Laat ik het voorzichtig formuleren: hoe hoog ik Maris Jansons ook niet acht, zijn Mahlers hebben mij nooit echt kunnen bekoren. Het voelde vaak alsof zijn nuchterheid hem in de weg stond om zich ongegeneerd aan emoties over te geven.
Ook de vierde symfonie, vorig jaar op het eigen label van het KCO uitgebracht, ontstapt er niet aan. Wat ik hoor is een zeer transparant en doorzichtig – maar ook een zeer afstandelijk -gespeelde symfonie. Nergens broeit het, wat mij doet denken aan een zonnige zomerdag zonder dat de zich al op de verre achtergrond naderende onweer voelbaar is.
Je hoort wel alle afzonderlijke instrumenten één voor één voorbij komen, allemaal zo adembenemend mooi gespeeld dat je naar adem moet snakken. Perfectie ten top.
Er is maar één ‘máár’: het is Mahler niet. Althans: niet mijn Mahler.
Ook Dorothea Röschmann, één van mijn geliefde (Mozart-) sopranen voldoet hier niet. Haar stem is groot geworden, volwassen. Niet licht meer en al helemaal niet ‘himmlisch’. Zij is een volwassen vrouw, geen meisje. Haar niet altijd zuivere intonatie kan ik haar vergeven – live is immers live – maar haar interpretatie vind ik gewoon irritant. Nee, geef mij maar Helen Donath. Of Lucia Popp.
GUSTAV MAHLER
Symphony no.4
Royal Concertgebouw Orchestra olv Mariss Jansons
Dorothea Röschmann, sopraan
RCO 15004