Alain_Altinoglu

The French Collection by Piotr Beczala: practically perfect!


February 2015 was the day: The French Connection, the long-awaited sequel to Piotr Beczala’s DG debut CD was out.

And it was worth the wait. Not least because of the repertoire: French opera, along with the more lyrical Verdi, is Piotr Beczala’s strong suit. I truly know of no singer who can surpass him in Massenet and Gounod.

His wonderfully juicy tenor voice is light and elegant and his Werther, Des Grieux, Faust and (certainly!) Roméo are among the best interpretations you can expect from the current generation of young tenors. You could say that Beczala is the epitome of French singing.

The tone is set with a perfectly sung “Pourquoi me réveiller” from Werther. Beczala’s languorous recitation betrays not only text understanding, but also (or perhaps mainly?) his affinity with the music. In one of his last interviews, he said he prefers to sing sad roles, roles in which he dies at the end, because then he can express all his feelings. You can really hear this.

That the Polish tenor is gradually moving towards heavier repertoire is rather logical. His voice has developed considerably in depth, without his high notes having to suffer for it.

Don José (Carmen) is therefore on his “to do list”, hopefully he will also add Don Carlos. But most of all, I would love to hear him right now in the complete Herodiade and (why not?) Robert le Diable. And most certainly in “Le Cid”: I cannot remember the last time I heard “Ô” Souverain” sung so beautifully.

The only downside I can find is the duet from Massenet’s Manon, in which he is accompanied by Diana Damrau. Her voice does not appeal to me personally and I find her a not very sexy Manon.

Other than that: a CD to have and to cherish for ever!


Trailer of the album:






The French Collection
Arias by Massenet, Berlioz, Verdi, Donizetti, Boieldieu and Bizet
Piotr Beczala (tenor) with Diana Damrau (soprano)
Orchestre de l’Opera National de Lyon conducted by Alain Altinoglu
DG 4794101


Translated with www.DeepL.com/Translator

Prachtige dernière van Il trittico in De Munt

Tekst: Peter Franken

Regisseur Tobias Kratzer is goed geslaagd in de vrijwel onmogelijke opdracht om de drieozeer uiteenlopende eenakters samen te smeden tot een soort van geheel. Daarvoor heeft hij het over een andere boeg gegooid dan de gebruikelijke nadruk die op het thema dood wordt gelegd. Veeleer is er sprake van verlangen, dood gaan kan altijd nog.

Het decor in Il tabarro bestaat uit vier delen: het dek en het woonvertrek van Michele en Giorgetta boven, het ruim en de kade beneden. Het ziet er uit als een verfilmd stripverhaal en die gedachte moeten we even vasthouden. Het dek linksboven ziet de meeste actie, jammer genoeg staat iedereen nogal hoog achter een reling waardoor het contact met de zaal wat wordt bemoeilijkt.

De kostumering is eigentijds, Giorgetta loopt er luchtig bij in een spijkerrokje en wit bloesje. Van een afstandje doet ze een beetje aan Rachel Green denken. Op de kade figureren een paar uitzinnig uitgedoste hoeren. Luigi projecteert zijn verlangen naar Micheles vrouw, zijn bazin, op de wijk Belleville in een grote aria die Giorgetta van haar sokken blaast. Zij kan niet wachten weer bij hem te zijn als Michele eindelijk is gaan slapen. In een film van Claude Chabrol zouden ze die sta in de weg hebben vermoord, hier loopt het anders.

Corinne Winters was een paar jaar geleden te horen als Rachel in La Juive bij Opera Vlaanderen en daarmee wist ze veel indruk te maken, op mij althans. Dat was ook bij deze dernière het geval, de première had ze wegens Covid moeten missen. Gelukkig was de rol dubbel bezet. Winters is haar carrière begonnen als mezzo en heeft zich later toegelegd op sopraanrollen zonder dat dit ten koste is gegaan van het lage bereik. Ze heeft een stem als een huis en weet die ogenschijnlijk moeiteloos in alle registers te laten klinken, zonder meer een geweldige vertolking.

