Les_Pecheurs_de_Perles

DE REPRISE VAN ‘LES PËCHEURS DE PERLES’ IN ANTWERPEN

Tekst: Ger Leppers

Reprises van operaproducties moeten het vaak stellen zonder de glans van de eerste voorstellingenreeks. Niet alleen is de verrassing eraf, ook de bezetting is doorgaans niet helemaal van hetzelfde niveau, de regisseur stuurde een assistent, er sluipen haast ongemerkt kleine slordigheden in het spel.

Het schoolvoorbeeld van dit verwateringsverschijnsel in Antwerpen was de productie van ‘Cosí fan tutte’ van Guy Joosten, die in de loop der jaren vele malen hernomen is. Het was aanvankelijk een overrompelende voorstelling, die ik nog steeds beschouw als één van de geslaagdste operaproducties die ik ooit zag – en het doet mij des te meer plezier dat te kunnen melden omdat ik doorgaans geen liefhebber ben van het vaak wat oppervlakkige, voor de hand liggende en soms zelfs wat platvloerse werk van deze Belgische regisseur.

Na de eerste voorstellingenreeks, met onder meer een Véronique Gens in grootse vorm, en met een geïnspireerde Lawrence Renes op de dirigentenbok, verloor de voorstelling in de loop van de talrijke reprises geleidelijk aan een deel van haar allure. En zelfs toen Guy Joosten voor de laatste reprise van de inmiddels internationaal verspreide productie zelf nog eens het heft in handen nam en de een beetje in routine verzonken boel terdege afstofte en opfriste, was er misschien te veel tijd verlopen sedert de oorspronkelijke invallen: zelfs hij kon de oude sprankeling slechts ten dele terugbrengen.

Maar met de heropvoering van Bizets Les Pêcheurs de perles waren we ditmaal nu eens getuige van het tegenovergestelde verschijnsel: de nieuwe voorstelling overtreft – althans met de bezetting die ik aan het werk zag – de eerste, uit 2018 in kwaliteit.

 

Het verschil met de premièrereeks was al te horen nog voordat er ook maar één noot was gezongen. De nieuwe dirigent, de jonge Belg Karel Deseure, had het orkest van Opera Ballet Vlaanderen volledig in de hand, zowel waar het genereus en krachtig moest spelen als op de momenten dat subtiliteit geboden was, en ik zat onmiddellijk recht in mijn stoel. Overdreven pathos en bombast kregen geen kans, en Bizets heerlijke muziek, of die nu luid was of zacht, klonk steeds precies, warm en bezield.

Ook het acteerwerk van de cast was de hele avond alerter en preciezer dan ik mij van vijf jaar eerder herinnerde. Het verschil, besloot ik, zat hem vooral in kleine dingetjes, een preciezere timing van een reactie, gespeelde kleine aarzelingen van een moment, een blik hier en daar, al die dingen die aan levend theater zijn bijzondere, zo unieke vorm van magie en gezamenlijk beleefde vibraties meegeven.

Misschien, overwoog ik, hebben de twee zangerscast – die elkaar in deze productie afwisselen – zich tijdens de repetities in een gezonde emulatie en uitwisseling van ideeën aan elkaar opgetrokken? Ik zou dat niet kunnen of durven zeggen, maar hoe dan ook, de nieuwe instudering onder leiding van Fanny Gilbert-Collet verdient het om apart in het zonnetje gezet te worden.

Het is de regie, door het Antwerps theatercollectief FC Bergman, die door Opera Ballet Vlaanderen als belangrijkste wapenfeit met betrekking tot deze productie wordt genoemd. Het verhaal, over een verbroken jeugd-eed (bezongen in het beroemde duet ‘Au fond du temple saint’) tussen twee vrienden en de latere confrontatie met de gevolgen daarvan, is door de FC Berglieden geheel uit de exotische context gehaald.

Zowel het personage van de priester Nourabad als alle verdere religieuze aspecten zijn uit het verhaal verwijderd. Ik vond dat een verarming, omdat daarmee een belangrijke kant van het verhaal verdwijnt: het conflict tussen individuele gevoelens en maatschappelijke en religieuze dwang. Overigens is de muziekpartij van Nourabad in de voorstelling wel gehandhaafd. Die wordt nu gezongen door een incarnatie van de jonge Zurga.

