Iphigenie_en_Tauride

TOP-5 VAN 2024 VAN GER LEPPERS

Eigenlijk wist ik al voordat op 1 januari de eerste noot van het Nieuwjaarsconcert uit Wenen had geklonken wat mijn muzikale top-ervaring van het jaar zou worden: de reprise van de fabelachtige ‘Jenufa’-productie van Opera Ballet Vlaanderen, geregisseerd door Robert Carsen. In die verwachtring ben ik niet teleurgesteld. De enscenering van Janaceks meesterlijk opera had niets aan kracht ingeboet, en ook muzikaal was de avond een genot.

Wél verrassend was voor mij het werk dat als nummer 2 op mijn lijstje zou belanden: de wereldpremière van de opera ‘Fanny and Alexander’ in de Brusselse Munt. Het soort muziek dat componist Mikael Karlsson schrijft, is doorgaans niet erg aan mij besteed, het onderwerp sprak me vooraf nauwelijks aan, maar eenmaal in de zaal kostte het geen enkele moeite om me aan het drie uur lange werk over te geven.

De concertante uitvoering van ‘Alice in Wonderland’ van Unsuk Chin in de Zaterdagmatinee van het Amsterdamse Concertgebouw mag in dit lijstje zeker niet ontbreken.

Ook aan de prachtig verzorgde productie van Glucks ‘Iphigénie en Tauride’ zal ik met plezier blijven terugdenken. Een reprise ervan is altijd welkom.

Ik ben altijd een groot liefhebber geweest van de laatste twee symfonieën van Willem Pijper, en betreur het dat ze niet veel vaker te horen zijn. Aan het begin van dit jaar lag ik weken met één been in het gips op de canapé. Op het web ontdekte ik toen een fraaie uitvoering van Pijpers derde door het Nationaal Jeugdorkest onder leiding van Ed Spanjaaard. Het concert dateert van 2020, maar het heeft mij dit hele jaar lang begeleid. Daarom was het voor mij toch een hoogtepunt van 2024.

‘IPHIGENIE EN TAURIDE’ IN ANTWERPEN

Tekst: Ger Leppers

Anonymous, Iphigénie en Tauride, 17th century. Oil on canvas. Musée des beaux-arts de Brest

In zijn boek ‘Kontrapunkt’ klaagde dirigent Wolfgang Sawallisch in 1993 dat zo veel moderne operacomponisten geen betere onderwerpen wisten te verzinnen dan al eeuwenlang uitgekauwde verhalen uit de antieke mythologie. Sawallisch was tientallen jaren muziekdirecteur van de operahuizen in Aken, Keulen en München en dirigeerde ook aan de Bayreuther Festspiele, dus als ik hem hier tegenspreek, dan is dat met enige schroom.

Maar uit de voorstelling van Glucks Iphigénie en Tauride die ik vorige week in Antwerpen bezocht, bleek toch dat die antieke verhalen ons nog steeds veel te zeggen hebben. Nu is Gluck weliswaar geen eigentijds componist, maar de actuele elementen die regisseur Rafael R Villalobos discreet in zijn enscenering van deze oude mythe binnenbracht lieten zien dat die verhalen uit de klassieke oudheid nog niets aan zeggingskracht ingeboet hebben.

Eén zeer belangrijke reden daarvan is, dunkt me, gelegen in het feit dat de levens van de Grieken uit die verhalen worden gestuurd door de beslissingen van een groep van goden. En die club van wispelturige, elkaar vaak bestrijdende opperwezens was nu eenmaal, op de keper beschouwd, toch vooral een buitengewoon dysfunctioneel zootje ongeregeld dat doorgaans overal een rommeltje van maakt. Daardoor lijkt hun wereld sterk op de onze.

Seksuele begeerte en geweld zijn aan de orde van de dag. Jaloezie en overspel, wraak en weerwraak, het bot nastreven van niet altijd welbegrepen eigenbelang bepaalden het handelen van die goden. Met een wereld die bestierd wordt door zo’n groep tegenstrijdige karakters kun je in het theater uiteraard veel meer aanvangen dan met het doen en laten van het opperwezen waarmee de christenen opgescheept zitten.

De ontaarde vader uit het Nieuwe Testament leent zich dan ook beter voor het genre van het oratorium dan voor opera’s, zo  heeft de praktijk uitgewezen. In het Oude Testament laat die god zich overigens van een nog wredere en willekeurige kant zien en laat hij links en rechts wel wat steken vallen waarmee theatermakers best uit de voeten kunnen. Maar de antieke goden hebben het voordeel dat ze met velen zijn, uiteenlopende, botsende en capricieuze karakters hebben en zoveel meer menselijke trekjes vertonen dan hun vakgenoot uit de Bijbel. Juist dat geeft de verhalen waarin zij een rol spelen hun ruime theatrale mogelijkheden: je kunt er even goed tragedies van maken als heerlijke satires, zoals met name Jacques Offenbach liet zien.

Ancient Greek vase showing Orestes and Pylades meeting Iphigenia in Tauris

Er is dus reden genoeg, lijkt mij, om de oude Griekse mythologie nog niet aan de kant te schuiven. Dat had Christoph Willibald von Gluck uitstekend begrepen. Zijn opera Iphigénie en Tauride, uit het jaar 1779, is het afsluitende deel van een tweeluik, gebaseerd op de uiterst bloedige verhalen over het geslacht der Atriden, een familiedrama waarin alle onderdelen van het Wetboek van Strafrecht bijna systematisch aan de beurt lijken te komen en kwaad generaties lang met kwaad wordt vergolden.

De voorafgaande opera, waarin wordt verteld hoe de personages in hun huidige situatie zijn beland, is ‘Iphigénie en Aulide’. Soms worden beide opera’s op één (lange) avond uitgevoerd, maar Opera Ballet Vlaanderen hield het ditmaal op het slotdeel van het tweeluik. Om de handeling te verduidelijken, heeft regisseur Rafael Villalobos op twee plaatsen korte dialogen ingelast uit stukken van Euripides en Sofokles. Dat werkt zeer verhelderend.

 

Iphigénie en Tauride speelt zich af op de Krim. Die omstandigheid heeft de regisseur aangegrepen om in zijn sobere enscenering verwijzingen naar de huidige oorlog aldaar op te nemen. Die verwijzingen zijn duidelijk genoeg, maar ook voldoende discreet om het werk niet te overwoekeren. Het toneel stelt een theater voor met een gat in het dak., en een gestileerde, met tl-buizen aangegeven bom laat ons begrijpen dat dit het theater van Marioepol is. Zinloos geweld is, kortom, van alle tijden.

In deze voorstelling wordt niet geactualiseerd met de aanwijsstok, zoals sommige collega’s van Villalobos dat plegen te doen. De toeschouwer heeft nooit de indruk dat het werk van Gluck door de regisseur gekaapt wordt om er een heel ander verhaal mee te vertellen dan de geschiedenis die de componist en de librettist aan het papier toevertrouwden. En natuurlijk zijn thema’s als machtsmisbruik, vluchtelingen; menselijke dilemma’s en wraak die volgt op wraak, van alle tijden.

De drie grote rollen waren ruimschoots tot tevredenheid bezet. De stem van mezzosopraan Michèle Losier moest, in de titelrol, deze avond heel even op temperatuur komen, maar liet daarna, eenmaal vol, dramatisch en warm geworden, wat mij betreft niets aan zuiverheid en intensiteit te wensen over.

De bariton Kartal Karagedik glorieerde in dit huis eerder onder meer als de graaf in de ‘Nozze’. Hij zette, met autoriteit en een soms wel heel krachtig en zelfverzekerd geluid en een stem zonder breuken, maar ook met een warme betrokkenheid, een Oreste neer die er wezen mocht. De Pylade van de prachtig zingende  tenor Reinoud Van Mechelen had de ster van de avond kunnen zijn als de twee andere zangers hem niet zulk goed weerwerk hadden geboden.

Het hoogtepunt van de voorstelling was het duet tussen Oreste en Pylade, die elkaar toezingen in een penibele en hoogst ongewone situatie: één van de twee moet door Iphigénie aan de godin Diana geofferd worden, en elk van beiden wil dat hij dat is, teneinde het leven van zijn vriend te sparen en niet te hoeven voortleven als overlevende. Zowel vocaal als theatraal werd deze ongebruikelijke, hoogst dramatische situatie maximaal uitgebuit. Prettig was dat alle zangers een goed, idiomatisch Frans zongen – vrijwel elke operaliefhebber heeft dat wel eens anders meegemaakt.

Ook over het koor van Opera Ballet Vlaanderen niets dan goeds – maar dat is niets nieuws.