Adam Smith wist haar uitstekend partij te geven als de gefrustreerde Luigi, hoewel iets meer subtiliteit in zijn voordracht welkom was geweest. Peter Kálmán was zeer herkenbaar als de zwijgzame echtgenoot die beseft dat de liefde van zijn jonge vrouw is doodgebloed terwijl hij nog sterk verlangt naar het meisje waarmee hij ooit was getrouwd.

Setontwerper Rainer Sellmaier:

Il tabarro als verfilmd stripverhaal impliceert dat er een oorspronkelijke versie bestaat, een comic book met scherp getekende afbeeldingen, karikaturen bijna, in zwart wit met rode accenten. In Suor Angelica hebben twee nonnetjes het naar binnen gesmokkeld en verlekkeren ze zich aan de erotiek die van de pagina’s afspat, gezellig hunkerend samen op een bed in de cel van een van hen.

Hun verlangens zet Kratzer tegenover die van Angelica die al zeven jaar reikhalzend uitziet naar bericht over haar zoontje. En net als ze te horen heeft gekregen dat het kind dood is en aan een hartverscheurende vertolking van ‘Senza Mama’ bezig is, denken die twee meiden alleen nog maar aan seks.

Kratzer heeft het middendeel van het drieluik vormgegeven als film noir, geprojecteerd op een achterdoek dat de gehele toneelopening beslaat. Spel en zang vinden plaats op een kaal toneel, beiden gaan naadloos in elkaar over. We zien de nonnen in de kapel, op een binnenplaats, in een gang, in hun cel. Als iemand wegloopt van het toneel zien we dat personage direct daarna door een gang lopen. Tijdens de ontmoeting van Angelica met haar tante zitten beiden op het toneel terwijl we de feitelijke ontmoeting als film zien, in het spreekkamertje.

Video designer Manuel Braun aan het woord:

De overheersende indruk die Kratzer weet op te roepen is die van een grenzeloos verlangen naar buiten, naar een normaal leven. Om de toeschouwer tegemoet te komen laat hij het klooster aan het einde maar gewoon afbranden. Als moeder overste het in beslag genomen stripboek in de open haard gooit, gaat het faliekant mis. Serves them right. Ook die mooie meid die zichzelf in haar onderjurk bewondert voor de spiegel kan toch nog hopen op een minder geremd bestaan. Ne bis in idem, je kan maar eenmaal tot een klooster worden veroordeeld toch?

Winters wist veel indruk te maken in de titelrol, ze is echt iemand om te blijven volgen. Komende zomer debuteert ze in Salzburg als Katia Kabanova. Van haar Mélisande en Halka zijn opnamen op dvd verschenen, voor wie nu nieuwsgierig is geworden.

La zia principessa kwam voor rekening van Raehann Bryce-Davis, zowel door stem als voorkomen een overheersend type dat haar diepgevoelde minachting voor de nicht die de familie eer heeft bezoedeld niet wenst te verbergen. Ze vertegenwoordigt eigentijdse adel in deze productie, die van de spreekwoordelijke oligarchen.

Het verlangen is in Gianni Schicchi vooral aanwezig in de zucht naar rijkdom maar voor het koppeltje Rinuccio en Lauretta is dat eerder een middel dan een doel op zich. Hij kan alleen met haar trouwen als hij geld van zijn oom erft dus desnoods moet die dan maar na zijn dood bestolen worden.

Hier komt Il tabarro in Kratzers poging tot koppeling van de eenakters tot uitdrukking in de setting als een sitcom die wordt opgenomen voor publiek dat op afroep applaudisseert en meelevende geluiden maakt. Ze zitten op een tribune achter op het toneel zodat er aan twee kanten publiek meekijkt.

Buoso beluistert het slot van Suor Angelica door een grammofoonplaat af te spelen. Denkt even na en verandert dan zijn testament ten gunste van een klooster. Het is een vreemde gedachte, je zou dat klooster als weldenkend mens er juist eerder uit hebben willen schrappen. Maar ja, de verandering is een feit en Buoso sterft aan een acuut infarct. Wat we zien is een aflevering van de sitcom die Michele en Giorgetta op hadden staan in hun woonvertrek, even tv kijken om de spanning te verdrijven, zoiets.

