<ichele_Kalmandi

Beatrice di Tenda

TEKST: PETER FRANKEN


Dit werk stamt uit 1833 en is Bellini’s voorlaatste opera. Bij de première werd het slecht ontvangen en die weinig geslaagde start is het nooit te boven gekomen, ingeklemd als het is tussen de succesnummers Norma en I Puritani.

Ik zag Beatrice di Tenda in 2007 in een zeer complete geënsceneerde voorstelling van de Rotterdamse Opera met Waldin Roes in de titelrol, een geslaagd optreden.


Opmerkelijk genoeg komen de hoofdfiguren in de handeling vrij goed overeen met hun historische voorbeelden. Beatrice leefde van 1372 tot 1418 in Lombardije. Ze was getrouwd met Faccino Cane, een condottiero in dienst van de Visconti’s. In hedendaagse termen zouden we hem een krijgsheer noemen en hij wist voor zichzelf een groot gebied en bijbehorend fortuin te veroveren ten koste van vooral het hertogdom Milaan.

Na zijn dood trouwde Beatrice met Filippo Maria Visconti, die kort daarvoor zijn vermoorde broer als hertog van Milaan was opgevolgd. Hij was door het wanbeheer van zijn broer min of meer genoodzaakt een politiek huwelijk te sluiten en Beatrice was in dat opzicht een goede partij aangezien ze land en goed van haar man had geërfd. Ze was echter zo’n twintig jaar ouder dan haar nieuwe echtgenoot en dat leidde ertoe dat hij al gauw weer van haar af wilde.

Na een kleine zes jaar was het zover. Beatrice had regelmatig gezelschap van haar favoriete troubadour en die aanleiding werd opgeklopt tot de beschuldiging van overspel. Voor een vrouw in de middeleeuwen stond daar al gauw de doodstraf op en zo geschiedde.

In de opera zien we dit verhaal terug waarbij de maîtresse van Filippo, Agnese del Maino, een belangrijke rol krijgt in de plot. Zij is verliefd op die troubadour, hier bij de naam van Orombello, maar die is al sinds hun kinderjaren verliefd op Beatrice. Hun ontmoeting is bijna een kopie van die tussen Eboli en Carlos. Agnese voelt zich in haar hemd gezet en zweert wraak. Ze steelt het dagboek van Beatrice en geeft dat aan Filippo die daarin voldoende bewijzen meent te vinden voor politieke en persoonlijke ontrouw. Later krijgt ze spijt als blijkt dat haar actie de dood van zowel Orombello als Beatrice tot gevolg heeft. Een aanbod van Filippo om de nieuwe hertogin te worden houdt ze daarom af.

In 2015 was ik in Catania en stond daar op een middag even voor het Teatro Massimo Bellini. Er was helaas niets te doen maar een bezoekje aan Bellini’s geboortehuis maakte dat wel aardig goed. In 2010 ging in dit theater een fraaie productie van Beatrice, zo blijkt uit een opname die door Dynamic is uitgebracht.

Beatrice wordt vertolkt door Dimitra Theodossiou, een Griekse sopraan die ik alleen ken van twee opnames uit de reek Tutto Verdi. Ze kan de partij redelijk goed aan maar moet nodeloos forceren als ze tegen beter weten in er een heel hoge noot uit wil persen. Een andere oplossing lag daar voor de hand.

Haar tegenspeelster is de heel mooie mezzo  José Maria Lo Monaco als Agnese, je begrijpt direct waarom Filippo zijn oude vrouw voor haar wil inruilen, zeker nu de zakelijke deal zijn beslag heeft gekregen. Mooi spel van Lo Monaco als haar wraak zich lijkt te gaan voltrekken, ze geniet zichtbaar van de ‘ontmaskering’ van Orombello en Beatrice en geeft Filippo in het voorbijgaan even een aai op de mouw om haar beschikbaarheid te tonen.

Filippo Maria Visconti wordt uitstekend vertolkt door Michele Kalmandi, prachtig invulling van zijn rol. Even aarzelt hij Beatrices doodvonnis te ondertekenen, hij heeft immers veel aan haar te danken ook al is hun huwelijk een schijnvertoning. Maar als het bericht komt dat haar vroegere onderdanen optrekken naar het hertogelijk paleis om haar te bevrijden, zet hij woedend alsnog zijn handtekening.

Alejandro Roy neemt de nogal onverantwoord handelende Orombello voor zijn rekening. Hij streeft naar beantwoorde liefde door het tonen van politieke loyaliteit en dat kost hen beiden de kop.

Het toneelbeeld van Henning Hermann Brockhaus en Giancarlo Colis is een reden op zich om deze opname goed te bekijken. Op het toneel staat een grote donkere stolp waarop zo nu en dan lichtbeelden worden geprojecteerd. Door de stolp op te halen wordt de buitenruimte zichtbaar waarin we onder meer Agnese een verleidelijk lied horen zingen waar Orombello op afkomt omdat hij denkt Beatrice daar te treffen.

Later is het toneel leeg op een grote kop van de overleden Faccino Cane na. Kort daarna wordt het door de mannen van Filippo omgeduwd, die tijd is voorbij. Ook de andere scènes krijgen een mooie achtergrond in de vorm van projecties en grote decorstukken. Als Beatrices einde nabij is zien we een sofa die het midden houdt tussen een bruidsbed en een doodsbaar. Op de achtergrond is de derde versie van Böcklins Toteninsel geprojecteerd, treffend beeld.

De dames van het koor, aangevuld met acht figurerende danseressen, zijn allen in tamelijk fel gekleurde loshangende jurken gestoken, ze zien er prachtig uit. De mannen gaan in smoking en tegen het einde zijn ook de vrouwen in stemmig donkere kostuums gekleed. Zodoende is er voortdurend veel te zien op het toneel zonder dat de aandacht teveel afleidt van de zang.

Antonio Pirolli heeft de muzikale leiding.
Een aanrader, ondanks de toch iets achterblijvende prima donna.