Het orkest van Opera Ballet Vlaanderen staat doorgaans een beetje in de schaduw van het Antwerp Symphony Orchestra, dat de laatste jaren nogal aan de weg timmert. Dat is onverdiend, want het ensemble is in de loop der tijd uitgegroeid tot een versatiel en in elk repertoire betrouwbaar geheel. Nadat de betreurde Stefan Soltesz in de eerste jaren van het bestaan een solide basis had gelegd, heeft het orkest zich onder Marc Minkowsky en René Jacobs bekwaamd in het spelen van oudere muziek. En dankzij  het regelmatig programmeren van eigentijdse opera’s is het orkest nu ook in dat idioom in staat uitstekend zijn weg te vinden.

Deze avond werd er door het orkest mooi gespeeld, maar het was nog mooier geweest als de jonge Nederlands-Australische dirigent Benjamin Bayl zijn musici niet bijna de hele avond mezzoforte had laten spelen. Soms was het iets luider, maar vrijwel nooit zachter. Die eenvormigheid (of eenklankigheid) werd op den duur wat vermoeiend voor het oor. Het ontbreken van echte pianissimi deed enigszins afbreuk aan de dramatische eb- en vloedbewegingen die in elke theatervoorstelling de burger bij de les moet houden.

Trailer van de productie:

Productie foto’s: © Annemie Augustijns

Christoph Willibald von Gluck: ‘Inphigénie en Tauride’
Libretto van Nicolas-François Guillard naar Claude Guimond de La Touche en Euripides
Muzikale leiding     Benjamin Bayl
Iphigénie                 Michèle Losier
Oreste                   Kartal Karagedik
Pylade                   Reinoud van Mechelen
Thoas                   Wolfgang Stefan Schaaiger
Diane                    Lucy Gibbs
Une femme grecque/1ére prêtresse              Dagmara Dobrowolska
Un Scythe                Hugo Kampschreur
Un ministre du sanctuaire         Thierry Vallier
2ème prêtresse                            Bea Desmet
Agamemnon                               Vincent van der Valk (spreekrol)
Klytaimnestra                              Pleun Van Engelen (spreekrol)

Regie en kostuumontwerp           Rafael R. Villalobos
Scenografie                                   Emanuele Sinis
Lichtontwerp                                  Felipe Ramos
Koorleiding                                     Jori Klomp

Symfonisch Orkest Opera Ballet Vlaanderen, Koor Opera Ballet Vlaanderen

Voorstelling bijgewoond in Antwerpen op 31 oktober 2024

Zie ook:
Iphigénie en Tauride: Glucks beste opera?




Iphigénie en Tauride: Glucks beste opera?

Pylades and Orestes Brought as Victims before Iphigenia (1766) by Benjamin West

Ik ben geen echte Gluck-fan – zijn opera’s zijn me vaak te statisch en te ‘klassiek’ van vorm. Maar ik kan niet ontkennen dat hij een meester was in het scheppen van sfeer – meestal verstild, dat wel – die tot de diepste roerselen van je ziel kon reiken. Zijn grootste verdienste was echter het wakker schudden van de ingeslapen Franse opera. Men kwam toen niet verder dan Lully en Rameau; voor de Fransen betekenden de opera’s van Gluck hun eerste revolutie.

Het ging natuurlijk niet van harte, maar ja, zo gaat dat met revoluties. Zelfs (of misschien juist?) de culturele. En de Fransen waren strijdvaardig en fel: was de oorlog tussen de Lully- en Rameau-aanhangers eindelijk geluwd, nu kwam het tot de uitbarsting tussen de aanhangers van Gluck en Niccola Piccinni.

Beide componisten hadden net een opera over Iphigeneia gecomponeerd en dat heeft de massa’s de straat op laten gaan (hier een zucht: ik zou er heel wat voor over hebben om dat soort straatrellen en demonstraties nog mee te kunnen maken, maar dit terzijde).

Anonymous, Iphigénie en Tauride, 17th century. Oil on canvas. Musée des beaux-arts de Brest

Iphigeneia en haar lotgevallen zijn de hoofdthema’s van twee opera’s van Gluck. Ik weet eigenlijk niet of ze inderdaad bedoeld waren als een tweeluik, maar logisch is het wel. Het ‘Aulide’-deel vertelt hoe ze bijna geofferd wordt aan Diana in de aanloop naar de Trojaanse oorlog. In deel twee leren we hoe het haar verder verging in het barbaarse Tauris.

Iphigenia in Tauride, decoration in Pompeii

De oorlog is inmiddels lang voorbij, haar vader en moeder zijn vermoord en ook haar zus Elektra is dood. Hier beleeft zij het weerzien met haar dood gewaande broer Orestes en wordt zij weer eens verliefd. Dat alles natuurlijk niet zonder allerlei verwikkelingen en al helemaal niet zonder goddelijk ingrijpen.

