Huelgas_Ensemble

Margaretha van Oostenrijk, politiek genie en maecenas van de kunsten.

Tekst: Neil van der Linden

Cappella Mariana en Capriccio Stravagante met Cipriano de Ro

Een tijd geleden had ik geschreven over de kopieën die werden gemaakt van werken uit de verzameling geestelijke muziek verzameld door Margaretha van Oostenrijk (voor gebruik als koorboek in de Mirakelkapel tussen de Amsterdamse Kalverstraat en het Rokin (rond 1900 op last van de Hervormden om plaats te maken voor… een winkelcentrum, met tegenwoordig ook het Martelmuseum).

Margaretha (1480-1530) was de tante van Karel V die nadat zijn vader Filips de Schone in 1506 was overleden optrad als landvoogdes van de Nederlanden tot Karel (geboren 1500) oud genoeg zou zijn. (Zijn moeder Johanna van Castilië alias Johanna de Waanzinnige, officieel de troonpretendent, was zowel door haar vader Ferdinand II van Spanje, haar echtgenoot Filips en door haar zoon Karel in een klooster opgesloten, hoewel ze volgens sommige bronnen helemaal niet zo waanzinnig was; ze zat politiek in de weg, want anders was misschien de unie tussen de Habsburgse landen Oostenrijk, de Bourgondische zij het nu formeel ook Habsburgse Nederlanden enerzijds en Spanje anders weer uiteengevallen.)

Margaretha was een uitmuntend bestuurder. Zonder haar zouden Nederland en België misschien niet meer als zodanig hebben bestaan. En ze wist dat mede te bereiken door vrede te bewaren. Én ze was een grootse beschermvrouw van de kunsten, met smaak. Zo verzamelde ze muziek van vooraanstaande componisten, zoals zes missen van Pierre de la Rue en één van Matthaeus Pipelare. Die zijn te vinden in het fraai uitgegeven Mechels Koorboek, vervaardigd in het atelier van meesterkopiist Petrus Alamire. 

Het Festival Oude Muziek liet de zeven missen uitvoeren door zeven ensembles. Ik was drie keer aanwezig, in de Pieterskerk. (Die kerk waar ik als scholier bijna dagelijks langskwam is nog eens vijfhonderd jaar ouder is dan Margaretha’s koorboek, toen Spanje nog grotendeels Arabisch was en niemand nog van de Habsburgers had gehoord.)

Enfin, in het koorboek zitten ook Nederlandstalige liederen zoals Het is volbracht van Gaspar van Weerbeke, een tegenwoordig minder bekende componist die, voor de verandering, zijn naam niet verfranste, en wiens carrière wel degelijk een hoge vlucht nam in Milaan en Rome.

Ik was bij Cappella Pratensis, Cappella Mariana en het Huelgas Ensemble.Cappella Pratensis zingt met het hele ensemble staande rond één partituur, in dit geval een kopie van bladzijden uit het oorspronkelijke koorboek. Dit is gebruikelijk bij dit ensemble en komt overeen met de uitvoeringspraktijk geregeld op afbeeldingen uit die tijd wordt afgebeeld.

De la Rues Missa de Feria was geschreven voor de ‘gewone’ doordeweekse dagen in het jaar, dus niet een dag vernoemd naar een heilige. Toch is deze mis geen routineklus geweest, integendeel. Er zit een knappe consequent doorgewerkte dubbele canon in, die je dankzij het lijnenspel in de zang goed kunt volgen. Intussen zong het ensemble tussendoor delen in het Gregoriaans uit de liturgie, waarbij het ensemble koos voor iets toch niet alledaags, het ‘feest’ van de onthoofding van Johannes de Doper, 29 augustus, vier dagen voor dit concert.

Het Huelgas Ensemble met Matthaeus Pipelare

Na afloop liet artistiek leider Tim Braithwaite de passage uit een oorspronkelijk koorboek zien waarop bij het begin van een Gotische ‘notenbalk’ een plaatje was getekend van die onthoofding. Interessant was ook dat delen van de Gregoriaanse liturgie met geïmproviseerd contrapunt werden uitgevoerd, waarbij de zangers reageren op handgebaren van de tenor volgens authentiek-vijftiende-eeuwse gebarentaal, zo legde Tim Braithwaite uit.

Cappella Mariana uit Praag koester ik sinds ik kennis maakte met hun CD Praga Rosa Bohemiae, Music in Renaissance Prague uit 2019, met onder meer een erg fraaie uitvoering van de Missa Presulem Ephebeatum van Heinrich Isaac. Het ensemble heeft een prachtige klankkleur door een uitermaate geslaagde vermenging van de timbres vrouwen- en mannenstemmen. Nu voerden ze De la Rues Missa de Sancta Cruce, gecombineerd met een chanson van Josquin en een motet van Alexander Agricola, beiden tijdgenoten van De la Rue. Zeer fraai, het timbre van het ensemble komt ook live tot zijn recht.

Het laatste concert uit de reeks was met het Huelgas Ensemble. Nog net onder oprichter Paul van Nevel, die binnenkort afscheid neemt. Uit Margaretha’s koorboek klonk de Missa Fors Seulement van Matthaeus Pipelare (ca. 1450-ca. 1515), een componist die bij wijze van uitzondering niet naar het zuiden afreisde, en gewerkt heeft in Dordrecht en Den Bosch (en misschien via een Maria genootschap met ongeveer leeftijdgenoot Jeroen Bosch in contact was). De mis is gebaseerd op Pipelares eigen zetting van het chanson “Fors Seulement”, een populaire melodie uit die tijd, ook gebruikt door onder meer De la Rue, Brumel en Ockeghem. De uitvoering was zoals we gewend zijn van het Huelgas Ensemble. Al was het wat betreft geïnspireerdheid niet het beste concert dat ik van het ensemble meemaakte.

De Cappella Mariana trad daags na hun Margaretha programma nogmaals aan, met een mis van nog een andere Vlaamse componist, Cipriano de Rore (1516 –1565), 63 jaar geboren na Pierre de la Rue en twee jaar oud toen De la Rue stierf. 63 jaar is ongeveer het verschil in geboortejaren tussen Mahler en Boulez. En ook al noemen wij dit allemaal ‘Oude Muziek’, in die tijd gebeurde er misschien wel evenveel in de muziek, en in de wereld, als tussen de jaren van Mahler en Boulez.

