TheTurn_of_the_Screw

THE TURN OF THE SCREW IN DE MUNT


Tekst: Ger Leppers

Het is inmiddels al meer dan een kwart eeuw geleden dat de gedenkwaardige uitvoering van Benjamin Brittens opera ‘The Turn of the Screw’  in de Brusselse Muntschouwburg door Accord op CD werd vastgelegd. Natuurlijk beschikten we al vele tientallen jaren over de prachtige, maatgevende uitvoering op Decca onder leiding van de componist, maar dankzij de samenwerking van De Munt en Accord is de schitterende interpretatie van de rol van The Governess door de nog steeds zeer betreurde, veel te jong gestorven Susan Chilcott nu voor altijd bewaard.

Er is meer veranderd, sedertdien: zo heeft de carrière van Antonio Pappano, die de uitvoering met vaste hand dirigeerde, inmiddels een zeer hoge internationale vlucht genomen, en is de CD tegenwoordig hard op weg om een geriatrische voorziening te worden.

Kortom, er was genoeg tijd verstreken om in Brussel een nieuwe enscenering te brengen. Wegens de corona-pandemie was de presentatie ervan in 2021 uitsluitend via streaming te zien, maar nu, drie jaar later, was de voorstelling dan eindelijk live te bewonderen.

De bewerking die Britten en zijn librettiste Myfanwy Piper vervaardigden van de beroemde novelle ‘The Turn of the Screw’ van Henry James is een bijzonder mooie, nogal mysterieuze opera, een klein wonder van economische constructie, geschreven voor slechts iets meer dan een handjevol zangers en dertien instrumentalisten – maar het gaat wel degelijk om een volwaardig, avondvullend muziekdramatisch werk met een rijke en interessante problematiek. Iedereen, zowel op het toneel als in de orkestbak, is in dit werk solist en alleen dat al vergt van alle musici extra concentratie.

Het verhaal is op het eerste gezicht een tamelijk eenvoudig, typisch fin-de-siècle ghost story in de Angelsaksische traditie: een jonge gouvernante komt aan op een landhuis. Daar moet zij zich ontfermen over twee kinderen, een jongen en een meisje in de puberleeftijd. Boekenlezers en filmliefhebbers kennen dergelijke landhuizen maar al te goed: ofwel het spookt er, ofwel vindt de butler in de logeerkamer of in het tuinhuis een lijk. In dit geval wordt er gespookt, en wel door de geesten van de overleden opvoeders van de kinderen, met een fatale afloop. Zijn het ‘echte’ spoken, of zijn deze Peter Quint en Miss Jessel projecties van de verwarde geest van de nieuwe gouvernante? Dat wordt in deze opera in het midden gelaten, maar de afloop is er niet minder fataal om.

In de uiterst precieze regie van Andrea Breth kwamen de kwaliteiten van het werk, en vooral de lastige maar fascinerende dubbelzinnigheid van het spookverhaal helemaal tot hun recht. Sally Matthews, die in haar rol van gouvernante van de kinderen in het  landhuis, de opera in belangrijke mate moest dragen, had in het begin van de avond last van een wat metalige stem, maar dat probleem verdween later helemaal, en de scène waarin zij een confrontatie heeft met de geest van Miss Jessel werd tot het hoogtepunt van de avond, ademloos gevolgd door het publiek. Beide zangeressen buitten hier, door hun ingehouden zang en spel, de onbehaaglijke ambiguïteit van de situatie volledig uit.

De schurkenrol van Quint werd met verve vertolkt door Julian Hubbard.  Hij mag dan een tenor zijn, hij heeft de fysiek en de roofdierachtige uitstraling van een Don Giovanni, en het sinistere gezag dat hij vanuit het hiernamaals over het jongetje Miles uitoefende leek vanzelfsprekend en onontkoombaar. Zijn bariton-verleden is mogelijk niet vreemd aan zijn mooie, volle stem. Hubbard was, naast Sally Matthews – en zonder Allison Cook te kort te willen doen! – de andere ster van de avond.

De rol van de jeugdige Miles was verdeeld over twee jongens uit de Kinder- en Jeugdkoren van De Munt ingezet, Samuel Brasseur Kulk en Noah Vanmeerhaeghe, die zich beiden op bewonderenswaardige wijze van hun taak kweten. Dankzij hun vlakke, nog wat expressieloze kinderstemmen kwamen de ondoorgrondelijkheid en ontoegankelijkheid van de jonge puber –  essentieel voor het verhaal! – uitstekend tot hun recht, en hun spel was een volwassen acteur waardig. De vocaal veeleisender rol van het meisje Flora was bij de jonge Katharina Bierweiler in goede handen, zoals men pleegt te zeggen.

Ook de dertien musici van het kamerorkest van De Munt leverden onder leiding van de jonge Spaanse dirigent António Méndez uitstekend werk op hun uitgebreide instrumentarium. De onverbiddelijkheid waarmee het verhaal zich ontwikkelt, via de variaties op het thema van de schroef die wordt aangedraaid, kwam onder de bâton van de maestro volledig tot zijn recht.

Een operavoorstelling bijwonen waarin zowat alles klopt, dat blijft een groot genoegen, en dat liet het (deels nog jonge) publiek tijdens het meer dan gewoon uitbundige slotapplaus goed merken.