Schicchi komt op als de buitenstaander zoals de familie Donato hem ziet, nog net geen tokkie. Hij is een sjacheraar die zich gemakkelijk laat beïnvloeden door zijn dochter, die een goede neus heeft voor geld en dat onopvallend duidelijk weet te maken. De Lauretta van Benedetta Torre ziet eruit alsof ze net van de schoolbanken is geplukt, leuk grietje met veel glitters en ‘maniertjes’. Haar vertolking van ‘O mio babbino caro’ was puntgaaf, precies zoals je van die kleine heks kon verwachten. Het spel is op de wagen en als het pandemonium voorbij is, opgeluisterd door keurig applaus op commando vanaf de tribune, barst de zaal los in gejuich.

Ook leuke bijrollen natuurlijk maar de aandacht ging vooral uit naar Kálmán die prima op dreef was als een lomp komische Schicchi en opnieuw Adam Smith die een potente vertolking ten beste gaf van de aria waarin Florence en nieuwkomers als Schicchi worden bezongen.

Het orkest van de Munt onder leiding van Alain Altinoglu maakte er een gedenkwaardige Puccini avond van.

Tobias Kretzer over zijn productie:

De voorstelling kan nog terug bekijken worden:

https://www.arte.tv/en/videos/105602-000-A/giacomo-puccini-il-trittico/

Fotomateriaal © Matthias Baus

The French Collection van Piotr Beczala: de perfectie nabij

the-french-connection

In februari 2015 was het zo ver: The French Collection, het langverwachte vervolg op het DG-debuut cd van Piotr Beczala was uit.

Hieronder trailer van het album:

 

Het was het wachten waard. Niet in de laatste plaats vanwege het repertoire: Franse opera is, naast de lyrische Verdi, Piotr Beczala’s sterkste kant. Ik ken waarlijk geen zanger die hem in de Massenet en Gounod kan overtreffen.

Zijn heerlijk smeuïge tenor is licht en elegant en zijn Werther, Des Grieux, Faust en (zeker!) Roméo behoren tot de beste vertolkingen die je van de huidige generatie jonge tenoren kunt verwachten. Je zou kunnen zeggen dat Beczala de belichaming van de Franse zangkunst is.

De toon wordt aangezet met een perfect gezongen “Pourquoi me réveiller” uit Werther. Beczala’s smachtende voordracht verraadt niet alleen tekstbegrip, maar ook (of misschien voornamelijk?) zijn affiniteit met de muziek. In één van zijn laatste interviews vertelde hij dat hij het liefst droevige rollen zingt, rollen waarin hij aan het eind doodgaat, want dan kan hij al zijn gevoelens kwijt. Dat hoor je.

Dat de Poolse tenor zo langzamerhand richting zwaarder repertoire gaat is nogal logisch. Zijn stem heeft in de diepte een grote ontwikkeling doorgemaakt, zonder dat zijn hoge noten eronder lijden.

Don José (Carmen) staat dan ook op zijn “to do list”, hopelijk voegt hij daar ook Don Carlos aan toe. Maar het liefst zou ik hem nu in de complete Herodiade en (waarom ook niet?) Robert le Diable  willen horen.  En zeer zeker in ‘Le Cid’: ik kan mij niet herinneren wanneer ik voor het laatst zo mooi gezongen “Ô Souverain” heb gehoord.

Het enige minpunt vind ik het duet uit Manon van Massenet, waarin hij vergezeld  wordt door Diana Damrau. Haar stem kan mij persoonlijk niet bekoren en ik vind haar een weinig sexy Manon. Maar voor de rest: een cd om te hebben en te koesteren!


 

The French Collection
Aria’s van Massenet, Berlioz, Verdi, Donizetti, Boieldieu en Bizet
Piotr Beczala (tenor) mmv Diana Damrau (sopraan)
Orchestre de l’Opera National de Lyon olv Alain Altinoglu
DG 4794101

zie ook:

Piotr Beczala: thuis ben ik inmiddels overal

HEART’S DELIGHT. Piotr Beczała zingt operette

OPERETTE. Nieuwjaarsgala’s uit Dresden