Cappella Mariana trad nu samen op met het instrumentale ensemble van Capriccio Stravagante. Hetzelfde ensemble als waarbij ik me de dag ervoor wezenloos had verveeld tijdens een instrumentaal concert met delen uit Michael Praetorius’ Terpsichore, omdat ‘dansmuziek’ (ook al was die geschreven als concertmuziek) zo stijfjes werd uitgevoerd. Maar nu vulden een zink, blokfluit en vier gambas en kistorgel harmonieus de polyfone zangstemmen van Cappella Mariana aan.

Al deze missen zijn nog niet op CD uitgebracht door de desbetreffende ensembles, al zijn er wel opnamen door andere ensembles, zoals die van Pipelares Missa Fors Seulement door The Sound and the Fury. In elk geval is er voor elk van de ensembles in dit festival werk aan de winkel.

Recentste CD van Cappella Pratensis, in de voorlaatste bezetting:

Feast of the Swan: A Renaissance Brotherhood at Table

Cappella Mariana: Praga Rosa Bohemiae, Music in Renaissance Prague

Huelgas Ensemble: Matthaeus Pipelare: Missa “L’homme armé”; Chansons; Motets Niet op Spotify

https://www.gramophone.co.uk/review/pipelare-missa-lhomme-arm%C3%A9-etc

The Sound And The Fury: Matthaeus Pipelare 1 met de Missa Fors Seulement

Over het Mirakel van Amsterdam en de Codex Occo aan de Kalverstraat.

Foto’s: © Neil van der Linden

Repeteren voor je eigen begrafenis en ‘De Slimste Mens’ van het festival op de openingsdag van het Festival Oude Muziek.

Tekst: Neil van der Linden

Karel V door Titiaan in 1548

Om zeker te weten dat zijn eigen begrafenis naar zijn zin zou zijn organiseerde Karel V in augustus 1558 alvast een repetitie. Een paar weken later overleed hij. Van die door de keizer zelf dus geregisseerde ceremonie wilde het Franse ensemble La Tempête, dit jaar artists in residence van het Festival Oude Muziek, een impressie geven in de vorm van ‘Bomba Flamenca, een imaginaire uitvaartdienst voor Karel V’, openingsuitvoering van het Festival Oude Muziek Utrecht van dit jaar. 

Ik ben al een paar jaar fan van het ensemble onder leiding van Simon-Pierre Bestion, met name vanaf hun CD ‘Larmes de Résurrection’ uit 2017, ‘Tranen van de Wederopstanding’, gewijd aan de minder vrolijke aspecten van de eerste Paasdag (Christus’ volgelingen vinden zijn graf leeg, de ‘Emmaüsgangers’ krijgen een levende dode te gast, enz.)

I

n delen uit de Auferstehungshistorie van Schütz werd de evangelistenrol dramatisch gezongen door een voorzanger uit de Libanese Grieks-orthodoxe kerk. Dit ‘Larmes de Résurrection’ werd in 2021 theatraal uitgevoerd in de Jacobi kerk in het Festival Oude Muziek Utrecht, en mede dankzij Georges Abdallah kon je geloven dat Schütz daar in Dresden wist wat er aan de andere kant van de Tsjechische grens, en verder de Balkan in, muzikaal te koop was.

De volgende CD van het ensemble was een ‘vermediterraniseerde’ uitvoering van Monteverdi’s Maria Vespers, waarin de verschillende onderdelen werden afgewisseld met ‘volks-versies’ van dezelfde teksten, met ‘pure’ stemmen uit verschillende folkloretradities van rond de Middellandse Zee.

Met een vergelijkbare gemengd-mediterrane bezetting presenteert La Tempête nu deze impressie van Karel de Vijfdes begrafenisritueel. Ook nu weer horen we instrumenten in verschillende stemmingen, oriëntaalse percussie, zangers die niet ‘belcanto’ maar juist Balkan-achtig, of flamenco, of Oosters-Orthodox, of Arabisch intoneren. En het klonk overtuigend. Wie zou durven te beweren dat in al die eeuwen, toen de muziek nog nauwelijks gestandaardiseerd was, de Europese muziekwereld niet miegelde van muzikale talenten van overál rond de Middellandse Zee? Wat het Spanje van Karel V betreft gold dat natuurlijk al helemaal.

De laatste resten van Moors Spanje in 1492 waren nog maar net onderworpen door Karels grootouders van moederskant, Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië. En zoals we in de Spaanse architectuur nog steeds de Mudejar-stijl vinden, werden er in de Spaanse muziek nog eeuwen Morescas (Moorse dansen) gecomponeerd en Morillas (Moorse meisjes) bezongen.

Grootvader Ferdinand werd bezongen in één van de centrale stukken in het programma, Juan del Encina’s huiveringwekkende ‘Una sañosa porfía’. In de tekst wordt Ferdinands zegenrijke veldtocht tegen Granada geschilderd, maar vanuit het perspectief van de laatste sultan van Granada, Abou Abdallah ofwel Boabdil. De tekstdichter beschrijft ook het leed van de burgers dat met de inname van de stad gepaard ging. De dramatiek van dit lied werd ooit al eens magnifiek verkend  door Jordi Savall en zijn Hesperion XX. La Tempête bouwt duidelijk op die traditie voort. Sowieso is het Savall die al lange tijd pioniert in dit soort concepten rond een historisch thema.

Bomba Flamenca is een doorlopende collage van muziek uit de tijd van en van vóór Karel V. Vanaf het begin, als het zaallicht uitgaat en vanuit het duister aan alle kanten zangstemmen een deel uit de 12-eeuwse Codex Calixtinus weerklinken en vervolgens de koperblazers rondom bovenin Janequins ‘La Guerre’ en Flecha’s ‘La Bomba’ inzetten, worden alle hoeken en gaten van de grote zaal van TivoliVredenburg benut.

We horen een deel uit het Requiem van De Manchicourt, Karel de Vijfdes favoriete lied ‘Mille Regretz’ van Josquin de Prez in de versie van De Narváez, Gomberts in memoriam voor Josquin ‘Musae Iovis’ en dan opeens een tradioneel Arabo-Andalusisch ‘Nawa Assar’. Er komen delen uit 13e-eeuwse ‘Cantigas de Santa Maria’ voorbij, uit de 14e-eeuwse ‘Llibre vermell de Montserrat’ en dan nog veel meer muziek uit Karels eigen tijd. Erg indrukwekkend weerklinkt ook Mabrianus de Orto’s ‘Guimel’ uit diens Klaagzangen van Jeremia. Verder een Sefardisch lied; vanaf 1492 werden niet alleen Moslims, maar ook Spaanse Joden op straffe van de doodsstraf verbannen, of gedwongen zich te bekeren (en zelfs dan vaak alsnog door de Inquisitie ter dood veroordeeld).

