Arnold_Bezuyen

De Zaak Makropulos goed opgelost

Tekst: Neil van der Linden

Het Radio Filharmonisch Orkest is ongeveer een Janáček-huisorkest geworden. Onder leiding van Karina Canellakis is het helemaal ingevoerd in het klankidioom van de Tsjechische meesterinstrumentalist, die met De zaak Makropulos op hoge leeftijd nog weer eens een staaltje klanktovenarij afleverde, waaraan in het Concertgebouw volledig recht werd gedaan.

De Zaak Makropulos’ is eigenlijk geen goede vertaling van de Tsjechische titel Věc Makropulos, want Věc betekent iets tussen ‘ding’ en ‘kwestie’ in. Ook al speelt het verhaal tijdens een gerechtsprocedure, er is iets met die naam Makropulos aan de hand dat eeuwen terug reikt.

Keizer Rudolf afbeelding Arcimboldo

De opera draait om Emilia Marty alias Elina Makropulos alias nog een heleboel alterego’s van de protagoniste wier namen allemaal met E en M beginnen. Ze blijkt blijkt al ruim driehonderd oud te zijn, gedoemd om steeds in een nieuwe gedaante voort te leven. Als dochter van de lijfarts van Keizer Rudolf II in Praag was ze, nadat de Keizer haar vader had verzocht een levenselixer te fabriceren, proefkonijn geworden.

Het middel bleek te werken, en sindsdien naar verlangt ze ernaar om eindelijk te sterven. Tragisch is natuurlijk bovendien dat niemand aanvankelijk kon bewijzen dat het middel werkte, totdat ze iedereen in haar omgeving zou overleven. Ze probeert in al haar gedaanten liefdesrelaties met mannen aan te gaan, maar ondergaat die gevoelloos en een liefdesnacht met haar wordt als ijskoud ervaren. Intussen geeft de componist haar gloeiend warme muziek mee.

Misschien sprak het verhaal de componist ook aan omdat hij zelf al tegen de zeventig liep maar én zelf nog weer eens verliefd was geraakt, op een jongere vrouw. In elk geval bleek hij creatief geenszins levensmoe. De muziek bruist en klotst dat het een aard heeft, en dat in wat in wezen een rechtbankdrama in dialogen is, met een levensmoede persoon als protagonist.

De opera is misschien moeilijk scenisch uit te voeren. De dialogen gaan razendsnel terwijl als je opera naturalistisch zou opvatten weinig eer valt te behalen aan de nogal saaie locaties zijn. Natuurlijk is de persoon van Emilia Marty eigenlijk magisch-symbolistisch. Je zou kunnen aanhaken bij de stijlmiddelen van de expressionistisch film, à la Robert Wiene (Dr Caligari) en Fritz Lang (Dr Mabuse, Der Müde Tod en Metropolis). Die films dateren allemaal van de jaren twintig van de vorige eeuw.

De componist had het toneelstuk waarop de opera is gebaseerd in 1922 gezien en de opera ging in première in 1926.De protagoniste heeft ook wel iets weg van de vrouwelijke protagonisten in Der Müde Tod en Metropolis. Misschien liet Alban Berg zich vervolgens door Emilia Marty inspireren voor de protagoniste van zijn opera Lulu, ook een min of mee ongrijpbaar personage dat niet zozeer door de tijd als wel dwars door allerlei sociale kringen bewoog en geruïneerde mannen achterliet, half tegen wil en dank.  De last van het eeuwige leven komt in meer opera’s voor. Het zit in Der Fliegende Holländer en Kundry in Parsifal.

In de Matinee werd de rol van Emilia Marty/Elina Makropulos vertolkt door Sally Matthews, die vorig jaar een fantastische vos was in Janáčeks Het Sluwe Vosje. Na ruim 300 jaar is haar karakter volgens het libretto ‘ijskoud’ maar Janáček gaf haar een zangpartij mee die het tegendeel van ‘koud’ is, en Sally Matthews vertolkte deze dubbelheid fantastisch; in uitstraling ongenaakbaar, in stem en gestiek warmbloedig.

Bo Skovhus is natuurlijk een ster. Het siert hem dat hij deelnam in deze uitvoering waarin hij toch ook vooral dienstbaar is aan het ensemblewerk. Maar dat deed hij dan ook geweldig.

De grootste tenorrol is voor Magnus Vigilius als Albert Gregor, een echte Janáček-stem voor de vaak bij hem voorkomende tenorrollen die een half-macho, half-gevoelige jongeman verbeelden. Hij heeft een fraai stem en ziet er, in elk geval voor deze gelegenheid, ook uit zoals bij de rol past, jong, vitaal, maar ook niet als laten we zeggen een Verdiaanse Draufgänger. Hij heeft ook Siegmund, Cavaradossi en Lohengrin, maar dat past ook wel.

Ook de andere rollen waren uitstekend bezet. Ook de kleinere rollen doen in veeleisendheid nauwelijks onder voor de grote.



Zo keerde uit het Sluwe Vosje keerde Iris van Wijnen terug, altijd ook goed voor een sterke theatrale uitbeelding van een karakter, zoals ook heel bleek in Der Rosenkavalier afgelopen seizoen bij De Nationale Opera

Tim Kuypers had eerder in de Matinee gezongen in Janáčeks Kát’a Kabanová en Le Grand Macabre. De eveneens Nederlandse tenor Linard Vrielink mag ook apart worden genoemd, als een sterke Janek, de verloofde van de jonge zangeres Kristina, die nadat Kristina onder invloed van Emilia Marty alleen nog oog heeft voor haar carrière zich van kant maakt.

Vrielink heeft met zijn fraaie wendbare lyrische tenor al een uitgebreide loopbaan opgebouwd in Duitsland en Oostenrijk (Berliner Staatsoper, Bregenzer Festspiele) en komt dit seizoen naar De Nationale Opera als Jaquino in Fidelio.

Er stond nog een Nederlander op het podium, Arnold Bezuyen, als Graaf Hauk-Sendorf, een oude vlam van EM van een halve eeuw geleden. Het is goed hem terug te hebben in Nederland. Afgelopen zomer was hij een geweldige Mime in de Bayreuthse Ring.

Belangrijk was dat alle solisten ook moeiteloos ensembles vormden, wat in deze opera met zijn razendsnelle dialogen, zonder echt grote soli, zo van belang is.

Het is een blijk van het succes van de door de vorige artistiek Matinee-directeur Kees Vlaardingerbroek ingezette Janáček-cyclus dat de zaal vrijwel vol zat, bijna zo vol als vorige week bij de ‘authentieke’ Walküre. En dat voor een opera met een behoorlijk complex libretto en flink wat personages, zonder populaire ‘hits’ en zonder herkenbare grote solopassages.

Radio Filharmonisch Orkest
Groot Omroepmannenkoor
Karina Canellakis dirigent
Emilia Marty: Sally Matthews sopraan
Jaroslav Prus: Bo Skovhus bariton
Dr. Kolenatý: Seth Carico bas-bariton
Albert Gregor: Magnus Vigilius tenor
Vitek: Paul Curievici tenor
Hauk-Sendorf: Arnold Bezuyen tenor
Janek: Linard Vrielink tenor
Kristina: Natalia Skrycka sopraan
Komorná: Maria Warenberg mezzosopraan
Strojnik: Tim Kuypers bariton
Poklízecka: Iris van Wijnen mezzosopraan

Gezien 23 maart NTR Matinee in het Concertgebouw Amsterdam

De NTR-opname van de opera is beluisteren op :

https://www.nporadio4.nl/uitzendingen/ntr-zaterdagmatinee/bb0664f8-aca3-432a-8e27-1736378d22bb/2024-03-23-ntr-zaterdagmatinee-karina-canellakis-covert-de-zaak-makropulos

Foto’s: Lodi Lamie en Neil van der Linden

Het eeuwige leven oftewel Věc Makropulos van Janáček

De Ring, de Ring, waar is de Ring? Nog steeds in de problemen. Deel 1

Tekst: Neil van der Linden

Om met de cast te beginnen: de bezetting kende vele geweldenaren, met name de Alberich door Olafur Sigurdarson, de Siegmund van Klaus Florian Vogt, de Sieglinde van Elisabeth Teige (hoewel beiden eigenlijk nog beter presteerden in Tannäuser) en de Brünnhilde door Daniela Köhler. Maar, een hoogtepunt vond ik de Mime gezongen door Arnold Bezuyen.

