Alejo_Perez

Herodes en Salome in Minsk

Tekst: Peter Franken

De nieuwe productie van Salome die Ersan Mondtag heeft gemaakt voor Opera Vlaanderen moet de indruk wekken van de Belarussische hoofdstad Minsk als locatie in plaats van Tiberias. Die keuze komt voort uit de gedachte dat Herodes Antipas slechts een onbetekenende vazal vorst was in Galilea die mocht ‘regeren’ bij gratie van de Romeinen. Evenzo is Loekasjenko nauwelijks meer dan een marionet van Putin, zo zal Mondtag hebben gedacht.

In zijn eerdere productie voor Vlaanderen, Der Schmied von Gent, maakte hij gebruik van een groot draaitoneel dat in een oogwenk twee verschillende werelden kon tonen. Datzelfde draaitoneel toont nu het paleis van een decadent potentaatje in een post socialistische samenleving. De ene kant laat enorme beelden zien in socialistisch realistische stijl tegen een brutalistisch bouwwerk met een paar anachronistische middeleeuwse kantelen.

De andere kant toont het interieur, in toneelrood met gordijnen en tierlantijnen. Het socialisme heeft plaats moeten maken voor burgerlijke invloeden al zien we op de achtergrond nog wel een beeldengroep uit Stalins glorietijd. Mondtag is verantwoordelijk voor alle belangrijke aspecten: regie, decors en kostuums. Wat hij met die referte aan Minsk heeft beoogd blijft verder ongewis. Het levert een mooi beeld op, dat wel

Interessanter is wat Mondtag met het werk doet als regisseur en dan vooral waar het de interactie tussen Salome en Jochanaan betreft. Klassiek is de gedachte dat Salome zich door alle mannen aan het hof bekeken en begeerd voelt, vooral door haar stiefvader Herodes. Eigenlijk is ze al te oud om als ongetrouwde vrouw van 15 zo maar los rond te lopen gelet op de mores van twee millennia geleden. De huwelijkse status zou haar in elk geval tegen Herodes hebben kunnen beschermen. Maar goed, de page (hier gespeeld door een vrouw) is verliefd op de kapitein van de wacht Narroboth die op zijn beurt verliefd is op Salome. De page waarschuwt dat hij niet zo naar Salome moet kijken, daar komt onheil van. Zal wel maar eigenlijk is ze gewoon jaloers. Als Salome die gevangen prediker wil zien die haar moeder zo leuk beledigt stuit ze op het verbod van Herodes. Maar het is Narroboth die dat moet handhaven en hem kan ze met een natte vinger lijmen. En zo komt er een derde man in het spel.

Mondtag laat een andere Jochanaan zien dan gebruikelijk. Natuurlijk kraamt hij vreselijke teksten uit. Dat hij de wegbereider zou zijn van iemand die de wereld beter zal maken komt nooit echt uit de verf. Hij gedraagt zich als een ordinaire haatprediker. En als hij niet snel genoeg wordt gehoorzaamd spreekt hij een vloek uit. Het is alsof de paus een banvloek uitspreekt over iemand die een verkeersovertreding heeft begaan, zo gemakkelijk vloeit het uit zijn mond.

 Deze Jochanaan staat echter niet sterk in zijn schoenen waar het vrouwen betreft. Hij laat Salome dichtbij komen, ze kan zelfs wijdbeens op hem gaan zitten. Er speelt duidelijk iets tussen die twee, tot afgrijzen van Narroboth. Machinegeweren horen bij de attributen van de wachters en Salome heeft er eentje afgepakt. Jochanaan pakt dat geweer op zijn beurt van Salome terwijl die hem vast houdt. Als Narroboth tussen beiden komt wordt hij per ongeluk gedood. Ook later zien we Salome intiem samen met Jochanaan in scènes die wringen met het libretto. Hier zal het vooral de herinnering zijn aan wat voordien is gebeurd.

Het paleis wordt bevolkt door de gebruikelijke menagerie waaraan vier ‘performers’ zijn toegevoegd. Deze vrouwen in naaktpakken lopen rond met machinegeweren en zorgen voor het nodige vertier. Ook Herodias loopt vanaf het middendeel van de opera met ‘ontbloot’ bovenlijf. Hedonisme en decadentie worden alzo gesuggereerd. De dans wordt uitgevoerd door Salome en die vier dames. Aanvankelijk worden ook de mannen aan het hof er in betrokken.

Tegen het einde verdwijnen Salome en Herodes achter de coulissen. Als ze naar buiten komt is ze geheel naakt, weliswaar in zo’n pak, maar toch. Het laatste halfuur van de opera loopt Salome zo rond: iedereen wilde me graag zo zien toch? Als Herodes blijft door mekkeren over zijn robijnen en pauwen begint Salome het paleis te mollen. Als dat niet helpt richt ze een machinepistool op hem en krijst dat ze nu eindelijk dat hoofd wil hebben.

Dat wordt op de rand van de kerker voor haar klaargelegd. Na een tijdje spietst ze het op een paaltje. Later vrijt ze met het hoofd. En net als je denkt dat alles afloopt zoals gebruikelijk vindt er een paleisrevolutie plaats die op gang wordt gebracht door de vier blote dames. Wanneer Herodes uitroept dat Salome gedood moet worden schiet men hem zelf neer. Salome staat triomfantelijk met een geweer omhoog als het grote verwinningsbeeld van Moeder Rusland in Stalingrad: ze heeft alle mannen verslagen.

Al met al een redelijk librettogetrouwe weergave, in elk geval een vrijage met een hoofd en een uitgelichte incestueuze belangstelling van Herodes voor zijn stiefdochter. Voor Jochanaan is het wat ontluisterend, hij heeft zichzelf kennelijk opgelegd om niet aan vrouwen te denken omdat dit een eerste vereiste is voor een woestijnheilige. En zijn testosteron zit hem in de weg. Salome breekt gemakkelijk door dit kunstmatige pantser heen. En dat is goed beschouwd de enige specifieke inbreng van de regie.

Astrid Kessler vertolkte de titelrol met volledige inzet van alles dat ze te bieden had. Stimmlich komt ze te kort, in de hoogte klinkt het vaak schril en in de laagte valt de stem weg. Ze compenseert dit echter met haar acteren, dat doet ze werkelijk geweldig. Misschien komt deze rol net iets te vroeg, Crysothemis, Arabella, Eva, Sieglinde zijn rollen die haar ongetwijfeld beter passen.

Thomas Blondelle was een redelijke Herodes, acterend nogal sullig wat onvoldoende werd gecompenseerd door zijn zang. Eigenlijk is er ook moeilijk iets moois van die rol te maken. Strauss’ weinig behulpzame behandeling van tenoren is hier al merkbaar.

Jochanaan was in goede handen bij Kostas Smoriginas, een goed uitziende ‘jonge man’ die volledig overeenkomt met de ruige kerel waar het tienermeisje Salome op valt als een blok. Goed gezongen en prima geacteerd. Verder Angela Denoke als Herodias, Denzil Delaere als Narroboth en Linsey Coppens in de belangrijkste bijrollen.

Het orkest van Opera Vlaanderen beviel mij buitengewoon goed. Strauss’ Salome kwam in volle glorie uit de bak, mede door toedoen van dirigent Alejo Pérez. Maar het waren vooral de individuele musici die het verschil maakten.

Al met al een boeiende voorstelling van een klassieker, zeer aanbevolen. Er volgen in januari nog 5 voorstellingen in Gent.

Foto’s van de productie:© Annemie Augustijns

Meer Salome:

Salome: de gevaarlijke verleidster of …..? Discografie.

SALOME IN AMSTERDAM: waar bleef de kop?


Castellucci’s Salome op dvd en Bluray uitgebracht

Saaie Salome uit Frankfurt




Jenůfa in Antwerpen raakt tot diep in de ziel

Tekst:  Ger Leppers

De Nederlandse operaliefhebbers zullen dit seizoen hebben afgesloten met gemengde gevoelens: naast een schitterende concertante uitvoering vn ‘Alice in Wonderland’ van Unsuk Chin in het Concertgebouw moesten zij het stellen met een mallotige, door een pretentieuze regisseur meedogenloos door de verhakselaar gehaalde ‘Fidelio’ in het Muziektheater.

Vlaamse opera-aficionado’s zullen daarentegen de hele zomer in gedachten nog kunnen nagenieten van de prachtige reprise van Robert Carsens regie van Leos Janáčeks Jenůfa, een voorstelling van vijfentwintig jaar geleden die sedertdien op mijn netvlies gebrand is gebleven.

Robert Carsens kijk op Jenůfa :

De samenwerking tussen Carsen en (toen nog) de Vlaamse Opera dateert al van de jaren negentig van de vorige eeuw, toen de Canadese regisseur, aan het begin van een glanzende internationale carrière, samen met de betreurde dirigent Silvio Varviso en op instigatie van intendant Marc Clémeur een inmiddels legendarisch geworden Puccini-cyclus opzette.

De cyclus, die zich over een reeks van jaren uitstrekte, begon met een memorabele ‘Manon Lescaut’, die nog steeds op DVD te bewonderen valt.

Naarmate het project vorderde kreeg de eigen stijl van Carsen steeds duidelijker gestalte: in sobere decors en met een uiterst precieze, heel liefdevolle personenregie werd het werk tot zijn essentie teruggebracht, waardoor de betrokken opera onder Carsens handen een tintelende frisheid en grote kracht kreeg – een schoolvoorbeeld van de regel ‘minder is meer’. Hoogtepunt was voor mij het ‘Trittico’ waarmee de cyclus eindigde.

Maar dat het nog beter kon bewees de Canadese regisseur daarna met een kleine Janacek-cyclus, bestaande uit ‘Kata Kabanova’, ‘Het sluwe vosje’ en deze ‘Jenůfa’, die we nu tot mijn grote genoegen – lichtjes gewassen, geknipt en geschoren – terug op het thuishonk opnieuw konden bewonderen. Het is een opera waar Carsens stijl bij uitstek tot zijn recht komt.  

Het slot van ‘Jenufa’ is namelijk niet zonder problemen op het gebied van de geloofwaardigheid: in een paar minuten verneemt Jenufa, die op het punt staat te trouwen met de man die haar gezicht voorgoed heeft verminkt, dat haar stiefmoeder haar baby heeft vermoord, en besluit ze die misdaad te vergeven.

Dat de toeschouwer dit accepteert is in de eerste plaats te danken aan de genereuze muziek van Janáček. Wat de personages uit de opera ook aan misdrijven begaan, de componist oordeelt niet over hun daden, maar laat alleen zien (en vooral horen!) aan welke veelheid van tegenstrijdige gevoelens zij ten prooi zijn.  Maar in deze enscenering schiet Carsen Janáček op een prachtige manier te hulp om de dramatische slotwending van het verhaal aanvaardbaar te maken: in een oogwenk is het toneel leeg gevaagd, en het verzoenende slotduet speelt zich af onder een plots losgebarsten, alles reinigende en wegspoelende stortbui – en daarmee in een andere, nieuwe dimensie.

Het decor is overigens sober, en bestaat uit een zandvlakte en enkele tientallen deur- en raampanelen, die verplaatst kunnen worden om steeds nieuwe ruimtes te scheppen. Voor Carsen is dat genoeg om de geslotenheid op te roepen van het dorpsleven waarin zijn personages geacht worden zich te voegen naar verstikkende traditionele waarden en rolpatronen. Waarden en rolpatronen die bedoeld zij om een stabiel, voorspelbaar maatschappelijk kader te scheppen, maar die hier juist onontkoombaar leiden tot een hartverscheurende kindermoord.

In een voorstelling die vrijwel geen wens onvervuld liet, en die zozeer gebaseerd is op collectief werk, heeft het iets oneerlijks om bepaalde zangers naar voren te halen.

Maar als het toch moet – en de regels van de kritiek zijn op dit punt naar het schijnt onverbiddelijk – dan noem ik toch Natascha Petrinsky, in de rol van de door het leven getekende kosteres – een van de rijkste, meest complexe rollen voor oudere sopranen uit het hele repertoire. Zij benutte prachtige de rauwe kantjes die haar stem inmiddels hier en daar vertoont om de verscheurdheid van haar personage over het voetlicht te brengen. En het is misschien een vreemd compliment om aan een zangeres te maken, maar zelfs zonder muziek zou ik de hele avond hebben genoten van haar acteren. Voor alle andere zangers verder niets dan lof.

Agneta Eicheholz en Natascha Petrinsky over Jenůfa:

Alle vocalisten werden op voorbeeldige wijze ondersteund door het orkest onder leiding van huisdirigent Alejo Pérez, dat één was met alle personages. Ik dacht dat ‘Jenufa’ voor mij vertrouwd terrein was: ik heb de opera een keer of tien gezien, en bezit er verschillende opnamen van. Maar van de eerste maten tot in de slotakkoorden hoorde ik nu allerlei bijzondere details van Janaceks kolkende, kernachtige muziek die mij niet eerder waren opgevallen en het werk een bijzondere warmte gaven.

Het orkest wisselde met natuurlijk gemak intieme en subtiele momenten af met de ongepolijste, rauwe klanken waar dit plattelandsdrama óók om vraagt. Bij de abrupte, dramatische afsluitingen van de eerste twee bedrijven was het mij te moede alsof ik een guillotine-bijl naar beneden zag suizen. Het was, kortom, een onvergetelijke avond.

Trailer:

Jenůfa                                                            Agneta Eichenholz
Laca Klemen                                              James McCorkl
Steva Buryja                                               Ladislav Elgr
Kostelnicka Buryjovka                          Natascha Petrinsky
Starenka Buryjovka                                Maria Riccarda Wessling
Starek                                                            David Stout
Rychtar                                                         Reuben Mbonambi
Rychtarka                                                    Karen Vermeiren
Karolka                                                         Zofia Hannah
Pastuchyna                                                 Marta Babic
Barena                                                           Bianca Van Puyvelde
Jana                                                                 Lissa Meyvis
Tetka                                                             Christa Biesemans

Symfonisch Orkest Opera Ballet Vlaanderen
Koor Opera Ballet Vlaanderen
Muzikale leiding                                       Alejo Pérez
Regie en lichtontwerp                           Robert Carsen
Instudering regie                                     Maria Lamont
Scenografie en kostuumontwerp    Patrick Kinmoth
Lichtontwerp                                            Peter Van Praet
Instudering lichtontwerp                      Glen D’haenens
Koorleiding                                                Jan Schweiger
Dramaturgie                                              Ian Burton

Fotomateriaal: © Annemie Augustijns

Voorstelling gezien op 14 juni in Antwerpen

Nog te zien op 30 juni, 3, 5, 7 en 9 juli in Gent

Jenufa in de Royal Opera
Amsterdamse Jenůfa ontroert. Wel met kanttekeningen.

LA CLEMENZA DI TITO IN ANTWERPEN

Tekst: Ger Leppers

Sinds Jan Vandenhouwe als artistiek directeur aan het roer staat van Opera Ballet Vlaanderen waait er onmiskenbaar een nieuwe wind in het huis.  Dat is onder meer te merken aan de keuze van de regisseurs op wie hij een beroep doet, en die vaak door hun sterke band met Vlaanderen al beschikken over een eigen publiek van fans.

