Antonio_Vivaldi

Vivaldi’s Il Farnace uit Florence door Dynamic op dvd uitgebracht

Tekst: Peter Franken

 

Antonio Vivaldi schreef naar eigen zeggen meer dan 90 opera’s maar daar is minder dan de helft van bewaard gebleven. Verder is dat aantal natuurlijk wat overdreven omdat ‘nieuwe’ opera’s vaak een pastiche waren van bestaand materiaal. In 1727 ging Il Farnace in première en net als Wagner met zijn Tannhäuser bleef Vivaldi hieraan ‘sleutelen’. Voor het Carnaval van 1739 schreef hij een nieuwe versie, al de zesde, die in januari 1739 première had. Deze laatste versie is door Dynamic op dvd uitgebracht. Het betreft een live opname uit de Opera di Firenze.

Il Farnace is een koningsdrama dat past in de reeks opera’s die zijn gemaakt over Mitridates, de koning van Pontus, die lange tijd de Romeinen het hoofd wist te bieden. Pharnaces is zijn zoon en als Pompeus zijn rijk onder de voet dreigt te lopen geeft hij zijn vrouw Thamires opdracht om hun zoon te vermoorden zodat deze de Romeinen niet als trofee in handen kan vallen. Dat gedaan moet ze zelfmoord plegen, hijzelf ziet nog wel.

De plot draait verder om Berenice, koningin van Cappadocië en moeder van Thamires, Selinda, de zus van Pharnaces en twee veldheren uit de vijandelijke kampen, Aquilius en Gillades, die door Selinda tegen elkaar uit worden gespeeld. Uiteindelijk kiest Selinda voor Gillades, mits deze een zeer gevaarlijke opdracht voor haar uitvoert. Hij mag er over nadenken, Vivaldi heeft geen vervolg meer kunnen geven aan deze cliffhanger aangezien hij twee jaar later zou overlijden. Mij dunkt zou er vast nog wel een zevende versie in hebben gezeten. Wagner parafraserend: ‘Ik ben de wereld nog een Farnace verschuldigd’.

De productie van Marco Gandini is semi geënsceneerd, vermoedelijk omdat de zangers lang niet alle aria’s op hun repertoire hadden staan en de kans op een vervolg elders erg klein was. Hij heeft dat overigens heel goed opgelost door de solisten op kleine verrijdbare podia te plaatsen. Op zo’n podium staat een lessenaar en verder is het een compleet decorstuk, met tl balken en sfeerverlichting. Zodoende hoeft iemand niet voortdurend achter een immobiele lessenaar te staan maar wordt met podium en al in het centrum van de actie gereden.

Op de achtergrond staan grote stellages die verder geen functie hebben maar het toneel minder kaal maken. Verder natuurlijk de onvermijdelijke videobeelden, zeer groot geprojecteerd. Een enkele keer voegt dit wat toe, zoals wanneer Thamires zingt over de vrucht van haar baarmoeder die ze moet doden. Dan is er een baby op het scherm te zien, pregnante beelden. Uiteindelijk besluit ze dat de knop nu moet worden omgedraaid. Niet langer mag ze moeder zijn maar moet ze in de rol van echtgenote haar man gehoorzamen en hun zoontje vermoorden.

Berenice voelt ongebreidelde haat jegens Pharnaces, kwestie van oud zeer, en speelt een belangrijke rol in de verwikkelingen. Uiteindelijk leidt het allemaal tot niks, het einde is nogal onbestemd en niemand legt het loodje. Wel wordt er in eindeloos lijkende aria’s gezongen over wat er allemaal zou kunnen gebeuren en hoe vreselijk dat is.

Vrouwen in mannenrollen kunnen mij altijd moeilijk overtuigen van hun romantische gevoelen en andere emoties. Op dat punt hebben Thamires, mooi vertolkt door Sonia Prina en vooral Selinda, een prachtige Loriana Castellano het gemakkelijker.

Berenice is een glansrol van Delphine Galou die toont als een wraakzuchtige Klytemnestra maar zo mooi zingt dat je dat al snel vergeet. Het toenmalige publiek kon natuurlijk de subtiele verschillen in vertolkte emoties wel naar waarde schatten maar voor mij klinkt het toch allemaal vrijwel hetzelfde en moet ik het van de gelaatsuitdrukkingen en verdere lichaamstaal hebben.

De mannenrollen worden vertolkt door de sopraan Roberta Mameli (Gilade), de tenor Magnus Staveland (Aquilio) en de tenor Emanuele d’Aguanno (Pompeus). De titelrol is in handen van mezzo sopraan Mary-Ellen Nesi, een barokspecialist die grote delen van de rol zonder blad weet te zingen. Haar mooiste moment is de grote aria aan het slot ‘Gelido in ogni vena’ ofwel ‘ik voel mijn bloed als ijs door mijn aderen stromen’ waarin de vertwijfeld Pharnaces zichzelf de schuld geeft van de (vermeende?) dood van zijn zoontje. Het is een bekende concertaria die regelmatig te horen is. Een fraai muzikaal slot van een lang uitgevallen werk met een rommelig einde.

Frederico Maria Sardelli heeft de muzikale leiding. Het orkest is het Maggio Musicale Fiorentino.

Visser brengt Juditha Triumphans als propagandafilm

Door Peter Franken

juditha caravaggio

Caravaggio’s Judith onthoofdt Holofernes


In het gelijknamige hypocriefe bijbelboek onthoofdt Judith de Assyrische veldheer Holofernes. Een vreselijke daad maar zij is slechts de hand van God die zijn volk tegen de indringers beschermt. En dan is het goed

Een moord die op de goedkeuring van de lezer of kijker kan rekenen moet goed aansluiten bij reeds aanwezige gevoelens. Gaat het om een politiek conflict dan krijgt zo’n verhaal direct propagandistische waarde. Een van de fraaiste voorbeelden vind ik de scène aan het einde van Casablanca, waarin Rick onder de neus van politiecommissaris Louis Renault de gehate Gestapo officier Strasser doodschiet. Renault pakt de telefoon en belt het politiebureau met de opdracht: ‘major Strasser has been shot, round up the ususal suspects’. Er is een moord gepleegd maar dat is goed, het slachtoffer was een nazi.

Vivaldi heeft met zijn oratorium Juditha Triumphans een werk geschreven dat het moreel van de Venetiaanse bevolking een duwtje in de rug moest geven. De republiek was in oorlog met de Ottomanen en het waren moeilijke tijden. Voor wie het niet zelf had kunnen uitvogelen werd de link met Juditha aan het einde nog even uitgelegd. Juditha staat voor de stad Venetië en Holofernes voor de Ottomaanse Sultan. Het is een vroeg voorbeeld van propaganda in de vorm van een schouwspel, een theaterstuk.

Regisseur Floris Visser heeft deze lijn doorgetrokken naar een tijd waarin nieuwe beeldende vormen beschikbaar waren: hij heeft er een propagandafilm van gemaakt. Dat wringt hier en daar met het libretto maar zeker niet in ernstiger mate dan dat het libretto eerder al uit de pas liep met het bijbelboek. Er is sprake van een nieuw verhaal gebaseerd op dezelfde oorsprong: Judith en Holofernes.

Het toneelbeeld wordt bepaald door de ruïne van een kapotgeschoten kapel in een omgeving die bezaaid ligt met puin. Vluchtelingen onder begeleiding van gewapende partizanen banen zich voetje voor voetje een weg tussen de brokstukken en over de puinhopen. We bevinden ons in een dorp in Italië tijdens WOII, de perfect uitgevoerde kledingontwerpen van Dieuweke van Reij suggereren dat heel duidelijk.

Dan arriveert een kolonne Wehrmachtsoldaten en krijgen we de gebruikelijke taferelen te zien: de partizanen worden ontwapend en ter plekke geëxecuteerd, een vrouw wordt verkracht. Dan verschijnt een hoge officier te tonele, Holofernes, hier een Duitse generaal. Hij schiet zonder te aarzelen de verkrachter dood en helpt het slachtoffer overeind.