Bezuyen houdt zich in de rol waarin je moet fluctueren tussen venijnig en naiëf stand tussen al die anderen die de held of heldin mogen uithangen. Eigenlijk is Bezuyen, die naar eigen zeggen zelf veel in zijn rol heeft mogen leggen, een lieve Mime, die door de minstens net zo corrupte Wotan en door zijn eigen broer Alberich en zijn branieachtige pleegzoon Siegfried bij de neus wordt genomen. Bezuyen beeldt dit acteer- en zangtechnisch geweldig uit. Mime werd meteen een publiekslieveling.

Maar een als geheel overtuigende Ring is dit niet geworden. Vorig jaar werd de eerste editie naar verluidt met veel boegeroep ontvangen. De Oostenrijkse regisseur Valentin Schwartz heeft zoals het programmaboek vermeldt wat wijzigingen aangebracht. Maar al is het boegeroep verstomd, overtuigend is het geheel nog steeds niet. De voorstelling hinkt nog steeds van vondst naar vondst.

Schwartz (geb. 1989) was tijdens zijn studie muziekregie in Wenen opgevallen met een productie van Debussy’s Le Martyre de Saint Sébastien en afstudeerde met een fraaie Giuditta van Lehar. Het siert de huidige artistiek directie van het festival onder leiding van Katharina Wagner, achterkleindochter van Richard, dat ze, in de lijn van Bayreuths zogeheten Werkstatt-(werkplaats-)idee, er vroeg bij wil zijn met opkomend regietalent. Maar was de Ring voor deze regisseur niet te hoog gegrepen?

Schwartz probeerde de Ring kennelijk zoveel mogelijk te ontmythologiseren en de personages zoveel mogelijk te vermenselijken. Dat deed op deze plek Patrice Chéreau in 1976 ook, met de baanbrekende enscenering ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Ring. Dat was de legendarische productie samen met dirigent Pierre Boulez. Die productie werd toen ook eerst met boegeroep ontvangen, maar is nu normgevend geworden.

Ik zag die Ring-enscenering in haar laatste jaar, in 1980. Chéreaus goden waren mannen en vrouwen van vlees en bloed, met menselijke zwakheden en menselijke aandoenlijkheden. Zoals Wagner geïnspireerd door Homerus en Ovidius met zijn goden menselijke eigenschappen portretteerde.

Middels realistisch vormgegeven decors zakten we in de loop van de vier delen van de Ring de Rijn af, van de waterkrachtcentrale bij Schaffhausen in Das Rheingold tot aan havencomplexen in de laagvlakten van de Hollandse Rijndelta in de Götterdämmerung. Daarmee ging die Ring over de geschiedenis van de Westerse beschaving, over Wagners tijd, de opkomst van het industrialisme en de groeiende macht van de grootindustriëlen en havenbaronnen van de bourgeoisie, zaken waarover Wagner zelf zich ook geregeld uitliet in zijn geschriften.

Intussen liet Chéreau het toneel intussen half leeg, wat temidden van al het bijna fotorealisme van de monumentale decors een mystieke ruimte open liet, een letterlijke open plek in het bos, of de plateaus van de op Arnold Böcklins Toteninsel geënte Walkürenrots, waarin hij de mythische interacties tussen de personages kon laten plaats vinden. De grote scene in de tweede akte van Götterdämmerung tussen Alberich en Hagen in die Ring gesitueerd aan een duistere kade bij een in nevel gehulde rivier die ergens in Nederland zou kunnen liggen staat me op het netvlies gegrift (en is heel mooi op de complete registratie op YouTube te zien).

De aanvankelijke niet onverdeelde ontvangst van de Chéreau-Boulez-Ring leert dat we onze kritiek soms moeten opschorten. Maar toch betwijfel ik of deze nieuwe Ring-productie de tand des tijds zal doorstaan. Het ziet er niet mooi uit, grauw, te druk, te vol. En er zijn te veel losse eindjes. Schwarz brengt een aantal extra verhaallijnen aan die blijkbaar bepaalde duidingen hadden moeten geven en die best interessant zijn maar die ook verwarrend en geforceerd werken.

Het begint al in de eerste scène van Das Rheingold. De Rijndochters bewaken een kinderzwembad en Alberich gaat er met de kinderen vandoor. De jeugd als het goud. In zekere zin klopt ook wel een beetje, want zoals we weten willen een paar scenes later de reuzen Fasolt en Fafner de door hen (overigens terecht, want Wotan wil ze niet betalen voor het bouwen van het Walhalla) in gijzeling genomen godin van de jeugd Freia alleen teruggeven in ruil voor al het goud van de goden, inclusief de ring.

Dat is in deze enscering dan één van de kinderen, een in okerkleurig kleding gestoken jongetje. Dat jongetje wordt in deze enscenering een dramaturgisch Leidmotiv, want in de volgende delen van de enscenering wordt steeds duidelijker gesuggereerd dat dit jongetje dit de jonge Hagen was, de ‘hoofd-slechterik’ in de Götterdämmerung.

De Götterdämmerung heb ik nog niet gezien, dus hoe deze verhaallijn afloopt weet ik nog niet. Maar in elk onderdeel van de Ring tot nu toe zagen we een figurant in okerkleurige kleding terug, tot en met een pop waarmee de jonge Siegfried in de eerste acte van de Siegfried speelt en in de tweede acte van de Siegfried een figurant die met Siegfried meereist, maar die merkwaardigerwijs ook de Ring draagt nadat Siegfried die aan de draak Fafner heeft ontfutseld. Ik moet zeggen, ik ben benieuwd hoe dit afloopt. Immers als de jonge Hagen de Ring al in bezit heeft, waarom is de hele Götterdämmerung dan nog nodig? Maar het idee is waarschijnlijk dat Hagen vanaf zijn vroegste jeugd al tussen de wereld van volwassen slechteriken verkeert, zowel de Nibelungen als Wotan en zijn entourage, en dat hij door de invloeden van die omgeving pas het idee krijgt om de macht over de wereld te willen krijgen.

Deze figuur draagt geregeld ook een okerkleurige baseballpet, waarschijnlijk de Tarnhelm. En de pet verwisselt op allerlei momenten van drager.

Toch is het idee om het goud zolang dat niet in handen raakt van de Alberich of de Wotan-clan en dus op de bodem van de Rijn ligt te verbeelden met spelende kinderen interessant. En het is flauw aan te nemen dat er wordt verwezen naar de sinistere complotideeën over een pedofielen-ring.

Dirigent Pietari Inkinen heeft een goed overzicht over het geheel van de partituren en leidt het orkest keurig van lyrische passage naar lyrische passage en van uitbarsting naar uitbarsting. Toch zijn er mitsen en maren, maar dat kan ook aan het decor liggen.

Elisabeth Teige’s Sieglinde bijvoorbeeld klinkt soms scheller dan haar Elisabeth in de dag ervoor Tannhäuser. Misschien staat ze akoestisch minder gunstig op het toneel.

 Met name mijn favoriete moment aan het einde van ‘Nicht sehre dich Sorge um mich’ in de derde akte van Die Walküre, als Sieglinde bescherming vindt bij de Walküren en ze in een triomfantelijke lyrische passage uitbarst als ze begrijpt dat niet zij en Siegmund, maar in elk geval wel haar kind Siegfried de schermutselingen zullen overleven gingen een beetje verloren.

Op de Siegfried van Andreas Schager kom ik morgen terug en dan bespreek ik nog meer aspecten van de eerste drie delen en ook de Götterdämmerung.

Musikalische Leitung Pietari Inkinen
Regie Valentin Schwarz
Bühne  Andrea Cozzi
Siegfried      Andreas Schager
Mime Arnold Bezuyen
Wotan/Der Wanderer       Tomasz Konieczny
Alberich      Olafur Sigurdarson
Fafner          Tobias Kehrer
Erda   Okka von der Damerau
Hunding      Georg Zeppenfeld
Brünnhilde  Daniela Köhler
Siegmund Klaus Florian Vogt
Sieglinde Elisabeth Teige
Fricka    Christa Mayer
Loge  Daniel Kirch

Clip van deze enscenering

Interview met regisseur Valentin Schwarz:

https://www.br-klassik.de/aktuell/news-kritik/interview-valentin-schwarz-rueckkehr-ring-bayreuth-100.html

Siegfried in de enscenering van Patrice Chéreau: