgebouwcafé. Het was alsof de weergoden haar en haar bloemen nog dat klein beetje extra gunden: de dag was warm en zonnig, met een perfect blauwe hemel. Haar dochtertje van vier speelde buiten, haar zoontje van zes moest zij thuislaten: hij gaat al naar school en dan kan je hem niet zo maar meenemen naar Amsterdam.
De kinderen zijn dan ook de voornaamste reden dat zij zo weinig opera doet, want dan moet zij vaak en veel van huis zijn en dat heeft zij er niet voor over. Thuis is Freiburg, waar zij al negen jaar samen woont met haar man die een baan heeft bij Het Freiburger Barockorchester.
“Ik doe mijn best om niet meer dan twee projecten per maand te doen, maar soms loopt het uit. In de maanden april en zeker mei ben ik altijd drukker dan mij lief is. En vraag mij niet hoe het komt, ik weet het gewoon niet
Er komen dan natuurlijk allerlei passies en paasoratoria voorbij, maar ik denk niet dat het alleen daaraan ligt. Ook mijn recitals worden vaker in die twee maanden geprogrammeerd.”
Komt Bach haar in die maanden weleens de neus uit?
“Kan iemand te veel aan Bach hebben? O nee, o nee! Bach verveelt echt nooit, zeker de beide passies niet. Ik kan er altijd iets nieuws in ontdekken”.