In tegenstelling tot Aulide ben ik werkelijk gek op Tauride. En ik ben niet de enige, niemand minder dan Schubert ging mij voor. Volgens één van zijn vrienden heeft hij ooit gezegd dat hij ‘totaal buiten zichzelf was door de impact die deze prachtige muziek op hem heeft gehad en verklaarde dat er niets mooiers in de wereld bestaat’.

Iphigenia’s escape from Tauris. Ancient Roman relief, end of a marble sarchophagus. Middle of the 2nd century A.D.

Waarom de ene Iphigénie wel en de andere niet? Zelf vind ik Tauride veel spannender dan de nogal statische Aulide. Er zit veel meer drama in en de muziek is zonder meer innovatief – je herkent meteen de weg naar Berlioz. Hiermee was Gluck een echte precursor.

Ook de karakters zijn beter uitgewerkt en de rol van Iphigénie was dramatisch genoeg om zulke uiteenlopende zangeressen als Maria Callas, Montserrat Caballé, Shirley Verett en Sena Jurinac, om een paar grootheden te noemen, aan te spreken. Allemaal hebben ze haar op de lessenaar gehad ….

Maria Callas:

Montserrat Caballé (in het Duits):

JOHN ELLIOT GARDINER

Gardiner is zonder meer betrouwbaar  (Philips 478 1705), maar echt spannend?
Thomas Allen is een mannelijke, maar zeer beheerste Oreste en John Aler is een zoetgevooisde Pylade. Mooi, maar zonder – hmmmm, hoe zal ik het netjes uitdrukken? – het mannelijke testosteron… Diana Montague, een mezzo (!), heeft een pracht van een lyrische stem, licht en wendbaar. En René Massis is een voortreffelijke Thoas.

De opname is me zeer dierbaar, maar als ik eerlijk mag zijn: ik mis drama.

RICCARDO MUTI

Muti is, zoals altijd, bijzonder trouw aan de partituur en wat is het levendig! Zijn storm is inderdaad stormachtig, daar word je bijna duizelig van.

Carol Vaness is een Iphigénie naar zijn hand. Al meteen bij haar eerste aria gaat zij zo hysterisch te keer dat je meteen recht op je stoel gaat zitten. Je voelt op je klompen aan: het wordt een drama van jewelste. En je wordt niet teleurgesteld, want de spanning is om te snijden.

Carol Vaness sings  ‘Ô malheureuse Iphigénie!’

Ook Thomas Allen haalt hier echt uit. Bij Muti is hij veel minder beschaafd dan bij Gardiner, je kan zelfs angst in zijn stem horen. Ik mag het. De opname heeft ook een extra troef – de rol van Pylade wordt gezongen door de veel te jong gestorven Gösta Winbergh (hij stierf in 2002 aan een hartaanval, nog geen 50 jaar oud). Een zanger die, zoals zijn landgenoot Gedda, werkelijk alles in zijn stem verenigde: de lyriek van Tagliavini, de elegantie van Kraus en de mannelijkheid van zijn andere landgenoot, Jussi Björling. Nog net met een been in Mozart, maar met het ander al voorzichtig Wagner aftastend. Daar wordt een mens droevig van.

De opname (Sony 52492) is live, wat behalve applaus en toneelgeluiden ook het gevoel ‘ik ben erbij’ meegeeft. Ik vind het prachtig, maar ik kan me voostellen dat de meeste mensen voor de veilige en betrouwbare Gardiner kiezen.

JOSEPH KEILBERTH

Over Nicolai Gedda gesproken: in de opname onder Joseph Keilberth uit 1956 (Capriccio 5005) zingt hij de rol van Pylades. De opvatting van de dirigent is zeer vooruitstrevend, zeker voor de tijd – het lijkt meer op Gardiner dan op Muti, al heeft hij ook wat van het hysterische van de laatste.

Hermann Prey doet mij een beetje aan Thomas Allen denken, zeker vanwege de lyriek, de lichte smacht en het onnadrukkelijk zingen. Echt woedend wordt hij niet, hij is meer van het treurende type.

Maar dan Gedda! Daar smelt niet alleen het hart van Iphigénie (een zeer elegante maar wel met schmalz zingende Hilde Zadek) van, daar gaat ook Diana humaan van worden. Geen wonder dat uw discografe een traantje moest wegpinken. Het geluid is een beetje dof, maar het went snel. En ja, het is in het Duits.

Bonus:

Opname onder Prétre  met Rita Gorr, Nicolai Gedda en Luis Quilico:



Bonus 2:

Katia Ricciarelli als Iphegénie van Piccinni: