Bastiaan_Everdink

Opera Forward 2024; eerste weekeinde

Tekst: Neil van der Linden

Schilderij Lytras Nikiforos, Antigone en Polynices

Het leek wel een demonstratie van de werking van muziek op onze hersenen. Strawinsky’s opzettelijk klinische muziek in contrast de jonge componist Samy Moussa met muziek die je emotioneel meteen het drama inzuigt, allebei geschreven voor het uitbeelden van een Griekse tragedie. Strawinsky’s kalm evoluerende neoclassicistisch meanderende loopjes en Samy Moussa’s  heftig modulerende klankblokken in laatromantisch idioom.

Wanneer bekende en nieuwe muziek worden gecombineerd, wordt het nieuwe stuk meestal eerst geprogrammeerd, waarna het bekende werk volgt.Maar hier Samy Moussa’s Antigone als sluitstuk geplaats, na het bekende werk, Strawinsky’s Oedipus Rex. Een heftige climax na een veel serener begin.

Overigens is er nóg een overweging voor deze volgorde: in beide stukken gaat het om dezelfde familiegeschiedenis – het verhaal van Antigone, de dochter van Oedipus, volgt op de gebeurtenissen die in Oedipus Rex worden uitgebeeld. Creon, Oedipus’ oom en tevens zwager, wordt na de neergang van laatstgenoemde diens opvolger als koning van Thebe. Ook al heeft hij geen zingende rol in Samy Moussa’s Antigone, we zien hem wel terugkeren in deze enscenering; maar daarover later meer.

De Nationale Opera plaatst de twee stukken zonder pauze na elkaar. En er wordt fraai gebruik gemaakt van één décor en één belichting en aankleding. We zien twee halfcirkelvormige kale bleekhouten wanden die het ene moment een burgwal of wachttoren kunnen vormen, het andere moment op de toegang tot een labyrint lijken, en geregeld ook een scheidswand tussen de taferelen van de koninklijke familieleden en het volk van Thebe vormen.

Mart van Berckel regisseerde Oedipus Rex, en Nanine Linning Antigone. Zij sprongen in voor de oorspronkelijk beoogde regisseur Wayne McGregor, een Britse choreograaf, die kort voor de aanvang van de repetities de productie verliet. Mart van Berckel regisseerde vorig jaar met veel succes Ändere die Welt als onderdeel van het Opera Forward festival, Nanine Lining is momenteel artistiek leider van het Scapino Ballet.

Oedipus Rex is gebaseerd op Jean Cocteau’s bewerking van Sophocles’ klassieke drama en geschreven voor mannenkoor en zangsolisten.Strawinsky schreef doelbewust ‘anti-emotionele’ of althans ‘anti-pathos’ en ‘anti-het grote gebaar’-muziek, ook zonder grote tragische soloscenes. De voor een belangrijk deel aan het koor toebedeelde tekst moet het drama ‘intellectueel’ overbrengen en hij werpt daarbij nog een extra barrière op door de tekst in het Latijn te laten zingen, waardoor hij zich ervan verzekerde dat echt niemand zich ‘sentimenteel’ met de personages zou identificeren.

De regisseur kwam echter met een uitermate heldere groepsregie van het koor en gaf de personages de ruimte om met economische heldere gestiek de emoties uit te drukken die toch voortvloeien uit het achterliggende verhaal.

Oedipus-vertolker tenor Sean Panikkar bewonderde ik onlangs als een uitermate levendige en ingeleefde Loge in Barry Kosky’s enscenering van Das Rheingold, hier in de bioscopen te zien live vanuit Covent Garden. In deze Oedipus Rex zet hij met dezelfde beheersing van theatrale middelen en dezelfde veelzijdige vocale techniek een tegen wil en dank ontroerende Oedipus neer.

Dame Sarah Connolly als Iokaste voegde daar ook dramatisch ontroerende momenten aan toe, eerst in het uitbeelden van haar liefde voor Oidipous als haar echtgenoot en later als ze zich realiseert dat hij tevens haar zoon is. Vocaal staat dat natuurlijk allemaal als een huis.Ook de verschillende kleinere zangrollen waren dramatisch subtiel en vocaal sterk bezet.