Voor ‘De Parelvissers’ (een voorstelling die later dit seizoen in reprise gaat) vroeg hij het in Antwerpen zeer hoog aangeschreven plaatselijk theatercollectief FC Bergman om voor het eerst een opera te regisseren. Voor ‘Le Nozze di Figaro’ deed hij een beroep op de Vlaming Tom Goossens. En nu is er ‘La Clemenza di Tito’, waarmee regisseur Milo Rau, Zwitser maar artistiek directeur van NT Gent, zijn debuut maakt in de operawereld.

Al ruim drie decennia ben ik abonnementhouder in Antwerpen, en het viel mij op dat er bij die voorstellingen steeds opvallend veel jong en duidelijk nieuw publiek aanwezig is. In de zaal waren minder tinten grijs te zien dan gebruikelijk, en minder zilverdraden tussen ‘t goud. Menigeen maakte met zijn mobieltje selfies en foto’s van het, inderdaad prachtige en kennelijk voor het eerst betreden, gebouw. Uit een enquête die het vorig seizoen werd gehouden bleek dat 47% van de ondervraagden in dat jaar voor het eerst een operavoorstelling bezochten en dat een groot deel van hen in de toekomst zeker nog eens wilde terugkomen. Feestelijke cijfers, dus. Dat is allemaal zeer goed nieuws.

Maar hoe zit het met het bijzondere karakter en de kwaliteit van  het gebodene?

Om nog even door te gaan met het goede nieuws: muzikaal was de voorstelling van Le Clemenza di Tito die ik bijwoonde tip top in orde. Alle kritieken in de pers waren zeer lovend, en ik kan dat oordeel enkel bevestigen. Het orkestspel, onder muziekdirecteur Alejo Pérez, liet wat mij betreft vrijwel geen wens onvervuld. Inmiddels is het Vlaamse ensemble gepokt en gemazeld in vrijwel alle muziekstijlen, van Monteverdi tot hedendaagse componisten.

Van de zangerscast waren vooral de dames een waar genot om te beluisteren, met name de Vitellia van Anna Melsza-Kutny, de Annio van Maria Warenberg, en bovenal de indringend gespeelde en superieur, vol nuances gezongen Sesto van Anna Gorchyakova, de onbetwiste ster van de avond. Alleen al voor haar zou ik de voorstelling met plezier opnieuw bezoeken. Enkel tenor Jeremy Ovenden had, in de titelrol, soms enige moeite met de vocale hoogstandjes waarmee Wolfgang Amadeus hem bedacht had.

Met de superieure orkestratiekunst van de rijpe Mozart, waarin hier voor de klarinet en de bassethoorn een glansrol is weggelegd, en de schitterende aria’s van Vitellia en Sesto, verdient dit late werk zo een muzikaal superbe uitvoering ten volle. Wat zou het mooi geweest zijn als deze opera in deze bezetting, en ontdaan van de regisseursingrepen, ook nog eens concertant was uitgevoerd in, bijvoorbeeld, Vredenburg!

Want ja, we moeten het toch over de regie hebben. Om te beginnen met het laatste restje goed nieuws: de hele avond werd er over de gehele linie werkelijk voortreffelijk geacteerd, er was steeds volop smakelijk voer voor het oog.

Maar La Clemenza di Tito is een lastige opera om geloofwaardig te ensceneren. Het werk was bij het ontstaan eigenlijk al een anachronisme. Het is een gelegenheidsstuk dat werd gecomponeerd om de kroning van Keizer Leopold II in 1791 luister bij te zetten, en grijpt terug op de structuren van de destijds al achterhaalde opera seria.

Mozart gebruikte een oude tekst van Pietro Metastasio, die werd geknipt, gewassen en geschoren door Caterino Mazzolà. Die tekst viert de grootmoedigheid van een Romeinse keizer die degenen die probeerden een moordaanslag op hem te plegen hun misdaad vergeeft. Twee jaar na de Franse Revolutie was het werk een eerbetoon aan de absolute monarchie, een bevestiging van het wereldbeeld van het feestvarken.

Dat valt heden ten dage allemaal natuurlijk moeilijk onverkort op het toneel te zetten. Een moderne opvoering van ‘La Clemenza di Tito’ moet een interpretatie toevoegen om dit verhaal voor de moderne toeschouwer verteerbaar te maken, een commentaar op dat gegeven bieden. Milo Rau gaat naar mijn gevoel nog een stuk verder dan dat, hij maakt er een niet een voorstelling over, maar een voorstelling naar aanleiding van ‘La Clemenza di Tito’ van.

Hij heeft het geheel nog een tweede maal geknipt, gewassen en geschoren, en voegt, naast heel veel meer, de persoonlijke levensverhalen van de uitvoerenden toe, die tijdens een aria op het achterdoek geprojecteerd worden. Die boeiden me zo dat ik, achteraf tot mijn spijt, de muziek een tijdlang nauwelijks meer volgde.

Er worden wat mensen op decoratieve wijze aan de galg opgehangen. Leden van de cast pakken een microfoon en beginnen ook al over hun leven te vertellen. Verder wordt op het toneel het hart van de laatste echte Antwerpenaar, die thuis 70 opnamen van Wagners Parsifal, heeft staan, uitgerukt. Dit alles, naar ik heb begrepen, om het multiculturele karakter van de huidige samenleving te onderstrepen.

Titus ziet het, vanuit de eerste eeuw na Christus, bewogen aan. Er is in deze voorstelling voortdurend overrompelend veel, en allerhande, te zien. Als kijker verveel je je niet bij deze bonte ratjetoe. Maar wat je uiteindelijk ziet is een knappe, met gedurfde theatermiddelen, doch in feite brave, wat potpourri-achtige illustratie van inmiddels alomtegenwoordige stichtende clichés over inclusiviteit, racisme, witte mannen, geweld, machtsmisbruik en de overheersing van ons bestaan door het beeld.

Behalve dat het inmiddels al duizend keer vertoond is en de sleet er wel een beetje op zit, zou men niet weten wat er tegenin te brengen is. Rau’s enscenering is buitengewoon vindingrijk, maar in au fond toch vooral modieus.

“Een mode,” beweerde ik enige tijd geleden tegenover een paar vrienden, “ontstaat wanneer een heleboel mensen zich op dezelfde manier, en in hun ogen gunstig, willen onderscheiden van de anderen.” Nu had ik dat moment al een paar biertjes op, en er valt dus misschien het een en ander af te dingen op mijn stelling. Maar dat er een grond van waarheid in zit, daarvan ben ik overtuigd. Non-conformisme en conformisme gaan in modes een merkwaardig, paradoxaal en intrigerend verbond aan. De angst om niet mee te doen is daarbij groot. In mijn jeugd wilde iedereen op hetzelfde moment stoepranden, elastieken en knikkeren. En wee degene die niet meedeed. Milo Rau laat ons in deze voorstelling precies zien voor welke mode het nu tijd is.

De bijval van het in zijn nobele gevoelens gestreelde publiek was zeer groot.

Muziek van Wolfgang Amadeus Mozart
Libretto van Caterino Mazzolà, naar het gelijknamige libretto van Pietro Metastasio

Muzikale leiding:                              Alejo Pérez
Regie:                                                Milo Rau                 
Scenografie:                                    Anton Lukas
Kostuumontwerp:                              Ottavia Castelotti
Lichtontwerp:                        Jürgen KolbVideo-ontwerp:                                 Koorleiding:                                      Jef SmitsTito:                                                  

Tito: Jeremy Ovenden
Vitellia:                                             Anna Malesza-Kutny
Sesto:                                                 Anna Goryachova
Annio:                                                Maria Warenberg
Servilia:                                             Sarah Yang
Publio:                                   Eugene Richards III

Symfonisch Otkest Opera Ballet Vlaanderen
Koor Opera Ballet Vlaanderen

Bezocht op 21 september 2023.

Foto’s: © Annemie Augustijns

Nog te zien in Gent tot en met 8 oktober 2023