Het zaallicht blijft de hele uitvoering lang uit, behalve op een moment dat het brandalarm afging als gevolg van het uitbundig branden van wierook. De zangers zwaaien met wierookhouders als in een Oosters-Orthodoxe kerk en een moskee. Wat normaal een deel van de rondgang rond de zaal is met een ijzeren raamwerk, transformeert door speciale belichting in een kloostergang of een paleiszaal in Moorse stijl. De musici lopen intussen van boven naar beneden en van links naar rechts rond. Dat werkt soms wat kitscherig, wanneer ze op de inderdaad niet altijd sonore en geregeld dansbare muziek swingend meebewegen, wat ook de synchronisatie en intonatie niet altijd ten goede komt.

Maar als geheel geeft de uitvoering aanleiding om je je bijna ononderbroken in de kapel van het San Yuste klooster in het Spaanse Extramadura te wanen, waar Karel V zich gedurende zijn laatste levensjaren had teruggetrokken en waar hij op 21 september 1558, 58 jaar oud, vermoedelijk aan de malaria overleed.

Gegeven het feit Karel zijn begrafenisceremonie een paar weken voor zijn dood repeteerde, is het niet onmogelijk dat dit misschien precies plaats vond op dezelfde datum als deze uitvoering in Utrecht, 25 augustus, 465 jaar geleden. Overigens had Karel V een historische band met Utrecht. In 1546 bezocht hij er samen met zijn zuster Maria van Hongarije de vergadering van de Orde van het Gulden Vlies, in de ‘Balije van Utrecht’, een klooster dat nu een hotel is, Hotel Karel V.

‘Bomba Flamenca’ werd besloten met twee toegiften, waaronder als laatste een vrolijke religieuze compositie uit het door de Spanjaarden veroverde Zuid-Amerika, waarin duidelijk te horen was dat daar, ver weg van de Inquisitie, het leven er ook religieus veel vrolijker aan toe ging.

In de middag was er een Festivalprelude in de Domkerk, in de vorm van een ‘Verrassingsmarathon’ door het Huelgas Ensemble onder Paul van Nevel. De verrassing bestond eruit dat componisten en tijdvakken niet in het programmaboek vermeld stonden en het publiek online mocht raden, waarbij per stuk de optie was ‘oud (tot 1600)’ of ‘niet zo oud (na 1900)’. Na afloop zou het exacte programma dan online worden bekend gemaakt.

De categorie ‘niet zo oud (na 1900)’ bestond voor een belangrijk aandeel uit motetten van Max Reger. Soms moest je even denken aan Duitse Renaissance van bijvoorbeeld Joachim a Burck of Michael Praetorius, maar al snel gaf een harmonische wending uit de laat-Romaniek het antwoord op de ware identiteit prijs. Wat klinkt ‘O Tod, wie bitter bist du? overigens ook voor Regers doen ultramodern!

O Tod, wie bitter bist du, Reger:

Van een wél Renaissance-Duitse componist, Ludwig Daser, zong ensemble, delen uit de ‘Missa Praeter rerum seriem’ (‘Tegen de natuur in’, en de tekst gaat verder als ‘brengt een maagdelijke moeder God als mens voort’).

 

De nieuwste CD van het Huelgas Ensemble met missen van Daser:

Maar er zat in elk van de drie marathonsecties ook een regelrechte instinker. De ‘Missa Iam Navis Adventat’ klinkt als een perfecte Vlaamse Renaissance mis, waarin je melodielijnen van Josquin, harmonieën van Isaac, modulaties van Obrecht en repeterende patronen van Brumel hoort. Maar van wie is het? Het eclectische karakter van dit amalgaam van stijlen zou natuurlijk al te denken moeten geven. En ook de naam van de cantus firmus ‘Iam Navis Adventat’ ofwel ’Het schip komt al aan’, vooral als het ensemble er meteen aan voorafgaand het ‘Zie ginds komt de stoomboot’ aanheft.

De ‘Missa Iam Navis Adventat’ is een eigentijdse, maar geheel als pastiche geschreven compositie van voormalig ensemble-lid Wim Ceuleers. Het is overigens interessant dat ‘Zie ginds komt de stoomboot’ een ‘diabolus in musica’ of ‘tritonus’ bevat, een overmatige kwart of verminderde kwint, waarvan (ten onrechte) werd gedacht dat die officieel taboe was omdat hij door zijn harmonische instabiliteit de gelovigen in verwarring zou brengen. Verder werd ie als moeilijk te zingen werd beschouwd. Maar ook dat valt mee, want in het openingsinterval van de tweede regel van ‘Zie ginds komt de stoomboot’, op de lettergrepen ‘uit Span-’ is hij heel zingbaar geworden.

Van Ceuleers stond ook een ‘Stabat Mater’ in perfecte Vlaamse stijl op het programma, en ook een madrigaal, ‘Io non so ben’ (‘Ik weet niet goed’) in de stijl van Marenzio, volgende  ‘Solo e pensoso’ van de ‘echte’ Marenzio. In dit  ‘Alleen en peinzend’ ook al eens fraai op CD gezet door het ensemble, imponeren  stijgende en dalende bijna dodekafonische halvetoonsreeksen.

Dat spelen met reeksen werd min of meer weerspiegeld in het stuk dat daarop weer volgde, een canon van Mathieu Gascongne (ca. 1490-1540), ‘Ista est speciosa’ (‘Dit is de schoonste’), waarin elke volgende stem een toon van de toonladder hoger invalt. Van Gascongne werd indertijd als van het niveau van Josquin des Prez gezien, maar er is heel weinig van hem bewaard gebleven. Van deze canon kon ik geen enkele opname vinden; misschien weer een typische vondst van Paul van Nevel.

Het programma begon met de vroegtijdagen van de Europese polyfonie in Perotin’s ‘Viderunt omnes’. Misschien lag het aan het feit dat ik dit scharnierstuk in de Europese muziekgeschiedenis voor het eerst live hoorde, maar ik heb de blijdschap uit de tekst niet eerder muzikaal zo bijna fysiek ervaren. De messcherp gezongen polyfone weefsels waaieren als klankgordijnen door de kathedraal en keren na de nagalm terug om de vierstemmige polyfonie van nog meer lagen te voorzien. Zo moet het werk ook hebben weerklonken in de Parijse Nôtre Dame, waarvoor het waarschijnlijk is geschreven.