In alle Griekse tragedies is Tiresias als de blinde ziener en brenger van de waarheid een ‘dankbare ondankbare’ rol en deze wordt hier fraai vertolkt door de bas Rafal Siwek.’ Dat kan dan na wat ik schreef over Sarah Connolly en vóór de kleinere rollen.

Een speciaal aandeel had Nazmiye Oral als spreker, die een verbinding legt tussen het drama en de belevingswereld van het publiek. Fraai drukte zij uit hoe machteloos de toeschouwer zich ook volgens de beginselen van de Griekse tragedie zich moet voelen bij het aanzien van al het gruwelijks dat zich op het toneel afspeelt.

Samy Moussa’s Antigone is geschreven als muziek voor dansers met vrouwenkoor waarvoor de Samy Moussa een collage maakte, in het oud-Grieks, van teksten van de drie grote Atheense tragedieschrijvers Aeschylus, Sophocles en Euripides en andere auteurs. 

Naast het knap gechoreografeerde koor gaf Nanine Linning fraaie solorollen aan (bij de premiere) danseres Qian Liu, eerste solist van Het Nationale Ballet, aan dansers Dingkai Bai en Fabio Rinieri als respectievelijk Polynices en Eteocles, haar twee broers die met elkaar de strijd aangaan om de erfopvolging, waarbij Polynices wordt gedood, en andere rollen.

Samy Moussa doet muzikaal het tegenovergestelde van Strawinsky. Met spectaculaire harmonische effecten en een schier oneindig scaleavan orkestrale kleuren bouwt hij voortdurend spanning op in de muziek. Stijgende motieven leiden naar toppen in emotionaliteit, die zich elke keer opnieuw ontladen in guirlandes van dalende noten, waarna het melodische proces opnieuw begint, als de dagindeling van Sisyphus, die belast was met het dagelijks een grote steen tegen een berg opduwen, die dan telkens als hij bijna bij de top was uit zijn handen glipte en weer omlaag rolde.

In dit balletoratorium is er vocaal alleen rol voor het vrouwenkoor. Dat kreeg van Nanine Linning een fraai gechoreografeerde hoofdrol. En zong weergaloos, messcherp in de fraaie harmonieën.

Het was een interessantste regievondst om de protagonisten uit het Oedipus Rex-deel, Oedipus, Iokaste Tiresias en Creon, in zwijgende rollen terug te laten keren in Antigone deel, ook al zijn de eerste twee eigenlijk al dood tegen de tijd van deze episode uit de familietragedie.

We zien ze even oplichten tussen het vrouwenkoor, misschien als spookbeelden uit het verleden, maar ook als een herinnering aan gelukkiger tijden. Creon heeft in de Antigone-verhaal wel een grote rol. Aanvankelijk koning tegen wil en dank na de val van Oedipus, is hij het die Antigone, Oedipus’ dochter, verbiedt het lichaam van haar broer Polynices te begraven. Nanine Linning laat hem vrijwel ononderbroken op het toneel staan, in een mooie zwijgende maar wel dominerende rol.

Ik heb op Spotify naar meer muziek van Samy Moussa geluisterd. Zijn vioolconcert met Andrew Wan en het Orchestre Symphonique de Montreal onder Kent Nagano staat als een huis. Een uitvoering door het KCO onder Gustavo Gimeno van zijn tweede symfonie daags voor de opvoering van Antigone heb ik moeten missen. Die is komen de zondag op NPO Klassiek te beluisteren in het Zondagmiddagconcert, in combinatie met een uitvoering van Strawinsky’s Sacre du Printemps, een mooie spiegel van de combinatie Moussa-Strawinsky bij de Nationale Opera.

Vioolconcert Samy Moussa eerste deel

Vijfde deel:

Deel drie live onder de componist zelf

In het Labs: the Carousel middagprogramma werden vier korte nieuwe opera/muziektheater-stukken opgevoerd.  Daarvan vond ik de muziek van het tweede werk eruit knallen, Alam Hernández’ ‘Need for [Sing]: The Last Ensnarlamento’:akoestische en elektronische muziek aanstekelijk vermengd, met veel geestig gebruikte popmuziek-elementen, zonder dat het geforceerd overkwam. In het vierde stuk van Jurgis Kubilius werd Bohemian Rhapsody werd geciteerd; in deze tijd waarin ‘klassieke’ muziek verwatert via John Williams tot en met Einaudi en Iris Hond herinnert Jurgis Kubilius er prettig aan dat in de in verhouding met Einaudi waarachtige popmuziek heel veel échts is gebeurd; en als je daarbij per se aan academisch niveau wil houden, dan is Bohemian Rhapsody een voorbeeld van popmuziek die de vergelijking ruim kan doorstaan.


Bij de zangers was ik met name helemaal weg van Viola Cheung, met een sprankelende  coloratuurtechniek, en met super comédienne-talent in het eerste stuk, ‘Goldilocks in Amsterdam’ van Massimiliano Vizzini. Voor de meeste stemmen bleef dat steeds nog steeds een beetje in duister gehuld, maar voor Viola Cheung leek mij een carrière op het grote podium van de Stopera zonder meer weggelegd.

De volgende dag, zondag, was er het ‘Song Project’. Vijf jonge componisten, de jongste 19, de oudste 29, bewerkten liederen van Gustav Mahler, Alphons Diepenbrock en Elisabeth Kuyper, voor even jonge zangers, begeleid door leden van het Nederlands Kamer Orkest. Ik was in bijzonder gecharmeerd van lyrische sopraan Elisa Maayeshi in bewerkingen van een lied van Elisabeth Kuyper door en een eigen lied van Mehmet İlhan Gazioğlu (de 19jarige).

Er stond, ook gezien haar uitstraling, een Marshällin in spe, ook al zouden er natuurlijk nog wat reuzensprongen moeten worden genomen. Dan hebben we meteen een Octavian erbij, want ik was ook in het bijzonder weg van mezzosopraan Sterre Decru. Die was vocaal soeverein en theatraal kwikzilverig in een hilarisch getheatraliseerde versie van Diepenbrocks ‘Es war ein alter König’ in een bewerking door componist van Bela Braack (op de fraaie semi-sprookjes-achtige tekst van Heine).

Tenor Henrik Enger Holm zong ook een lied van Diepenbrock, maar ik zou hem een lied van Diepenbrock in het Duits hebben gegund in plaats van diens ‘Mijmering’ in het Nederlands. Nederlands blijft toch een moeilijk zingbare taal waarin je weinig kunt articuleren, of Diepenbrock heeft het eigenlijk in een idioom geschreven dat zich beter leent voor het Duits. Wel, dat Holms Noors is was dan weer niet echt goed te merken, wat dat betreft zat hij met zijn Nederlandse uitspraak toch goed in de buurt. Ik denk dat hij met zijn lyrische stem mooi nog verder kan uitgroeien naar liedtenor; ik kan mij voorstellen dat iemand als Peter Schreier een held voor hem is, en dat is niet verkeerd.



Muzikale leiding Erik Nielsen
Oedipus Rex regie Mart van Berckel
Antigone regie en choreografie Nanine Linning
Oedipus Rex, ‘opera-oratorium’, libretto in het Latijn Jean Cocteau, gebaseerd op Sophocles’ Oedipus Rex
Compositie Igor Stravinsky

Zangers:
Oedipus Sean Panikkar
Jocasta  Sarah Connolly
Creon Bastiaan Everink
Tiresias Rafał Siwek
Le Berger Linard Vrielink
Le Messager Frederik Bergman
Spreker Nazmiye Oral 

Antigone, oratorium, wereldpremière, gezongen in klassiek Grieks, voor vrouwenkoor en orkest
Compositie Samy Moussa

Dansers:
Antigone Qian Liu / Nicola Jones
Polynices Dingkai Bai / Rémy Catalan
Eteocles Fabio Rinieri / Sven de Wilde
Eurydice Sandra Quintyn / Antonina Tchirpanlieva
Haemon Sander Baaij / Gabriel Rajah
Creon Bastiaan Everink
Tiresias Rafał Siwek
Libretto: Samy Moussa met Niall Potter; gebaseerd op teksten van Aeschylus, Apollodorus, Empedocles, Euripides, Philostratus van Lemnos en Sophocles
Nederlands Philharmonisch Orkest 

Koor van De Nationale Opera, instudering Edward Ananian-Cooper

Foto’s Bart Grietens

Mart_van_Berckel

Nanine_Linning

Reisopera brengt Fidelio als semi Singspiel

Tekst Peter Franken

De Reisopera toert momenteel door het land met een in meerdere opzichten nogal ‘kale’ versie van Fidelio. Het is een coproductie met ‘Warschau’ en ‘Kopenhagen’ waar het werk al eerder te zien was. Dat kwam in zoverre goed uit tijdens de vijfde voorstelling in Rotterdam dat voor de zieke Yorck Felix Speer die de rol van hoofdcipier Rocco vertolkt de bas Krystof Borysewicz kon worden ingevlogen die deze rol reeds in Warschau had gezongen. Het werd alles bijeen een redelijk geslaagde avond maar met de nodige kanttekeningen.

Making of in Warschau (Engels gesproken, Poolse ondertitels):

Beethoven (1770-1827) schreef slechts een enkele opera en het is duidelijk dat hij met dit genre minder affiniteit had dan met zijn symfonische werken en kamermuziek. Zijn Fidelio kende een moeilijke ontstaansgeschiedenis en moest ook nog eens opboksen tegen twee eerdere werken gebaseerd op hetzelfde libretto van Jean-Nicolas Bouilly, te weten Léonore van Pierre Gaveaux uit 1798 en Leonora van Ferdinando Paer uit 1804.

Durans, Francois: Bouilly, J. N. – Repro-Foto nach Gemälde von Durans

Het werk bestond als het ware al in een Franse en een Italiaanse versie voordat Beethoven er mee kwam. De Duitse bewerking kwam voor rekening van Joseph Sonnleithner en om verwarring met die twee voorgangers te voorkomen werden de titel en de naam van de hoofdpersoon veranderd in Fidelio. De eerste versie had première in 1805. De definitieve versie stamt uit 1814.

Het verhaal is uitgesproken melodramatisch, past meer in de sfeer van revolutionaire willekeur die kenmerkend was voor de ontstaansperiode van Bouilly’s werk. Beethoven legt er nog eens een deken van loodzware pathos overheen. Goed beschouwd vormt alleen het schitterende kwartet in de eerste akte ‘Es ist mir wunderbar’ daarop een uitzondering. Tegen het einde worden muziek en tekst tenenkrommend zoals in ‘O namenlose Freude’ en ‘O Gott! Welch ein Augenblick’.

In een productie van Dietrich Hilsdorf die ik in 1998 in het Aalto Theater in Essen zag, werd de voorstelling na ‘Des besten Königs Wink und Wille’ onderbroken om het brandscherm naar omhoog te laten komen. Toen het weer naar omlaag ging, stonden de ongekostumeerde solisten en koorleden bij elkaar op het podium om het slot van de opera uit te voeren, concertant als het ware. Hilsdorf had zo zijn eigen grenzen.

Regisseur John Fulijames heeft ervoor gekozen alle gesproken teksten te laten vallen, die leiden maar af en houden de zaak op. Je moet dus als toeschouwer goed bekend zijn met de loop van het verhaal om de samenhang tussen de verschillende scènes te kunnen doorgronden. Die keuze is onnodig rigoureus: ook met een paar korte zinnen kan de spanning erin worden gehouden zonder de tenen van de luisteraar te doen krommen.

