Scènes uit Der Freischütz als boeiend metatheater

Tekst: Peter Franken

Na alle voorpubliciteit over Kirill Serebrennikovs nieuwe productie van Der Freischütz voor De Nationale Opera ging ik vrijdag met gemengde gevoelens naar de première, mede gevoed door mijn recente ervaring met Arabella in Essen. Maar zie, het viel alles mee en uiteindelijk bleek het gewoon een geweldig leuke voorstelling te zijn waarin zeer goed werd gezongen en geacteerd. Maar Der Freischütz, de oerduitse romantische opera van Weber, was het niet.

Heel lang geleden las ik This side of paradise van Scott Fitzgerald. Daarin vertelt de hoofdpersoon Amory Blaine over zijn ervaringen als undergraduate in Princeton. En over de jaarlijkse theatervoorstelling door tweedejaars, een revue of musical, gemakshalve elk jaar met dezelfde titel: Ha, ha Hortense. Het staat model voor wat we gemakshalve ‘sophomoric humour’ noemen. Veel cliche’s, gemakkelijke grappen die worden uitgemolken, een flinke dosis meligheid. Dat tekent zo ongeveer het format dat Serebrennikov heeft gekozen als omlijsting van de muzikale scènes uit Der Freischütz. Alle andere delen van de opera zijn geschrapt, de vaak langdradige dialogen zijn vervangen door nieuwe teksten waarin de zangers ‘zichzelf’ spelen, aan elkaar gepraat, gezongen en geacteerd door een veelzijdige moderator in de persoon van ‘The Red One’.

Dit personage, een glansrol van Odin Lund Biron, neemt de toeschouwer mee door de ouverture tot de opera zodat we weten waar die gezongen scènes aan ontleend zijn. Terwijl het orkest speelt zien we filmbeelden waarin de handeling kort wordt samengevat terwijl de zangers in kostuum het gebeuren zo’n beetje uitbeelden, geholpen door eenvoudige props zoals een pluche hertje en een vogel, type Steiff kinderspeelgoed. En natuurlijk een paar geweren.

Behalve koor- en solozang van Weber wordt er ook muziek te gehore gebracht die is ontleend aan de jazz musical The Black Rider van Tom Waits. Met zang van The Red One laat een combo van het Nationaal Jeugd Jazz Orkest een drietal nummers horen, leuke intermezzi die voorkómen dat het gebabbel ontaardt in een ‘zany evening’. De thematiek is vergelijkbaar, in beide stukken laat de hoofdpersoon zich door de duivel verleiden, vrijkogels waarmee je altijd raak schiet versus heroïne en in beide gevallen leidt het tot zijn ondergang. Tenzij het christendom intervenieert natuurlijk. Zo ook hier, waar op het laatst de Kluizenaar verschijnt om alles glad te strijken.

De teksten die de zangers mogen debiteren gaan grotendeels over bijgeloof en sommigen bevatten pseudo autobiografische elementen. Hilarisch wat Michael Wilmering vertelde over het effect dat een meisjeskoor op hem had als achttienjarige, en nog steeds overigens. Een wat gezochte wending in het concept is de rol van de dirigent die Samiel vertolkt, een zeer beperkte spreekrol. De dirigent als duivel, de persoon die zangers kan maken en breken. Het is een geforceerde poging om de macht van het totale operabedrijf in één persoon te concentreren waartegen de eenling natuurlijk machteloos staat. Laat die duivel maar zitten, denk ik dan. Sowieso doet het hele verhaal van Der Freischütz er toch al niet meer toe.

Dat het allemaal prima werkte was vooral te danken aan het optreden van Odin Lund Biron als The Red One. Hij hield de zaak bij elkaar en elke keer werd dan weer net op tijd muziek ten gehore gebracht, dat waar we uiteindelijk voor gekomen waren.

Direct aan het begin stal Michael Wilmering de show als rond stuiterend theaterdier in de rol van Kilian, de boer die jager Max de loef afsteekt tijdens een schietwedstrijdje. Zingen kan hij ook, en hoe. Jammer dat we niet meer van hem te horen kregen al kwam hij later nog wel terug als de vorst Ottokar.

Een andere dubbelrol was weggelegd voor Günther Groissböck die zowel de ‘ondode’ Kaspar als de Kluizenaar voor zijn rekening nam. Kaspar heeft niet al te veel te zingen en in de originele opera des te meer te spreken. Die spreekrol viel weg waardoor zijn personage erg op de achtergrond bleef en de complete rolwisseling aan het einde geen enkel probleem opleverde. Het deed me deugd deze sympathieke zanger eindelijk weer eens te horen, na zijn Gurnemanz in Bayreuth vier jaar geleden. Wotan heeft hij (voorlopig?) moeten laten schieten maar als Kaspar en de Kluizenaar liet hij blijken stimmlich volledig op zijn eerdere hoge niveau te kunnen presteren.

Tenor Benjamin Bruns werd als Max voortdurend in de zeik gezet, hij is de schlemiel van de avond. Daarmee stond hij voortdurend op achterstand en met zijn zang wist hij dat helaas niet volledig te compenseren.