Ook in Antoine Brumel’s ‘Missa Berzerette Savoyenne’ werd duidelijk dat weinig andere ensembles zo precies en tegelijk vrij en tegelijk sensueel met zulke materie kunnen omgaan. De mis is een zogenaamde parodie-mis op Josquins tekstueel eigenlijk nogal wufte lied dat het ensemble ook uitvoerde, ‘Bergerette Savoyenne’ (de tekstdichter wil een herderin, tijdens het middagmaal, ‘uns soulas’, ‘genot’, in het Engels ‘relief’, schenken). Maar met name in het derde Agnus Dei, altijd een proeve van kunnen van Renaissance-componisten, ontstijgt de muziek samen met ons de aardse geneugten geheel.

Le Tempête, La Bomba Flamenca, een imaginaire uitvaartdienst voor Karel V

TivoliVredenburg
Simon-Pierre Bestion, dirigent

Huelgas Ensemble, Festivalprelude met Vlaamse en Duitse polyfonie uit de Renaissance en de twintigste eeuw

Domkerk Utrecht
Paul van Nevel, dirigent

La Bomba Flamenca van La Tempête is te beluisteren in ‘uitzending gemist’. Helaas klinkt de opname nogal dof. Het eerste deel van de Verrassingsmarathon met Las Huelgas klinkt aansluitend.

https://www.nporadio4.nl/uitzendingen/zomeravondconcert/de0bb33f-869a-4242-8a04-f8e363b02798/2023-08-25-zomeravondconcert-festival-oude-muziek

Encina, Una sañosa porfía, Hesperion XX, Jordi Savall:

 

 

Solo e pensoso, Luca Marenzio, door het Huelgas Ensemble:

Mathieu Gascongne (c.1510): Missa Mijn herte altijt heeft verlanghen – Kyrie door Capilla Flamenca:

 

https://www.youtube.com/watch?v=B-y2mGSORmY

 

 

 

https://basiaconfuoco.com/2021/08/08/la-tempete-met-simon-pierre-bestion-claudio-monteverdi-vespro-della-beata-vergine/

 

 

 

 

 

https://basiaconfuoco.com/2021/09/03/lijden-na-het-lijden-madrigalen-en-motetten-van-de-monte-en-byrd-een-wederopstanding-vol-tranen-van-schutz-en-schein-en-liefdesliederen-en-psalmen-en-gezangen-van-des-prez/

 

 

 

Foto’s La Tempête: Marieke Wijntjes en La Tempête.

Foto’s Huelgas Ensemble:  Festival Oude Muziek, Neil van der Linden en Foppe Schut.

Shock and Awe rond 1500. De muziek die Erasmus verwerpelijk vond

Tekst: Neil van der Linden

Dit was de muziek die mij ooit het Festival Oude Muziek inzoog. Engelse polyfonie uit eind 15e vroeg 16e eeuw. Toen in de uitvoering van de Tallis Scholars, toendertijd het toonaangevend ensemble voor Engelse Renaissancemuziek. Nu gezongen door het Huelgas Ensemble, dat juist de Vlaamse muziek als uitgangspunt heeft, maar dat ook geregeld al Engelse muziek opnam, en dat deze avond liet horen dat het ook daarin helemaal thuis is.

De Vlaamse ensembles voor Renaissance-muziek hebben altijd als handelsmerk gehad dat ze een graadje rauwer willen klinken dan hun Engelse evenknieën. Graindelavoix (korreltje op de stem) is er zelfs naar vernoemd.

Ashwells mis staat ook op de aan Engelse Renaissance gewijde The Liberation of the Gothic uit 2018 van Graindelavoix:

Het Huelgas is dan vervolgens wel weer gepolijster dan Graindelavoix. Ik kan mij voorstellen dat op deze manier de toenmalige plaatselijke verscheidenheid wordt weerspiegeld.

We mogen ervan uitgaan dat de toenmalige zangers veelal werden gerekruteerd van het platteland. Ze werden dan wel geschoold, maar zeker niet volgens één uniforme methode, en de klankkleur van verschillende locale kathedraalkoren berustte aldus op toeval en moet gevarieerd hebben van stad tot stad. Overigens zei Huelgas Ensemble oprichter en dirigent Paul van Nevel eens dat hij niet de pretentie heeft dat hij de muziek laat klinken zoals die toen heeft geklonken. Wel kan het publiek van nu iets ervaren van de shock and awe die de muziek toen bij de toehoorder teweegbracht. En shock and awe teweegbrengen deed dit concert.

Ik wilde een dubbelrecensie wijden aan twee concerten van het Huelgas Ensemble, het concert van afgelopen zondag gewijd aan Engelse muziek en het van gisteravond getiteld ‘Het Oor van Baldassare Castiglione’. Castiglione (1487-1529) was de auteur van het handboek ‘De Ideale Hoveling’ en dit jaar een centrale figuur in het Festival Oude Muziek. Op het programma stonden Italiaanse Renaissance-muziek maar ook werken van Vlaamse tijdgenoten. Des te erger was het dat ik niet naar Utrecht kon vanwege de staking bij de NS. Ik ben links en erg voor het stakingsrecht, maar waarom blokkeert het treinpersoneel de oprijlanen naar de villa’s van de directie niet, door er bijvoorbeeld een treinstel neer te zetten, in plaats van de reizigers te pakken?

Dus moest ik Bartolomeo Trombocino, Peregrinus Cesena, Francisco de Peñalosa, Antoine Bruhier, Loyset Compère en Gaspar van Weerbeke missen. Ook vanwege de titel ‘Adonai sanctissime Domine’, deels in het Hebreeuws dus, wilde ik het motet van Van Weerbeke horen. En het sluitstuk van gisteravond, het Agnus Dei uit De Peñalosa’s Missa Ave Maria, zou mooi hebben aangesloten bij het centrale werk in het concert van eergisteren. Dat was de Missa Ave Maria van Thomas Ashwell. Engelse Renaissance-muziek uit de tijd dat de Rooms-katholieken het voor het zeggen hadden, met hun voorkeur voor ultrahoge jongensstemmen, de treble, die tot wel een octaaf hoger gaat dan de hoogste stemmen in de toenmalige muziek op het vasteland.

De Engelse katholieke kerk ruimde toen budget in om die trebles te zoeken en te trainen. Misschien heette mede daarom het programma van het zaterdag-concert Supreme Englishness. Zodra het Anglicanisme toesloeg zakten de hoogste stemmen, totdat onder Mary I, Bloody Mary (regeerperiode 1553 tot 1558) het katholicisme weer even de overhand kreeg. Dan hoor je bijvoorbeeld de stemmen in de muziek van Thomas Tallis weer omhoog gaan.