Dan laat hij zich fotograferen met een paar kinderen en met de rest van de bevolking. Een cameraman is ter plekke om het vast te leggen. Wat we zien is propaganda binnen een propagandafilm. Kennelijk vindt een en ander plaats in 1944 ergens in de Republiek van Salo, Mussolini’s vazalstaat waarin de Duitsers vochten tegen de partizanen maar tegelijkertijd de bevolking nog de indruk wilden geven dat men aan dezelfde kant stond. Mooie vondst, goed uitgewerkt

Een zelfbewuste mooie vrouw, type contessa, presenteert zich aan Holofernes als bemiddelaar, Judith in Italië.

Het verhaal ontrolt zich en Holofernes wordt onthoofd met zijn eigen zwaard.

Het probleem hoe dat te rijmen met de Italiaanse oorlogssetting heeft Visser briljant opgelost. Hij voegt het fenomeen roofkunst aan zijn propagandafilm toe en laat kisten met schilderijen ten tonele voeren. Een ervan is Caravaggio’s Judith en Holofernes. Verder kleedt hij zich voor zijn gezellige avond met die mooie dame in het galauniform van een generaal van de Waffen SS, compleet met ceremonieel zwaard. Zo komen de idee van een onthoofding en het benodigde zwaard als vanzelf samen, op het toneel en in het hoofd van de ‘contessa’.

Als de daad eenmaal is verricht en haar achterban de dappere vrouw bij wijze van spreken op de schouders wil nemen, schrikt ze terug. Ze beseft iets gruwelijks te hebben gedaan, onthoofden is veel confronterender dan simpelweg neerschieten, daar is geen direct contact en inspanning voor nodig. Visser laat hier Judith zien als het personage dat figureert in het 19e eeuwse toneelstuk van Friedrich Hebbel. Met haar komt het niet meer goed. Anders dan haar bijbelse voorbeeld kan zij zich niet troosten met het waanidee dat ze slechts de wil van een hogere macht ten uitvoer bracht.

Dankzij de vreemde ontstaansgeschiedenis van Vivaldi’s oratorium Juditha Triumphans bestaat de cast louter uit vrouwen. Het werk werd geschreven voor een meisjesschool en daar waren geen mannen stemmen voorradig. Het verklaart ook de opzet als oratorium, geen stuk voor een toneel, zeker niet met al die meiden. Doordat de tekst in het Latijn is gesteld zal deze aan veel toehoorders voorbij zijn gegaan. De propagandistische waarde zit hem louter in de titel, de bekendheid van de bijbelse Judith en de verklarende tekst aan het einde.

Voor deze nieuwe productie van DNO werd een beroep gedaan op het La Cetra Barockorchester Basel onder leiding van Andrea Marcon. Spelend op periode instrumenten leverde dit orkest een verbluffend goede begeleiding van het tot theaterstuk omgevormde oratorium. Speciale vermelding voor concertmeester Eva Saladin en voor Francesco Spendolini voor zijn uitgebreide solo op chalumeau.

De zangers leverden elk een bijzonder goede prestatie. De Franse mezzo Gaëlle Arquez was op en top het eerder genoemde type ‘contessa’ en wist vocaal haar rol uitstekend in te vullen. Haar directe tegenspeler was de Italiaanse mezzo Teresa Iervolino, prima optreden.

Vuurwerk kwam er vooral van Holofernes’ adjudant Vagaus, gezongen door de wel zeer wendbare Russische mezzo Vasilisa Berzhanskaya. Vagaus heeft in mijn beleving de meest onsympathieke rol maar de spectaculairste muziek. Vasilisa wist met beide aspecten goed raad.

De Britse mezzo Polly Leech vertolkte heel overtuigende de rol van Juditha’s bediende Abra. Verdere rollen waren er voor Gloria Giurgola (Puella Judaica) en Francesca Asciotti (Ozias). Verder zong het koor de stem van het volk, niet ongebruikelijk natuurlijk.

Muzikaal een zeer goede voorstelling van een stuk in een genre waar ik persoonlijk niet veel mee op heb. Des te groter het compliment voor de uitvoerenden dat ik er tot het laatste moment door werd geboeid. Deze Juditha Triumphans is een opmerkelijke productie die de aandacht verdient van een breed operapubliek.

Hieronder trailer van de productie:

Bezocht op 26 januari 2019