Cornelius_Meister

Juan Diego Flórez is een fenomenale Werther in Zürich

Tekst:  Peter Franken

De productie van Werther die Tatjana Gürbaca in 2017 maakte voor Opernhaus Zürich is op BluRay uitgebracht zodat alle liefhebbers van stertenor Juan Diego Flórez kunnen meegenieten van diens vertolking van Massenets titelheld. De opname is een absolute aanrader.

Het libretto is gebaseerd op Goethes personage uit Die Leiden des jungen Werthers. Het accent ligt in de operaversie van dit verhaal echter meer op de emotionele problemen van Charlotte, de vrouw waarop Werther zo hopeloos verliefd is. Charlotte heeft haar stervende moeder twee dingen gezworen: dat ze de zorg voor de jongere kinderen uit het gezin op zich zou nemen en dat ze met Albert zou trouwen, een degelijke burgerman met goede financiële vooruitzichten.

Dat is nogal wat voor een jonge meid, je op twee fronten door middel van een eed voor de rest van je leven committeren. Geen wonder dat het direct mis gaat als Charlotte kennis maakt met de wat excentrieke intellectueel Werther, een melancholieke jongeman die maar twee emoties lijkt te kennen: ‘himmelhoch jauchzend oder zum Tode betrübt’.

Werther wordt op slag verliefd op Charlotte en vanaf dat moment bestaat er voor hem geen andere vrouw meer. Dat hij haar niet kan krijgen omdat ze niet ‘vrij’ is betekent dat hij na het geluk van een kortstondige illusie de rest van zijn leven dodelijk bedroefd zal blijven, en feitelijk ook wil blijven. In emotioneel opzicht is het verhaal wat Werther betreft afgelopen en voorspelbaar eindigt het in zelfmoord.

Voor Charlotte is de ontmoeting met Werther echter het begin van een geestelijke martelgang. Ze geeft toe een ogenblik te zijn vergeten dat ze zich door een eed aan Albert heeft verplicht. Maar Werther is haar onder de huid gekropen en dat leidt tot een voortdurend ‘schwanken’ van Charlottes gevoelens.

Werther lijdt doordat hij eendimensionaal reageert en dat ook cultiveert. Charlotte lijdt doordat ze in een fuik is gelopen waar ze de rest van haar leven niet meer uitkomt als ze zich conformeert aan de heersende burgerlijke moraal en de eed aan haar moeder gestand wil doen.

De opera begint met het optreden van de Baljuw (Bailli) die de jongere kinderen een Kerstliedje laat instuderen, in de zomer. Hij wordt een beetje op de hak genomen door twee vrienden Johann en Schmidt die zich in hun manier van leven wat minder aan de burgerlijke fatsoensnormen gelegen laten liggen dan de wat stijve weduwnaar. Cheyne Davidson geeft adequaat gestalte aan de Baljuw en het door hem gedirigeerde kinderkoortje klinkt voortreffelijk.

Albert heeft aanvankelijk begrip en geduld voor Charlottes problemen aangaande de compromisloze liefde van Werther voor haar, maar tegen het einde is hij het zat en beveelt Charlotte om zijn pistool aan Werther uit te lenen, wel wetend dat die man zichzelf van kant wil maken.

Dat maakt Albert niet tot een gemakkelijk neer te zetten personage maar Audun Iversen weet hier, ook vocaal, goed raad mee. Mélissa Petit is een opgewekte lieftallige Sophie, na Charlotte de oudste in het gezin en dus ook degene die de zorg voor de jongere kinderen van haar overneemt nadat ze met Albert is getrouwd.

Maar uiteindelijk draait alles om Werther en Charlotte. Flórez zingt in de eerste akte zijn opkomstaria ‘O Nature, pleine de grâce’ op een wijze die goed recht doet aan de schwärmerische tekst die de figuur Werther zo typeert. En zijn vertolking van het bekende ‘Pourquoi me réveiller?’ in de derde akte is ronduit hartverscheurend. Tegenover hem staat Anna Stephany als een prachtige Charlotte. Haar vocale hoogtepunt komt in de derde akte met de briefscène ‘Werther! Qui m’aurait dit..’.

Bij Gürbaca is het altijd even afwachten in hoeverre het libretto herkenbaar gevolgd wordt. Ditmaal houdt ze zich voorbeeldig aan de verhaallijn en veroorlooft zich slechts minimale afwijkingen als daarmee de dynamiek van de handeling wordt vergroot. Het resultaat is een pakkende voorstelling die van begin tot eind emotioneel zeer beladen is. Vaak blijft dat onder de oppervlakte maar in de derde akte zien we Charlotte bij het optuigen van de kerstboom uit pure frustratie een doos ballen kapot stampen. Ze is dan in afwachting van Werther: komt hij met Kerst terug of blijft hij voor altijd weg?

Hij heeft het op verschillende momenten allebei zo laten weten, nu moet blijken welke keuze hij heeft gemaakt. En als hij komt, wat zal er dan gebeuren? Prachtig spel van Stephany en later ook van Flórez als hij haar weerstand eindelijk weet te breken. Werthers lange sterfscène wordt door Flórez grotendeels lopend gespeeld waardoor ook hier veel mogelijkheden tot interactie met Stephany ontstaan.

Het decor van Klaus Grünberg is een overmaats poppenhuis met veel deuren en bewegende panelen. Het biedt doorlopend plaats aan de handeling, zowel binnen als buiten, en op een gegeven moment schuift er weer eens een wandje weg en zien we iemand achter een orgel. Het geheel is eenvoudig en inventief. De kostumering van Silke Willrett is tamelijk eigentijds met regionale accenten, goed verzorgd.

De Philharmonia Zürich staat onder leiding van dirigent Cornelius Meister.

Henze’s  Der Prinz von Homburg: een opera over individualiteit en eigen verantwoordelijkheid versus regels en bevelen

Tekst: Peter Franken

Hans Werner Henze (1926-2012) werd een jaar voor het einde van de oorlog opgeroepen voor dienst in de Wehrmacht. Dat is sterk bepalend geweest voor de wijze waarop hij het oorspronkelijke toneelstuk van Heinrich von Kleist uit 1810 heeft benaderd, in samenwerking met zijn librettist Ingeborg Bachmann. De nadruk verschuift van onderwerping en blinde gehoorzaamheid, zo typisch Duits in veler ogen net na de oorlog, naar individualisme en humanisme.

Tijdens de slag bij Fehrbellin is door toedoen van Homburgs cavalerie de overwinning behaald. De keurvorst had echter vooraf nadrukkelijk bevolen dat Homburg pas in actie mocht komen als hij daartoe een schriftelijk bevel had ontvangen via een ordonnans. Om die reden daagt hij hem voor de krijgsraad waarbij op voorhand door hem de doodstraf wordt bepaald wegen insubordinatie.

Homburg wordt getoond als een dromerig type dat ook nog eens slaapwandelt. Hij wordt wakker met een rode handschoen in zijn hand, eentje die toebehoort aan prinses Natalie van Oranje, de nicht van de Kurfürstin. Hij weet niet hoe die handschoen in zijn bezit is geraakt, zij vraagt zich hetzelfde af. Vermoedelijk is er een grap met Homburg uitgehaald, dat is in elk geval aan de orde bij von Kleist. In de opera blijft het onbenoemd om de vage grens tussen droom en realiteit te benadrukken.

Die handschoen activeert de sluimerende liefdesgevoelen tussen Homburg en Natalie waardoor er een situatie ontstaat die in zijn dramatiek doet denken aan een grand opéra. Een liefdespaar dat vermorzeld dreigt te worden door de dynamiek van een historische gebeurtenis. Hier dreigt Homburg geëxecuteerd te worden. Dat het uitdraait op een schijnexecutie maakt de gang van zaken er niet prettiger op.

De keurvorst is slechts bereid het vonnis te herroepen als Homburg verklaart dit onjuist te vinden  Hij moet het aanvechten en daarbij zijn eer als militair prijsgeven om zijn hachje te redden. De opstelling van de keurvorst wordt door alles en iedereen bekritiseerd maar hij geeft niet toe. Kan zijn dat hij erop uit is zijn impulsieve generaal een les in discipline te leren en niet echt van plan is hem te laten fusilleren. Maar ondanks smeekbeden van Natalie weigert Homburg op deze wijze vernederd te worden en kiest voor een eervolle dood.

Uiteindelijk wordt hij geblinddoekt naar de tuin van het paleis gevoerd en in plaats van de dood wacht hem een vrolijke groep bekenden die hem een welkom terug in hun kring bieden. Enerzijds zien we hier een volledig gebrek aan empathie bij de keurvorst, anderzijds laat hij wel toe dat zijn oordeel nadrukkelijk door officieren en familieleden in twijfel wordt getrokken. Erg eenduidig is het allemaal niet, het gedrag van de protagonisten, maar het maakt het verhaal wel interessant.

Dat kan niet echt gezegd worden van de muziek die me nog het meest doet denken aan Alban Berg en Gottfried von Einem. Er wordt nauwelijks echt gezongen, het is vooral heel veel Sprechgesang. De opera moet het in muzikaal opzicht vooral hebben van de orkestrale tussenspelen.

De handeling speelt zich vooral af in een lege ruimte met achter op het toneel een witte betegelde wand die zo op het oog het midden houdt tussen een waslokaal en een abattoir. Natuurlijk heel geschikt om te contrasteren met het verplichte toneelbloed, immers er wordt ergens ver weg strijd geleverd. In latere scènes staat er een soort glazen kiosk met spiegelende achterwanden voor de betegelde achterwand. Dat geeft wel mooie beelden.

De kostumering is matig verzorgd. Mannen lopen rond zonder broek onder een lang overhemd of colbert. Lange grijze jassen over onderkleding. Alleen prinses Natalie en haar tante mogen er fatsoenlijk gekleed bijlopen. De regie laat de mannen tijdens hun dialogen de meest vreemde bewegingen maken, spastisch bijna. Een choreograaf wordt niet vermeld dus vermoedelijk doet men maar wat.

De mooiste zang komt voor rekening van sopraan Vera-Lotte Boecker als Natalie, prachtig optreden. Niet onverwacht, zij strijdt voor haar geliefde en is dus de romantische heldin in het verhaal. Tenor Stefan Margita is vooral in zijn acteren een geloofwaardige keurvorst. Gekleed in een lange leren jas en met een zonnebril op toont Kimmig hem hier vooral als Pruisische potentaat die heel erg ver wil gaan om zijn autoriteit te bevestigen, enig inlevingsvermogen lijkt hem vreemd te zijn ook al ziet hij dan uiteindelijk af van de ultieme consequentie.

Bariton Robin Adams geeft uitstekend gestalte aan de titelheld. Hij doorloopt als enige een aantal fasen gedurende het verloop van de opera. Een dromende slaapwandelaar die confuus is vanwege die rode handschoen en daardoor niet goed oplet tijdens de briefing voor de slag. De enthousiaste Draufgänger die ziet dat de cavalerie NU moet ingrijpen om te voorkomen dat men de slag tegen de Zweden verliest. De onbezorgde held die het aangekondigde doodvonnis aanvankelijk niet serieus neemt.

Als de Zweedse koning Natalie wenst te trouwen om de vrede te bezegelen dan is hij slechts een pion in het politieke spel dat de keurvorst speelt. Maar Natalie zal haar geliefde vast en zeker niet laten vallen en dan is er geen enkele reden meer om hem van het toneel te laten verdwijnen. Dan de wanhoop, hij wil perse blijven leven, is bereid alles daarvoor op te geven. En uiteindelijk de ommekeer, hij weigert op de eis van de keurvorst in te gaan en pleegt daarmee feitelijk zelfmoord. Uiteraard is dit vooral een kwestie van acteren, het Sprechgesang is er vooral om zich verbaal te uiten.

Cornelius Meister heeft de muzikale leiding over het geheel, heel verdienstelijk.

Trailer van de productie:



Meer over Henze en zijn opera’s

Hans Werner Henze: esthetisch -theatrale wereldverbeteraar in drie opera’s en een biografie

Boulevard Solitude: Manon meets Lulu

Anne Schwanewilms en Wagner

Anne Schwanewilms geldt als één van de grootste sopranen van haar tijd, zeker in het Duitse Fach. Strauss, voornamelijk, maar ook Wagner is aan haar besteed.

Ooit heeft Orfeo Schwanewilms’ lezing van de Vier letzte Lieder opgenomen, gekoppeld aan fragmenten uit Arabella, Capriccio en Der Rosenkavalier. Het was een mooie cd, die echter niet de aandacht kreeg die h

Een encore zou daarom niet misstaan. Of een opname van liederen van Franz Schreker, om in dezelfde sfeer te blijven. Daar is Schwanewilms namelijk ook goed in thuis.

Dat zij juist (in de Strauss-jaar nota bene) voor Wagner heeft gekozen vond ik een beetje vreemd. Natuurlijk kan zij ook Wagner zingen (wat eigenlijk niet?) en er is weinig op haar cd aan te merken, maar toch… Ik vind haar Elisabeth in Tannhäuser een beetje schreeuwerig, alsof de partij boven haar macht ligt, al is dat beslist niet zo. Misschien klinkt zij voor mij niet naïef genoeg?

De Wesendonck-Lieder liggen haar beter, maar het mooist vind ik haar in Isoldes Liebestod. Hier komt haar sensuele stem het beste tot zijn recht.

Het ORF Vienna Radio Symphony Orchestra speelt heel erg mooi. Wellicht iets minder mysterieus dan gebruikelijk, maar die ‘down to earth’-lezing bevalt mij zeer. De jonge Cornelius Meister, toen nog maar 34, haalt klanken en kleuren uit de partituur die ik er niet eerder in hoorde.

Hieronder de trailer van de opname:

ORF Vienna Radio Symphony Orchestra olv Cornelius Meister
Capriccio C 5174

Cornelius Meister dirigeert Das Klagende Lied: de zangers zijn uitstekend

Das Klagende Lied Meister

Mahler was amper twintig toen hij in 1880 Das klagende Lied voltooide. Het zeer romantische maar o zo treurige sprookje over een koningszoon die zijn broer vermoordt in de strijd om macht en liefde beschouwde de componist zelf als zijn opus 1 en het eerste werk waarin hij zichzelf – zoals hij later schreef – ‘in dem ich mich als “Mahler” gefunden habe’. Daar had hij gelijk in want dat het werk ‘des Mahleriaans’ is staat buiten kijf.

In de cantate, waarvoor Mahler zelf de tekst – ontleend aan sprookjesverzamelingen van Ludwig Bechstein en gebroeders Grimm – schreef, hoor je al de aanzet tot zijn eerste twee symfonieën. Toch – het werk uitgevoerd zien te krijgen ging niet van leien dakje.

In 1893 herzag Mahler het werk waarbij deel één sneuvelde. Die versie dirigeerde hij het voor het eerst in 1901, in Wenen.

Het was pas in 1969 dat het origineel manuscript van de driedelige versie werd ontdekt. Das Klagende Lied wordt niet zo vaak uitgevoerd en het is ook zijn minst opgenomen werk; iedere nieuwe opname, mits goed, is dan ook zeer welkom.

De opname onder Cornelius Meister is zonder meer goed, maar niet zo goed dat het mij de versies onder Sinopoli, Tilson-Thomas of Rozhdestvensky doet vergeten.

Het ligt niet aan de zangers, van wie ik voornamelijk Tanja Ariane Baumgartner en Adrian Eröd zeer overtuigend vind, het ligt aan het orkest. In hun spel mis ik de specifieke klank die van Mahler Mahler maakt.


GUSTAV MAHLER
Das klagende Lied
Simone Schneider (sopraan), Tanja Ariane Baumgartner (mezzosopraan), Torsten Kerl (tenor), Adrian Eröd (bariton)
Wiener Singakademie en het ORF Vienna Radio Symphony Orchestra o.l.v. Cornelius Meister
Capriccio C 5316 • 60’