Maar de muziek uit het programma van zaterdag komt allemaal uit de tijd dat het katholicisme de staatsreligie was. Het was de muziek die Desiderius Erasmus (1466 – 1536) hoorde bij bezoeken vanaf 1499 aan zijn Engelse evenknie Thomas More (1478 – 1535). En hij vond wat hij hoorde verwerpelijk, met al die eindeloze versieringen, wellustig, en bovendien waren de liturgische teksten niet meer verstaanbaar binnen het geheel; deze proto-Calvinist vond dit alles afleiden van de zuivere geloofsbeleving. Wel echt Hollands, zou je bijna zeggen.

En daarom vinden wij deze muziek nu wél geweldig. En vooral dus als die met een aards ‘vetrandje’ wordt uitgevoerd, stijlkenmerk van de beste Vlaamse ensembles. Intussen zijn de zangers van het Huelgas Ensemble technisch feilloos. Meer dan zeventig minuten lang zongen ze deze veeleisende muziek, met alleen wat rust in stukken waarin niet alle twaalf zangers tegelijk hoefden op te draven.

Ashwell leefde voorzover we weten van ongeveer 1478 tot ‘na 1513’. Er zijn maar twee missen van hem compleet bewaard gebleven. De rest van zijn oeuvre moet verloren zijn gegaan tijdens de Dissolution of the Monasteries, die plaats vond tussen 1536 en 1541, nadat Hendrik de Achtste vanwege omstandigheden die eerder dit jaar in Donizetti’s opera Anna Bolena uit de doeken werden het Rooms-katholicisme staatsgodsdient áf verklaardeen hij gelastte de katholieke kloosters te ontmantelen. Het door de staat verordonneerde equivalent van het latere volksoproer in Vlaanderen en Nederland die met de Beeldenstorm gepaard zou gaan.

Op de CD La Quinta Essentia uit 2007 van het ensemble stond Ashwells mis al, contrasterend met veel latere missen van de Vlaming Orlando de Lassus en de Italiaan Palestrina:

Maar dat Ashwell, zoals Paul van Nevel schrijft, ‘een begenadigd en vruchtbaar componist is geweest staat gezien de adembenemende kwaliteit van deze mis echter buiten kijf.’ ‘Hier is geen beginnende knoeier aan het werk geweest,’ aldus Van Nevel. Dat ‘adembenemende’ mag dus ook letterlijk worden genomen gezien de eisen die de uitvoering ervan ademtechnisch stelt. En dan zijn er die verbijsterende schijnbare dissonanten waarom de Engelse muziek van die tijd bekend stond, zoal tegen het einde van het Gloria, in de opname door het ensemble bij 5:46, 6:17 en 6:21.

De andere werken in het programma stammen van nog eerder, ook van componisten van wie we het merendeel van het oeuvre niet meer hebben, of die we helemaal niet meer kennen. Zoals het Magnificat van Edmund Sturges (ca.1450 – begin 16e eeuw), een componist over wie nog minder bekend is dan over Ashwell. Wat een Magnificat is dit, 20 minuten ononderbroken ijselijke hoogten, diepe laagten, met een prachtige passage waarin alleen de hoogste treble en de laagste bas tegen elkaar in zingen, dan allerlei andere stemmencombinaties tot aan het vol ensemble.

Het Magnificat van Edmund Turges door The Cardinal’s Musick (wel braver dan het Huelgas):

Als om Erasmus tegemoet te komen liet het ensemble de aan het (Sarum?-)Gregoriaans ontleende liturgische melodie die elke passage inleidden door een solo-tenor zingen, zodat de goede verstaander toch duidelijk kon verstaan waarover de erop volgende passage gaat. Wat anders zodra de polyfonie inzet uit Turges’ complexe klankweefsels en de langgerekte melisma’s (lange notenstrengen op één lettergreep) niet viel op te maken.

Het Sanctus uit de mis via iPad opgenomen tijdens het concert:

Als troost voor het missen van Van Weerbekes Adonai Sanctissime Domini door het ensemble hier een instrumentale versie:

En het Agnus Dei uit zijn Missa Princesse d’Amourettes door het Engelse Cut Circle”

Supreme Englishness, het Huelgas Ensemble onder leiding van Paul van Nevel.
Festival Oude Muziek, 28 augustus, Domkerk Utrecht.

Foto’s © Festival Oude Muziek en Neil van der Linden

 

 

De een zijn dood is de ander zijn volgende meesterwerk.

Tekst: Neil van der Linden

Op 27 augustus 2021 is het 500 jaar geleden dat Josquin des Prez (geb. c. 1450/55) overleed. Zijn nagedachtenis ontketende een reeks prachtige muzikale necrologieën, door enkele van de grootsten uit die tijd. Jean de Richaforts Requiem ter ere van Josquin behoort tot het mooiste dat de Renaissance heeft voortgebracht. En er werd voor de gelegenheid nog veel meer moois gecomponeerd. Maar deze praktijk kwam niet uit de lucht vallen. Josquins grootste directe voorganger, Johannes Ockeghem schreef Mort, tu as navré/Miserere voor de in 1460 overleden Gilles Binchois (geb. rond 1400).

NB Over de geboortedatum van Ockeghem (geboren vlakbij Mons, Henegouwen, tussen 1410 en 1430, overleden 1497) bestaat flinke onzekerheid. De vroegste mogelijkheid, rond 1410, is gebaseerd op het feit dat Ockeghem als koorknaap Binchois misschien persoonlijk kende, voordat Binchois (geb. 1400 in Mons) in 1423 verhuisde naar Lille/Rijssel. Dat betekent dat Ockeghem nog steeds niet ouder dan dertien jaar kan zijn geweest (en Binchois 23). Dat ze elkaar mogelijk persoonlijk hebben gekend wordt gebaseerd op het feit dat Ockeghem in zijn klaagzang voor Binchois refereert aan een chanson uit Binchois’ vroegste periode. Nog een reden om Ockeghems geboortejaar vroeg in te schatten is dat een dichter, Guillaume Crétin, in een gedicht ter gelegenheid van de dood van Ockeghem in 1497 het betreurde dat Ockeghem niet honderd is geworden; dat zeg je niet over iemand als die niet al in de buurt van de honderd was gekomen.

Ockeghem laat in Mort, tu as navré/Miserere twee teksten door elkaar heen zingen, een anoniem treurdicht, ‘Mort tu as navré de ton dart’, Dood, je hebt met je pijl verwond, en de Miserere (‘Heb erbarmen’) -passage uit het Dies Irae tekst van de traditionele Requiem tekst.