En dan de dames, twee sopranen die elkaar in het omlijstende toneelstukje uiteraard het licht in de ogen niet gunnen. De Chinese sopraan Ying Fang was eerder te zien als Susanna in de corona proof Nozze di Figaro en maakte toen met haar zang al veel indruk op mij. Dat was vrijdag in haar vertolking van de stukken die Weber voor het personage Ännchen componeerde beslist niet anders. Ook acterend bleek ze erg wendbaar, vooral in samenspel met The Red One.

Agathe kwam voor rekening van Johanni van Oostrum die zich niet afleiden door het drum un dran en een prachtige vertolking gaf van haar partij. Vooral haar aria ‘Leise leise fromme Weise’ was van een grote schoonheid. Uiteindelijk was het vooral haar optreden en dat van ‘concurrente’ Fang die de voorstelling tot een soort opera avond wisten te maken.

Het koor van DNO presteerde zoals we dat van hen gewend zijn, gewoon uitstekend, en om het weinig serieuze karakter van hun inbreng te benadrukken mochten de zangers acterend volledig losgaan in het Jagerskoor, hilarisch, dat wel.

Dirigent Patrick Hahn kreeg naast zijn muzikale taak ook nog een paar korte teksten te spreken en leek verder zijn handen vol te hebben aan het leiden van e zangers. Hoewel zijn wel erg nadrukkelijke interactie met Groissböck vermoedelijk onderdeel van het spel zal zijn geweest.

Tijdens het Holland Festival zit gewoontegetrouw het KCO in de bak en eigenlijk vind ik dat een rol die het orkest niet echt past. Het is zoiets als een diva in het koor laten zingen. Gelukkig bleef er genoeg van Webers opera overeind om zich muzikaal te doen gelden en iemand die het met gesloten ogen beluisterde zal zeker een echte Freischütz ervaring hebben gehad, met dank aan maestro Hahn.

Blijft de vraag of Serebrennikov met deze productie een specifieke bedoeling had. Immers veel regisseurs willen het publiek een boodschap meegeven, het ergens mee confronteren, iets laten zien. Het publiek is immers doof en blind en ook anderszins niet te onderscheiden van Huxley’s epsilonmorons. Wel, die boodschap leek er niet te zijn, evenmin als in het jaarlijkse spektake Ha, ha Hortense.

Niettemin een boeiende avond en een enthousiast publiek. Het boegeroep bleef beperkt tot een paar toeschouwers op het rechterbalkon. Er volgen nog zeven voorstellingen, ga dat zien.

Trailer:

Fürst Ottokar + Kilian  Michael Wilmering
Kuno  James Platt
Agathe  Johanni van Oostrum
Ännchen  Ying Fang
Kaspar + Ein Eremit  Günther Groissböck
Max  Benjamin Bruns
Samiel  Patrick Hah
The Red One  Odin Lund Biron


Brautjungfern
Caroline Cartens*
Lisette Bolle*
Dana Ilia*
Tomoko Makuuchi

Koninklijk Concertgebouworkest olv Patrick Hahn

Muziek uit The Black Rider van Tom Waits
Just The Right BulletsG”nther
Flash Pan Hunter
I’ll Shoot The Moon


Foto’s © Bart Grietens

9 comments

  1. Anders dan Eric Voermans in Het Parool en Joep Stapel in NRC beweren is Der Freischütz sinds de Nederlandse première in 1822 in de Hoogduitse Schouwburg in Amsterdam behoorlijk populair geweest Er werden versies in het Duits, Nederlands en Frans uitgevoerd in diverse theaters in Amsterdam, Rotterdam en De Haag. Ik schat dat er zeker 100 uitvoeringen zijn geweest tot 2011 toen de laatste concertante uitvoering plaats vond in de Zaterdag Matinee. Günther Groissböck zong toen ook al Ein Eremit met veel succes. Ik bezocht gisteren (7-06-2022) de tweede uitvoering van Der Freischütz in het kader van het Holland Festival. Voor aanvang kondigde een armoedige geklede meneer in slecht Engels aan dat Benjamin Bruns die avond wegens ziekte de rol van Max niet zou zingen. Hij werd vervangen door de Finse tenor Jussi Myllys. Op zeer korte termijn had hij zich de rol eigen gemaakt. De stem was helaas weinig indrukwekkend. Het midden en lage register waren nauwelijks te horen en charisma had hij helaas ook niet. Iemand die een voorstelling redt moet je alles vergeven. Niet dat er veel te redden viel .Ik vond het een nogal melige en langdradige vertoning. De gebrekkige en flauwe Engelse teksten met slechte dictie uitgesproken droegen niet bij tot een geslaagde avond. De boventiteling werkte aan het begin van de voorstelling ook niet. Kirill Serebrennikov had veel geleend van andere operaregisseurs. Zo kregen we voor de zoveelste keer een begin van een soort striptease van het mannenkoor te zien. Eerder al gezien in La Traviata en Tannhaüser. Verder had hij de opera gekannibaliseerd. De stomvervelende dialogen uit het oorspronkelijke werk waren vervangen door oninteressante ontboezemingen van de operazangers. Muzikaal viel er nog wel wat te genieten.Günther Groissböck was voortreffelijk als Kaspar en Ein Eremit.Ying Fang (Ännchen) heeft een aantrekkelijke soubretteachtige stem maar is moeilijk te verstaan. Johanni van Oostrum is een prachtige verschijning en heeft een mooie stem. Ze had wel moeite met de ademsteun in Leise, leise en de cavatina.Michael Wilmering (Fürst Ottokar+Kilian) en James Platt (Kuno) maakten indruk in hun rollen. De eerste twee Brautjungfern (leden van het koor van DNO) hadden grote moeite om in de maat te zingen.Onder leiding van Patrick Hahn klonk Het Concertgebouworkest matig en mat of lag het aan een slecht afgestemd acoustic enhancement system. De instrumentale soli waren slecht te horen.Het koor was vaak ongelijk en in de scène in de Wolfskloof was er geen inzet gelijk. Het koor valt denk ik niets te verwijten. Al met al een matige opera avond. Gelukkig is de muziek van Carl Maria von Weber beter dan die van Andrew Lloyd-Webber. Ik vroeg me af wat Terry Gilliam ( The Brothers Grimm) van deze opera gemaakt zou hebben. Ik herinner me nog zijn meesterlijke regie van Benvenuto Cellini.