Op zich is het een goede vondst om de toenadering tussen Leonore en Florestan na de aftocht van Pizarro in slow motion uit te voeren met begeleiding door de strijkers. Hiervoor wordt het Strijkkwartet op. 132, molto adagio gebruikt Op het onvermijdelijke videoscherm is te zien hoe twee uitgestoken vingers zich naar elkaar toe bewegen en als die elkaar raken vallen de herenigde echtgenoten elkaar in de armen.

Het decor beperkt zich verder tot een paar rekwisieten: een karretje met rollen prikkeldraad en een paar kapstokken met werkkleding. Op zich niet ongewoon: zo komt het accent meer op toneel en zang te liggen. Echter een Singspiel wordt gedragen door dialogen en als die ontbreken moet alles van het spel van de zangers komen. De regie laat het helaas ook op dit punt afweten. De interactie tussen de protagonisten is minimaal en meestentijds staan ze gewoon op een rijtje naast elkaar naar het publiek te zingen.

Gespeeld werd de ouverture Leonore en op het videoscherm is te zien dat Kelly God als Leonore een schaar in het haar zet en transformeert tot Fidelio. Dan neemt de opera een aanvang.

Het duet tussen Marzelline en Jaquino werd leuk vertolkt door sopraan Julietta Aleksanyan en tenor Petter Moen. Aleksanyan kennen we nog van haar tijd bij de National Opera Studio en verschillende kleine rollen bij DNO. Ze kwam qua stemvolume wat ongelijkmatig op gang maar al gauw klonk ze zoals ik van haar verwacht had.

Mooie heldere stem met een flink volume in de hoogte. Ze is de ingénue in de handeling en met haar tengere gestalte en gekleed in een zwart ‘kostschooljurkje’ voldeed ze prima aan deze typecast. Moen hield zich aardig staande maar komt verder in het stuk nauwelijks nog voor. Ook tijdens het volgende kwartet vervult hij slechts een bijrol. Krystof Borysewicz was adequaat als Rocco en tenor Bryan Register kon redelijk overtuigen in zijn grote aria ‘Gott, welch Dunkel hier’.

Voor de rol van bad guy Don Pizarro kon men beschikken over Bastiaan Everink, een luxebezetting. Bij gebrek aan regie moest hij zijn kwaadaardigheid volledig over het voetlicht brengen met zijn zang en dat resulteerde in aanhoudend gebruik van een stentorstem. Iets meer variatie in dynamiek was welkom geweest. Everink heeft zijn gestalte mee en kan sowieso goed intimiderend overkomen, ook als hij zwijgt.

Frederik Bergman oogde als een joviale Don Fernando, mooi gezongen aardig geacteerd. Als deze minister verschijnt loopt het toneel vol en is er de nodige verwarring. Dan pas laat Filijames wat meer zien op het gebied van personenregie.

Kelly God gaf een goede vertolking van de titelrol maar maakte zo nu en dan een over geëmotioneerde indruk, vooral in haar zang. Bij het ‘abscheuliger, wo eilst du hin’ ging ze bijna door het lint wat op zich de dramatiek ten goede kwam. Jammer dat ze een toontje te laag eindigde, ongebruikelijk voor een Isolde. Alles bijeen een goede vertolking van deze lastige rol. Opvallend dat ze aan het einde Marzelline even in haar armen nam om haar te troosten.

Het koor Consensus Vocalis klonk mooi en verzorgd tijdens het luchten van de gevangenen, met vrouwen deze keer, met korte soli van Bram van Uum en Remmert Velthuis. Ook in het slot liet waarin gevangenen werden herenigd met hun geliefden liet het koor zich niet onbetuigd.

De begeleiding door het orkest Phion was van een hoog niveau. Ook de zo belangrijke inbreng van de hoorns kwam goed uit de verf. Compliment voor dirigent Otto Tausk.

Mini Docu Fidelio deel 1

en deel 2

Fotomateriaal: © Marco Borggreve