‘The Turn of the Screw’, opera in een proloog en twee bedrijven, op. 54 (1954)

Libretto:  Myfanwy Piper
Muziek:  Benjamin Britten
Regie:  Andrea Breth
Decor: Raimondo Orfeo Voigt
Kostuums:  Carla Teti
Belichting:  Alexandra Koppelmann
Geluid:  Christoph Mateka
Dramaturgie:   Klaus Bertisch

The Prologue:  Ed Lyon
The Governess:  Sally Matthews
Miles:  Samuel Brasseur Kulk
Noah Vanmeerhaeghe
Flora:  Katharina Bierweiler
Mrs Grose: Carola Wilson
Peter Quint:  Julian Hubbard
Miss Jessel:  Allison Cook

Kamerorkest van De MuntAn

tonio
Muzikale leiding:  António Méndez

Foto’s: © Bernd Uhlig

Gezien in De Munt op 10 mei 2024

Trailer:

Katie Mitchell verfilmde The turn of the screw

Tekst: Peter Franken

Deze opera van Benjamin Britten stamt uit 1954 en is gebaseerd op een novelle van Henry James uit 1898. De titel is ontleend aan de tekst waarmee James zijn ghost story inleidt en houdt op geen enkele wijze verband met het feitelijke verhaal. Het is opmerkelijk dat librettist Myfanwy Piper er niet een eigen titel voor heeft bedacht. Maar misschien was dat gewoon om mee te liften op de naamsbekendheid van James’ werk.

Ik zag de opera tweemaal in het theater, een uitstekende productie in De Munt (1998) en een eveneens geslaagde productie van de Reisopera (2002). Katie Mitchell regisseerde in 2005 een filmversie van het werk wat zeer veel mogelijkheden gaf om de geestverschijningen van de huisknecht Quint en de gouvernante Jessel in de handeling te betrekken.

Verder spelende kinderen op alle verdiepingen van het landhuis en in het omringende park, zeer sfeervol allemaal. Toch wist met name de voorstelling in De Munt me indertijd meer te boeien, onder meer vanwege het arrogante mannelijke gedrag van Miles als hij tijdelijk bewoond wordt door de geest van Quint.

De kinderen Miles en Flora zijn al vroeg wees geworden en het enig overgebleven familielid is hun oom. Die zal het huis wel hebben geërfd en daarmee de zorg voor de kinderen. Hij heeft het echter veel te druk daarvoor en neemt een nieuwe gouvernante aan die de nadrukkelijke boodschap meekrijgt dat ze de vrije hand heeft maar ook volledig verantwoordelijk is voor alles met betrekking tot de kinderen en het huis. Hij mag onder geen beding lastig worden gevallen.

Al gauw wordt duidelijk dat er iets niet klopt in dat huis. Bij zijn vertrek had de oom zijn huisknecht Quint de leiding gegeven en die had zich veel vrijheden veroorloofd met Miles en Miss Jessel. De gouvernante had zich zelf verdronken in een vijver en Quint was uitgegleden op het ijs en vermoedelijk op zijn achterhoofd gevallen. Daar was hij blijven liggen en pas de volgende ochtend dood aangetroffen. Dat is althans wat de nieuwe gouvernante uiteindelijk van de huishoudster Mrs Grose te horen krijgt.

We krijgen hier het fijne niet van mee maar het is niet onaannemelijk dat Miss Jessel zwanger was van Quint en dat ze hem tijdens een ruzie hierover had doodgeslagen. Gewoon onverwacht van achteren met een koekenpan, zoiets. En daarna zelfmoord gepleegd. Wat er tussen Quint en Miles is gepasseerd laat zich raden, misbruik in enigerlei vorm ligt voor de hand.

Sindsdien spoken die twee rond en proberen als verdoolde zielen hun leven te rekken door dat van de twee kinderen over te nemen. Mrs Grose heeft Flora daar al heel wat over horen uitkramen in haar dromen en als de nieuwe gouvernante vertelt een man te hebben gezien die door het raam naar binnen keek en hem daarbij tamelijk precies beschrijft, roept Mrs Grose iets in de trant van: kan die Quint ons nu niet eindelijk eens met rust laten. De twee schimmen hebben eigen zangpartijen en hebben ook een scène samen waarin ze elkaar verwijten maken.

Het einde van het verhaal is dat Mrs Grose met Flora vertrekt om haar in veiligheid te brengen voor Miss Jessel en de gouvernante Miles zover krijgt dat hij de geest toeroept: ‘Peter Quint, you devil!’ Helaas ligt hij daarna levenloos in haar armen. Opmerkelijk is de sensitiviteit van de gouvernante die de twee geesten ook daadwerkelijk lijkt te kunnen waarnemen. Niet echt natuurlijk maar ze bespeurt nadrukkelijk hun aanwezigheid en kan Quint zelfs heel precies beschrijven.

In het verhaal is de gouvernante een zeer jonge onervaren vrouw en de goed zingende Lisa Milne oogt duidelijk te volwassen voor deze rol, ook al was ze pas 34 tijdens de opname. Naast haar ziet de veel oudere Mrs Grose er onvoldoende uit als iemand die haar moeder had kunnen zijn. Die rol wordt goed ingevuld door Diana Montague. De twee kinderen Miles en Flora zijn prima gecast met de opvallend naturel acterende en goed zingende Nicholas Kirby Johnson en Caroline Wise. Het verdoemde koppel Quint en Jessel komt voor rekening van Mark Padmore en Catrin Wyn Davies.

Muzikaal heeft de opera de vorm van een openingsthema gevolgd door 15 variaties met titels als The window, The Lake, Colloquy and Soliloquy. Eenvoudig te begrijpen teksten worden afgewisseld met zeer cryptische, met name gezongen door Miles. Het klinkt sfeervol maar is bij wijlen toch wel een beetje minimalistisch, met name als er langere tijd sprake is van stil spel.

In de tijd van James moet men er bij het knapperend haardvuur wel een paar gevoelige zielen mee hebben kunnen ontregelen maar ruim een eeuw later is er van die spanning weinig meer over. Vooral voor liefhebbers van Brittens muziek.

Het City of London Sinfonia staat onder leiding van Richard Hickox.