Er is een flink aantal opnamen. Deze zijn mijns inziens erg goed:

Cut Circle

Graindelavoix 

Er is ook een fraaie bewerking door Calefax

Als Ockeghem dan in 1497 overlijdt, schrijft Josquin des Prez het ontroerende

Nymphes de Bois, La Déploration de Johannes Ockeghem. Ook Josquin gebruikt twee teksten door elkaar heen, een gedicht van voor de gelegenheid geschreven door Jean Molinet (bekend van de prozaversie van de Roman vn de Roos), en als zogeheten cantus firmus een passage uit de traditionele Requiem mis-tekst.

Ook hierin vond ik zowel Cut Circle als Graindelavoix fraai.

Merk op dat Cut Circle hun Ockeghem-CD begint met het Requiem voor Ockeghem door Des Prez en eindigt met het requiem voor Binchois door Ockeghem.

Graindelavoix zet Josquins Requiem voor Ockeghem op hun Ockeghem-CD en dat van Ockeghem voor Binchois op hun Binchois-CD.

Ook buitengewoon mooi: John Potter, Anna-Maria Friman, Ariel Abramovich, Hille Perl:

Je hoort hier waarom dit niet alleen wordt beschouwd als één van Josquins aangrijpendste werken, maar ook als één van de mooiere muzikale nagedachtenissen ooit gecomponeerd.

Onze Nederlandse Capella Pratensis onder leiding van Joshua Rifkin:

Voor strijkorkest werkt het stuk ook mooi, door het Orchestre de Musique de Lumières onder Facundo Agudin:

Er is maar één muzikale necrologie voor Ockeghem bekend, die van Des Prez, maar het overlijden vervolgens van Des Prez ontketende bijna een stortvloed aan muzikale rouw.

Jean de Richafort (c. 1480, Hegegouwen – c. 1547, Brugge) was tot voor kort niet eens zo bekend, maar een opname door Paul van Nevel en het Huelgas Ensemble van diens overweldigende Requiem, ter nagedachtenis van Josquin, heeft daar verandering in gebracht.

Na die van het Huelgas Ensemble volgden er meer opnamen van dat Requiem, maar hun versie blijft naar mijn smaak de overtuigendste, en is bovendien één van de allermooiste opnamen van het ensemble, van de vele prachtige opnamen die ze hebben gemaakt.

Via Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=tjapCYws3M8

De andere opnamen van De Richaforts Requiem zijn die door Cinquecento en door de King’s Singers hebben ook opgenomen. CDs van Hyperion, het label van Cinquecento, komen niet op Spotify, maar de King’s Singers zijn er wel te vinden.

Dat het Huelgas Ensemble ongeëvenaard blijft komt bijvoorbeeld prachtig tot uiting in het Si ambulem, een tekst uit  psalm 23.

Via Youtube

Let op hoe vanaf 0:27 de hoogste sopraan partij is geconstrueerd en bij vlagen boven de anderen uitstijgt, zwevend over dissonanten die zich dan weer oplossen, het schrijnendst bij 2:44 en bij 2:55 nog een keer. En dan later bij 5:37 en 5:50 allemaal nog eens. Een zeurkous van de Gramophone had kritiek op wat hij als een ingreep van Van Nevel beschouwde, namelijk die sopraanpartij een octaaf hoger laten zingen. Bij de twee andere ensembles, zonder vrouwelijke sopranen, klinkt die partij inderdaad een octaaf lager, waardoor die niet boven de rest uitsteekt. Ik kan niet over de musicologische toelaatbaarheid oordelen, maar als ik de versie van de King’s Singers naast die door het Huelgas beluister vind ik die ook goed, daar niet van, maar toch minder.

Met die etherische stem die telkens boven de rest uitstijgt vind ik de tekst bovendien ijselijker; in het Engels klinkt die tekst beter als een intiem lied en minder ‘gereformeerd’ dan in het Nederlands. Dat ligt er misschien ook dat rapper Coolio de tekst heeft gebruikt in een grote hit.

Si ambulem in medio umbrae mortis,
non timebo mala:
quoniam tu mecum es, Domine.

If I walk in the midst of the shadow of death,
I shall not fear evil:
for Thou art with me, Lord.

Josquin de Prez was Karel V’s favoriete componist, Nicolas Gombert (1495, Lille/Rijssel – 1560, Doornik) was, samen met de Spanjaard Cristobal de Morales, zijn favoriete hofcomponist. Gombert schreef ter nagedachtenis van Josquin het motet Musae Iovis, voluit Musae Jovis ter maximi Proles, ‘De Muzen, kinderen van de drievoudig Almachtige Jupiter’, en ook hij laat er een tweede tekst doorheen zingen: Circumdederunt me gemitus mortis, ‘Het gezucht van de dood omringt mij’.

Luister naar een mooi uitvoering door het mij verder onbekende Josquin Capella:

Het Hilliard Ensemble heeft het ook opgenomen:

En de King’s Singers staan ermee op YouTube, met de noten erbij, ook erg mooi:

Zo rond 1500 begint de aandacht voor persoonlijke geschiedschrijving toe te nemen, dus terwijl we bij een beroemdheid als Ockeghem zelfs nog met een marge van twee decennia moeten gissen naar zijn geboortejaar, en bij Josquin ook nog een marge van vijf aanhouden, weten we in vergelijking van Gomberts levensloop al veel meer. Onder meer dat hij voor Karel V koorknapen rekruteerde in Vlaanderen, ten behoeve van de hofkapel in Madrid. Onderweg is hij naar verluidt betrapt op een affaire met een jongen.

NB jongenssopranen behielden hun hoge stem in die tijd wel eens tot hun achttiende of negentiende levensjaar, dus van regelrechte pedofilie was mogelijk geen sprake, zeker als men in aanmerking neemt dat Karel V op zijn tiende al tot heer der Nederlanden was gekroond en op zijn vijftiende koning van Spanje werd, terwijl bijvoorbeeld Hendrik VIIIe van Engeland op zijn twaalfde trouwde.

Niettemin werd Gombert veroordeeld tot de galeien. Waar hij echter door componeerde, wat volgens Paul van Nevel erop duidt dat Karel V hem een lichte vorm van straf had laten geven; misschien kreeg hij wel een eigen scheepshut.

Misschien voor zijn afscheid van het Hof in Madrid, of voor een afscheid uit het leven, schreef Gombert een ontroerend lied, mogelijk als een de facto requiem voor zichzelf, Je Prens Congie, ‘Ik neem afscheid’. Hier in de uitvoering van het opnieuw onvolprezen Huelgas Ensemble:

De Musae Iovis-tekst die Gombert gebruikte is ook getoonzet door de minder bekende Benedictus Appenzeller (tussen 1480 and 1488 – na 1558, actief in Brugge en Brussel):

Dan is er het indrukwekkende Dum Vastos Adriae Fluctus van Jachet de Mantoue (1483 – 1559). De prachtige tekst luidt, naar mijn beste kunnen uit het Latijn vertaald, als volgt: ‘Terwijl hij zich verwonderde over de enorme golven van de Adriatische Zee en de woedende draaikolk daar onder hem en over de diepe poel die uit de diepten opwelde en over het drijfzand van Syrtes en monsters die geen sterveling eerder had gezien, hief Iacchus, getooid met een wijnrankblad over zijn blanke slapen, een kunstig lied aan dat klonk als van weleer: oh Muzen, laten we onze liefdevolle Josquin gedenken,  die door zijn meesterschap zelfs de grote heerser van de Olympus voor zich deed buigen en de wetmatigheden der dingen in het bestieren van de wereld opschortte, terwijl de Moeder daar vol medelijden stond, maar ongeschonden bleef, en tranen om haar Zoon, gedood als gevolg van een onrechtvaardig vonnis. Gegroet, o Allerheiligste, gegroet Koningin en U, Hoogste God, heb medelijden met degene voor wie ik elk jaar de altaren zal oprichten, en een offerandes zal brengen met een kalf en overige gebruikelijke geschenken. Zo sprak Iacchus. Het helder ruisend riet verbond alles en iedereen en de stromende wateren van de rivier de Mincio stemden goedkeurend in.’

Je ziet het beschrevene zich voor je ogen afspelen. Fascinerend is natuurlijk ook de directe overgang van Jupiter, die nota bene blijkt te gehoorzamen aan Josquin en zelfs de hemelse wetten aanpast, naar de maagd Maria en de Christelijke God, voor wie Josquin natuurlijk deemoedig buigt.”

(Dum vastos Adriae fluctus rabiemque furentis
Gurgitis atque imis stagna agitata vadis
Scyllamque et rapidas Syrtes miratur Iacchus
Monstraque non ullis cognita temporibus,
Candida pampinea Redemitis tempora frande,
Haec cecinit prisco carmina docta sono:

Josquini antiquos, Musae, memoremus amores,
Quorum iussa facit magni regnator Olympi
Aeternam praeter seriem et moderamina rerum,
Dum stabat mater miserans natumque decoris
Inviolata manens lacrimis plorabat iniquo
Iudicio extinctum. Salve, o sanctissima, salve
Regina et tu summe Deus miserere quotannis
Cui vitulo et certis cumulabo altaris donis.

Dixerat. Argutae referebant omnia cannae
Mincius et liquidis annuit amnis aquis.)

King’s Singers:

op Youtube met de noten: https://www.youtube.com/watch?v=kG27H8q5Io0

Stile Antico:

Na Dum vastos Adriae fluctus ebt de nagedachtenis aan Josquins dood nog niet weg.

Jheronimus Vinders (geb. 1525/1526, overlijdensjaar onbekend) schreef voor de overleden Josquin het motet O Mors inevitabilis, ‘Oh, onvermijdelijke dood’. Door de King’s Singers op de Richafort-Requiem CD: 

Door Stile Antico op hun nieuwe aan Josquin gewijde CD:

Een versie door het Oxford Camerata is zelfs gebruikt als achtergrondmuziek in een computerspel uit 2005, Beschaving IV:

Aannemende dat Vinders (actief in Gent, en van hem is ook werk in Den Bosch bewaard gebleven) dat Vinders, zoals gezegd geboren 1525/26 minstens in de twintig was toen hij zijn in memoriam voor Josquin schreef, betekent dit dat Josquins dood na 1525 nog een tijd doorgalmde. (Van Vinders weten we verder niet veel. Wel zijn van hem naast geestelijke werken drie Nederlandse liederen bewaard gebleven: Myns liefkens bruyn ooghen, Och rat van aventueren en O wrede fortune.)  Daarna sterft het genre van memoriams voor memoriamsvoorgangers wel uit.

Een latere op zichzelf staande dramatische eenling is een in memoriam voor zichzelf van de Duitse componist Matthias Weckmann (1616-1674): Wie liegt die Stadt so Wüste, geschreven 1663, in de tijd waarin de naweeën van de godsdienstoorlogen nog woedde en een pestepidemie de stad Hamburg teisterde. De componist zou zijn echtgenote en een aantal collegas zien sterven.

Johannette Zomer, Peter Harvey, Nederlandse Bach Vereniging – Jos van Veldhoven.

Maar: Weckmann overleefde de oorlog en de pest, en stierf pas elf jaar later.

Noten.

Ockeghem heeft ook een muzikaal eerbetoon aan een levende componist geschreven, ‘In hyraulis’, voor de Bruggenaar Antoine Busnois (c 1430-1492). In Hydraulis door het Hilliard Ensemble:

Opname tijdens een Lockerbie herdenkingsconcert in 1998.

Meer over onder andere In Hydraulis, over Ockeghem en tijdgenoten en over een lange necrologie in dichtvorm van de dichter Guillaume Crétin is te vinden in een tekst bij een CD van het Hilliard Ensemble

De Concertzender heeft aandacht besteed aan Ockeghems ode aan Binchois en aan Des Prez’ ode aan Ockeghem.

Over Weckman en zijn tijd heeft de Vlaamse musicoloog Ignace Bossuyt een prachtig radioprogramma gemaakt, dat hier als podcast is terug te vinden.

https://www.nporadio4.nl/podcasts/eengoedemorgenmet/55465/een-goedemorgen-metignace-bossuyt-5-juni-2021

Simone de Bonefont: ooit van gehoord?

Tekst: Neil van der Linden

Bonefont cover

Simone de Bonefont, nooit van gehoord. Paul van Nevel van het Huelgas Ensemble had ook nooit van hem gehoord, tot hij in een bibliotheek in Wenen in een koorboek een Missa pro Mortuis ontdekte, een Requiem-mis uit 1556. Dat is ook ongeveer het enige dat over Bonefont bekend is, behalve dat hij kanunnik was in Clermont-Ferrand, en dat er nog drie korte liederen van hem zijn overgeleverd.