Als gevolg van deze schrappingen ligt de nadruk in deze regie vrijwel uitsluitend op een andere kant van het verhaal. De tijd tussen de allesbeslissende gebeurtenis in de jeugd van Nadir en Zurga en het moment van handeling is zo ver mogelijk opgerekt: het weerzien van de twee vrienden vindt plaats in een verzorgingstehuis, tussen rollators en brancards, met het mortuarium om de hoek.  Zo wordt deze Les Pêcheurs de perles een voorstelling die vooral gaat over de kracht waarmee jeugdherinneringen en daden uit vroege levensjaren ons doen en denken ons leven tot aan het einde toe beheersen.

FC Bergman staat erom bekend dat ze de zaken groots ter hand nemen. Ooit zetten ze de parterre van de Antwerpse Bourlaschouwburg compleet onder water. Ook in ‘Les Pêcheurs de perles’ pakken ze flink uit. Een imposant draaitoneel maakt een lange reeks van snelle scènewisselingen mogelijk, met name naar een, door een overweldigende, gestolde golf bedreigd, strand waar enkele verstilde sleutelmomenten van de opera zich afspelen.

Gelukkig waren de zangers niet alleen in hun acteren goed, maar ook in wat toch hun voornaamste taak is: zingen. Erg graag had ik Quirijn de Lang gehoord in de rol van Zurga, maar hij maakte deel uit van de andere bezetting. Over de Turkse bariton Kara Karagedic had ik me echter geenszins te beklagen.

Sopraan Elena Tsalagova zong en speelde opnieuw de vrouwelijke hoofdrol van Léïla met groot gemak en naturel. Ze is daarin duidelijk gegroeid ten opzichte van eerste voorstellingenreeks van vijf jaar terug en was de ster van de avond.

De mooie Belgische tenor Marc Laho maakte van de aria ’Ah, je crois entendre encore’ het hoogtepunt waar ik me zo op verheugd had, en zong ook de rest van zijn partij tot ieders volle tevredenheid. Over het koor, dat in deze opera een grote rol speelt, al evenzeer niets dan goeds: het klonk sonoor of subtiel, naargelang van wat de dankbare partituur van Bizet vraagt.

Zo werd het een voorstelling die muzikaal eigenlijk niets te wensen overliet, het oog geen moment de kans gaf om zich te vervelen, en mij alleen intellectueel niet helemaal kon bevredigen. Maar een mooie avond was het wèl.

Georges Bizet: ‘Les Pêcheurs de perles’
Muzikale leiding: Karel Deseure
Regie, scenografie en lichtontwerp: FC Bergman (Stijn Aerts, Marie Vinck, Thomas Verstraeten, Joé Agemans
Kostuumontwerp: Judith Van Herck
Instudering regie: Fanny Gilbert-Collet
Koorleiding: Jan Schweiger
Dramaturgie: Luc Joosten

Léïla: Elena Tsaliagova
Nadir: Marc Laho
Zurga: Kartal Karagedic
Nourabad/Jonge Zurga: Jacob Abel
Jonge Léïla: Bianca Zueneli (dans)
Jonge Nadir: Jan Deboom (dans)
Koor en Symfonisch Orkest van Opera Ballet Vlaanderen

Voorstelling bijgewoond op 29 december 2024 in Antwerpen

Foto’s :@Annemie Augustijns

Les pêcheurs de perles

Tekst: Peter Franken

Alessandro Allori, La Pêche des perles (1570-72)
Palazzo Vecchio (Florence)

Het verhaal van Bizets ‘Parelvissers’ is wel zo’n beetje bekend: een driehoeksverhouding, gecompliceerd door plechtige beloftes. De jeugdvrienden Nadir en Zurga zijn beiden in vuur en vlam zijn gezet door de verschijning van de ‘living goddess’ Leila, enigszins te vergelijken met Kumari in Kathmandu. Om hun vriendschap te redden beloven ze elkaar plechtig om af te zien van elke poging om deze vrouw voor zich te winnen. Vandaag de dag zou dit een Pinky Swear worden genoemd, heel plechtig dus.

Nadir heeft zich hier echter niet aan gehouden, maar is Leila op afstand blijven volgen. Zij op haar beurt heeft hem opgemerkt en voelt zich als het ware gesteund door zijn aanwezigheid in haar omgeving. Dat Nadir terugkeert naar zijn geboortedorp is dan ook niet toevallig. Hij heeft vermoed dat ze als tijdelijke beschermengel voor de parelvissers is ‘ingehuurd’ en wordt op zijn wenken bediend.

Leila schrikt als ze hem ziet maar zweert niettemin dat ze kuis zal blijven en geen man in haar buurt zal laten komen. De dorpsgemeenschap reageert furieus als blijkt dat Leila haar eed heeft geschonden. Dat is begrijpelijk als je beseft hoe belangrijk haar rol is voor de vissers die telkens weer de dood in de ogen zien als ze naar parels duiken. Een beschermengel die niet deugt is zoiets als een kapot net onder een trapezewerker. Leila moet bidden en zingen om de boze geesten op afstand te houden maar dat heeft slechts zin als ze een kuise aardse godin is.

Ook bijgeloof kent zijn regels.

La Fenice

Pier Luigi Pizzi maakte in 2004 een fraaie productie van dit werk voor Teatro La Fenice. Van de voorstellingenreeks is een opname op dvd uitgebracht door Dynamic. Het toneelbeeld oogt zeer authentiek hindoeïstisch, conform de plaats van handeling in het noorden van Ceylon. De vrouwen zijn in elk geval gekleed in sari en het decor bestaat uit een stupavormige tempel die wordt bekroond door een overmaatse lingam.

Pizzi heeft de beschikking over een prima ballerina in de persoon van Letizia Giuliani en dat wil hij graag laten zien. In elke scène waarin over Leila wordt gesproken of gemijmerd is deze fraaie dame op de achtergrond te bewonderen.

Het houdt het mannelijke deel van het publiek in elk geval scherp, temeer daar Annick Massis duidelijk te oud oogt voor deze rol. Ze kan onmogelijk doorgaan voor een jonge maagd. Zang technisch is ze een uitstekende keuze, haar grote aria ‘O dieu Brahma’ komt goed uit de verf, zuiver en zonder te forceren in de hoogte.

Annick Massis in Me voilà seule, Comme autrefois:

En in ” Me voilà seule dans la noit”

Yasu Nakajima is klein van gestalte en nadrukkelijk Japans en oogt dus niet erg overtuigend als Nadir  Maar evenals Massis weet hij dit prima te compenseren door goed verzorgde zang. Zelfs met de hoge ligging van de aria ‘Je crois entendre encore’ heeft hij vrijwel geen moeite.

Luca Grassi is een mooie typecast als Zurga en weet in theatraal opzicht de meeste indruk te maken. Zijn grote moment komt in de eerste scène van de derde akte als hij zich vol wroeging realiseert dat zijn vriend Nadir de dood wacht als gevolg van zijn jaloezie.

Maar als Leila hem smeekt Nadir te sparen omdat zij meer om hem geeft dan om haar eigen leven, laait zijn woede weer op. Grassi maakt er een bloedstollende scène van en krijgt daarbij alle medewerking van een aanvankelijk smekende en later furieus agerende Leila. Luigi de Donato completeert het viertal protagonisten als een adequate Nourabad.

Behalve als soliste zien we Giuliani ook aan het werk in een serie balletten met een choreografie die duidelijk geënt is op Indiase dans, met veel gebruik van armen, polsen en handen. Het wordt allemaal voortreffelijk uitgevoerd en draagt in hoge mate bij aan het succes van de voorstelling.

Muzikaal is over de hele linie de uitvoering zeer goed verzorgd, zowel de solisten, het koor als het orkest maken er iets moois van. Jammer eigenlijk dat er in Nederland nog steeds een beetje denigrerend over de Parelvissers wordt gedaan, geen werk dat je als echte liefhebber serieus kan nemen. Het tegendeel is het geval, Bizet heeft een prachtig melodieus werk geschapen dat minstens zoveel aandacht verdient als zijn Carmen. Marcello Viotti heeft de muzikale leiding.

De hele opera staat op YouTube:

Foto uit de vervlogen tijden:

From left to right: Giuseppe De Luca (Zurga), Frieda Hempel (Leila) and Enrico Caruso (Nadir), in the New York Met 1916

2 x LES PÊCHEURS DE PERLES

Les Pêcheurs de perles van Bizet maar dan net even anders