Uit_een_Dodenhuis

Canellakis’ laatste Janáček opera in de Matinee

Tekst: Neil van der Linden


Voorpremière op 12 april 1930 ©: Janusz Legoń


Dit was Canellakis’ laatste Janáček opera in de Matinee alweer, en wel met Janáčeks laatste opera, uit 1928. Zijn aller somberste, gebaseerd op Dostojevski’s beschrijvingen van diens ervaringen in een Russisch strafkamp.

In een concertante uitvoering ontgaat je in een opera als deze al snel wie wie is, vooral als alle zangers ongeveer dezelfde kleding dragen. Dat komt mede doordat in deze opera de personages er maar ten dele toe doen. Dostojevski’s tekst waarop Janáček het libretto baseerde, bestaat uit notities over ervaringen de schrijver zelf als gevangene in een strafkolonie in Siberië opdeed.

Bij deze Matinee-uitvoering kwamen de zangers op als ze iets te zingen hadden en liepen daarna weer af. Maar zelfs in deze tot het uiterste versoberde opzet schemerde de karakterologie die Janáček wél had aangebracht fraai door.

Placmajor, de commandant, werd gezongen door de bas Jan Martiník, die over een imposante stem beschikt, maar bovendien fysiek boven het grootste deel van de rest van de cast uittorende. Ook droeg misschien het feit dat hij binnen de cast de enige van geboorte Tsjech was dat zijn personage een soort natuurlijk gezag had. Dat hij bovendien dankzij zijn postuur enige goedmoedigheid uitstraalde maakte aannemelijk dat hij in de loop van het verhaal niet zo’n slechterik blijkt te zijn als aan het begin, wanneer hij de net aangekomen Gorjančikov, min of meer het centrale personages afranselt.


De kampcommandant verzoent zich met Gorjančikov, die hij eerder heeft gemarteld, in het bijzijn van Aljeja ©: Neil van der Linden

Gorjančikov, bij Dostojevski min of meer een alter ego van zichzelf, is een aristocraat en een politieke gevangene, anders dan het merendeel van de gevangenen die rovers of moordenaars zijn. Bas Joshua Bloom is gekleed in een grijs pak, wat hem onderscheidt van de rest van de cast, die egaal zwart draagt. Later verontschuldigt de kampcommandant zich tegenover Gorjančikov. Dat zijn momenten in de opera waarop er enige hoop, enig optimisme doorbreekt. En ook in deze concertante uitvoering blijven die toch mooi zichtbaar in de interactie tussen de zangers.

Aljeja tot Gorjančikov: jij bent als een vader voor mij ©: Neil van der Linden

Dat geldt ook voor de schrijnende vriendschap tussen Gorjančikov en de jonge Tatar Aljeja, vertolkt door de jonge en ook jongensachtig ogende Oezbeekse tenor Bekhzod Davronov.  Gorjančikov leert Aljeja Russisch leert lezen en schrijven. Hij  bezoekt Aljeja in het kamphospitaal nadat een medegevangene hem aanviel en per ongeluk Aljeja verwondde.


Aljeja en Gorjančikov: Vrijheid, geliefde vrijheid! ©Neil van der Linden

Gorjančikov neemt geroerd afscheid als Aljeja eerder vrijkomt. Ook in de concertante opzet blijft deze kameraadschap hartverscheurend.

©: Lodi Lamie

Alle rollen zijn trouwens geweldig bezet, tot in de kleinste rollen, tot en met Ben Heijnen, ‘bewaker’, lid van het Groot Omroepkoor. Naast één Tsjech, een Oezbeek, een Pool en een Rus, zangers die van huis uit redelijk met Slavische talen moeten kunnen omgaan, bestaat de cast voor het grootste deel uit Britten en Nederlanders.

Martina Myskohlid & Tim Kuypers ©: Lodi Lamie

Voor de piepkleine, overigens uitstekend gezongen vrouwelijke rol van de prostituee Poběhlice was blijkens een wisseling ten opzichte van de oorspronkelijke castlijst kennelijk op korte termijn de Canadese Martina Myskohlid aangetrokken, die momenteel in Nederland verkeert omdat ze binnenkort bij de Reisopera en de Nationale Opera Dido in Purcells Dido and Aeneas zingt.

Frank van Aken, Frederik Bergman, Jeremy Bines ©: Lodi Lamie

De nog immer onstuimige Wagner-heldentenor-rollen zingende Frank van Aken was blijkbaar ook een invaller en was nu een stabiele factor in de cast als de ‘oude gevangene’ Stařeček.

©: Lodi Lamie

Niet in de laatste plaats springt ook het koor eruit, in dit geval alleen de tenoren en bassen van het Groot Omroep koor, voor de gelegenheid getraind door de koordirigent van de Deutsche Oper Berlin Jeremy Bines.

©: Lodi Lamie

Maar naast Janáček en Dostojevski was de eigenlijke heldin van deze uitvoering Karina Cannelakis. Strak en tegelijk energiek. En hoe massief de partituur op sommige momenten ook wordt, alles blijft helder. Alle ruimte voor de kleuren uit het koper, het slagwerk, inclusief kettingen die op een bekken ratelen, de solovioolpartijen door Joris van Rijn, enz. enz.

Voordeel van deze concertante uitvoering is dat je helderder dan waar en wanneer ook, in het operahuis of thuis bij de stereo-installatie, hoort hoe knap en geavanceerd Janáček orkestreert en kleuren aanbrengt. De opera stamt uit 1928 en hoewel Janáček in principe volledig tonaal blijft, werkt zijn idioom met veel ‘harde’ kwinten en kwarten pentatoniek wel degelijk modern. Canellakis licht dit alles prachtig uit. Jammer dat de Janáček-operas nu op zijn.

Er staan twee bijzondere ensceneringen in Youtube:
De legendarische enscenering door Patrice Chéreau en Pierre Boulez, het eerdere droomteam van de Lulu-enscenering in Parijs en de Ring in Bayreuth, hier in Aix-en-Province, een productie die ook in het Holland Festival te zien was.

Eerste acte:

Het geheel is zo te zien alleen voor volwassenen:

Recensie van Basia Jaworski (met ingesloten act 2):

https://basiaconfuoco.com/2016/11/26/z-mrtveho-domu-from-the-house-of-the-dead/

Onder Simone Young met als regisseur Frank Castorf en een vrouwelijke Aljeja. Indachtig wellicht dat Janáček aan zijn platonische liefde Kamila Stösslová schreef dat zij in deze opera wel degelijk aanwezig was in de persoon van Aljeja, ‘zo’n tedere, innemende persoon’. Het is overigens zeker niet onmogelijk om in de omgang tussen Gorjančikov en Aljeja een – platonische – homoseksuele component te zien:



Leoš Janáček Uit een Dodenhuis

Bezetting:
Radio Filharmonisch Orkest, Groot Omroepmannenkoor
Karina Cannelakis, dirigent
Jeremy Bines, koordirigent
Alexandr Petrovič Gorjančikov Joshua Bloom, bas
Aljeja Bekhzod Davronov, tenor
Šiškov Roland Wood, bariton
Placmajor Jan Martiník, bas
Šapkin Alexey Dolgov, tenor
Luka (Filka Morozov) Stephan Rügamer, tenor
Skuratov Julian Hubbard, tenor
Stařeček Frank van Aken, tenor
Vězeň malý Tim Kuypers, bariton
Vězeň vysoký Zbigniew Malak, teno
Čekunov Frederik Bergman, bas-bariton
Don Juan (Brahmín) Sam Carl, bas-bariton
Poběhlice Martina Myskohlid, mezzosopraan

Gezien 22 maart NTR Matinee Concertgebouw Grote Zaal