Bonafonte

Uit het feit dat het commercieel uitgegeven koorboek rijkelijk geïllustreerd was kunnen we afleiden dat dit werk hogelijk werd gewaardeerd, en de maker ook. Van Nevel acht het gezien de kwaliteit vrijwel onmogelijk dat dit de enige werken van de componist zijn. De Bonefont is vermoedelijk rond 1500 geboren en is daarmee een generatiegenoot van de vierde Vlaamse school met grootheden als Gombert, De Rore, Willaert en Clemens non Papa en de Spanjaard Cristóbal de Morales. Een gouden tijd van de Renaissance. De muziek is dan echt helemaal losgekomen van een zekere laat-Middeleeuwse cerebraliteit, componisten experimenteren er lustig op los en de maniërismen die de Barok steeds meer zou opleggen hebben hun intree nog niet gedaan.

Dit requiem heeft de vloeiende motoriek van bijvoorbeeld het Requiem van De Richafort uit ongeveer dezelfde tijd, waaraan Van Nevel en het Huelgas eerder al een magnifieke CD wijdden. Het succes van De Richaforts Requiem door het Huelgas Ensemble, tot dan toe een onbekend werk, leidden binnen de kortste keren tot meer opnamen en maakten van een obscure componist een ster, die nu zelfs door de King’s Singers wordt gezongen.

Soms sluit De Bonefont af met een grillige akkoord-sequens vol onverwachte modulaties en dissonanten die bijna pijn aan de oren doen. Kan dat een restant van laat-Middeleeuwse polyfonie zijn? De Bonefont zat daar in de Auvergne een beetje geïsoleerd, terwijl de rauwere vormen van polyfonie zoals die heden ten dage nog Corsica en Sardinië leeft toen op veel meer plaatsen werd gepraktiseerd. Of was het juist een uiting van avant-gardistische experimenteerlust?

Bonnefond_Huelgas-Ensemble-PVDS-c-Alidoor-Dellafaille

Requiem-Simon-de-Bonnefond_Huelgas-Ensemble-PVDS- ©Alidoor-Dellafaille

Het Huelgas Ensemble lost het vocaal allemaal overtuigend op. Een van hun handelsmerken is stemkleuring. Door veel ruimte te geven aan individuele stemkarakteristieken is het mogelijk complexe polyfone weefsels helder uit te diepen, maar worden diepe onderliggende lagen grondig geëxploreerd. Desnoods past Van Nevel het tempo aan om een tekstuele of melodische frase extra duidelijk te laten uitkomen. En dat allemaal live, deze CD is live opgenomen.

De CD combineert De Bonefonts dodenmis met vier motetten uit dezelfde tijd op een andere veel gebruikte tekst over dood en sterfelijkheid, Media Vita in Morte Sumus. “Midden in het leven zijn wij door de dood omvangen’, aldus de oeroude antifoon, die ooit zo populair was dat het concilie van Keulen van 1316 het verbood: het lied zou magisch geladen zijn waardoor men er anderen mee kon vervloeken. Het lied bleef echter populair: zelfs de vermaledijde ketter Luther maakte een bewerking in het Duits.” (ik citeer hier muziekweb.nl)

Ja, het was een tijd van pestepidemieën, van sociale revoluties en godsdienstoorlogen. De versie van de Brugse componist Arnold von Bruck gebruikt die vertaling door Luther, ‘Mytten wir ym leben synd’. De andere drie versies zijn in het Latijn en van keurig katholiek gebleven Vlaamse grootheden, Jacobus de Kerle, Orlandus Lassus en Nicolas Gombert. De laatste twee kent iedereen natuurlijk.

Bonafonte HUELGAS-ENSEMBLE-8

Het Huelgas Ensemble © Huelgas Ensemble

Het Huelgas Ensemble had Gomberts motet al eens opgenomen en er is ook een mooi dramatische uitvoering van het Hilliard Ensemble. “Bij dit alles denk je onwillekeurig aan Gomberts eigen Media Vita-ervaring: volgens de arts Jerome Cardan werd Gombert naar de galeien verbannen omdat hij zich aan het hof van Karel V aan een knaap had vergrepen (Gombert was belast met het rekruteren van de indertijd alom gezochte Vlaamse koorknapen voor de hofkapel in Madrid van Karel V – NvdL). De componist kreeg echter gratie nadat hij de keizer wist te ontroeren met twee zogenaamde ‘zwanenzangen’. (Misschien onder meer dit In Media Vita? – NvdL)” Aldus muziekweb.nl.

Cappella Amsterdam heeft net ook Lassus’ versie op CD uitgebracht, schoolser vind ik; de stemkleuringstechniek van het Huelgas Ensemble maakt muziek telkens toch wel heel direct invoelbaar.

De Kerle uit Ieper is minder bekend. Maar naar verluidt heeft hij meer nog dan Palestrina de polyfone kerkmuziek gered door een motet te componeren voor de hereniging van de Christelijke Kerk het succesvolle verloop van het Concilie van Trente, terwijl Palestrina met de eer is gaan strijken (en het aldus ook tot protagonist van een laat-romantische opera heeft gebracht, Pfitzners Palestrina, die dus eigenlijk De Kerle had moeten heten).

Aan hem had het Huelgas Ensemble al eerder een CD gewijd, ook met dit adembenemende In Media Vita (en het intrigerende Cantio octo vocum de sacro foedere contra Turcas, ‘Achtstemmig zang over een heilig bondgenootschap tegen de Turken’, een tijd waarin hemel en aarde dicht bij elkaar kwamen).

Bonefort Bosch

Detail uit het rechter paneel, Op Weg naar de Hemel, uit Visioenen van het Hiernamaals – Jeroen Bosch

De voorkant van de CD is mooi geïllustreerd met een detail uit de Opstijging ten Hemel, met een naakte figuur die begeleid door een engel door een tunnel van licht beweegt, een andere mensfiguur in het gezelschap van een duivel die het misschien probeert, en aan het eind van de tunnel bijna verzwolgen door het licht nog twee figuren, uit Visioenen van het Hiernamaals van Jeroen Bosch.


Simone de Bonefont (ca. 1500): Missa pro mortuis cum quinque vocibus
Arnold von Bruck (1500-1554), Jacobus de Kerle (1531-1591), Orlandus Lassus (1532-1594), Nicolas Gombert (1495-1560).
Huelgas Ensemble onder leiding van Pal van Nevel.
Cypres Records-CYP168

https://klara.be/music-matters-op-30-april-met-paul-van-nevel

https://www.crescendo-magazine.be/paul-van-nevel-nous-fait-decouvrir-simone-de-bonefont/