    Geliked door 1 persoon

    1. Dank. Ik zal het woord stemsteun lenen. Ik wachtte op een Charliotte Margiono revelatie en die kwam niet. Ik vond het orkest ook mat, dof, zo heb ik geschreven. Ik geloof dat het Muziektheater zowel akoestische als electronische akoestische aanpassingen kan toepassen maar ik weet het niet zeker. Ik kreeg de indruk dat iemand had bedacht dat het orkest in deze Wolfschlucht opera vooral niet mag klinken alsof het uit Wagners orkestbak Schlucht in Bayreuth komt, met als gevolg dat het geheel zo droog mogelijk klonk. Het enige waarin het orkest zich onderscheidde was de perfecte uitvoering van de passages met hoorns en de mooie altvioolsolo in de aria van Annchen met obligaat altviool.

      Geliked door 1 persoon

  2. Grotendeels mee eens! Op de première was er een moment dat het koor er vandoor ging met het tempo. Ik heb dat geweten aan de voor mij onbegrijpelijke slag van de dirigent. Daaraan weet ik ook het gebrek aan richting, waardoor Bruns en van Oostrum in ademnood of in keelkramp terecht kwamen. Mijn grootste verwijt is het herhaaldelijk verlies aan muzikale lijn door de geforceerde zogenaamde avantgarde intermezzi, en de totaal inerte situatie op het podium tijdens de dramatische muzikale hoogtepunten. Naar mijn mening werd ook niets gedaan met de X-Factor van het KCO. Het bleef tweedimensionaal. Een verspilling van talent.

    Geliked door 1 persoon

    1. Ja ik had ook grote last van ongelijkheid in het orkest bij de premiere. Gek is dat geen andere recensent daarover iets opmerkte, integendeel. En naar mijn idee lag dat aan het feit dat de dirigent werd afgeleid door wat hij theatraal te doen had. Of gewoon niet bekwaam genoeg was.

      Geliked door 1 persoon

      1. Ik moest inderdaad aan Charlotte Margiono denken. Dat heb je voortreffelijk aangevoeld maar ook aan Gré Brouwenstijn en de fenomenale Elisabeth Grümmer die ooit in de Matinee op de Vrije Zaterdag optrad met hetzelfde repertoire dat Lise Davidsen in de Zaterdag Matinee gaat zingen in het komende seizoen.Terry Gilliam heeft volgens mij La Damnation de Faust van Berlioz niet bij DNO geregisseerd. Dat was Harry Kupfer. Waarschijnlijk bedoel je een buitenlandse productie die ik niet gezien heb. Het verbaasde me ook dat de recensenten van de landelijke dagbladen niets schreven over de vele ongelijkheden en matte klank van het orkest. Het lijkt wel of ze sinds de pandemie minder kritisch zijn geworden. Er waren gisteren trouwens nog veel lege plaatsen

        Geliked door 1 persoon

  3. Ja Gilliam deed Damnation in Brussel. Heb ik op DVD gezien. Daarna deed hij de Gounod versie hier. Die van Kupfer was ook geweldig. En inderdaad vreemd dat de recensenten het orkest niet hoorden of er niet over wilden schrijven.

    Like

  4. Bij Kleiber was Janowitz natuurlijk dé Agathe. Zij was in veel rollen dé. Ook Vier Letzte Lieder enzo. Bij Jessye Norman waren die een ander stuk muziek. Ook geweldig, daar niet van.

    Like

  5. Ik was ook niet erg enthousiast, maar ik had dan ook net naar de schitterende nieuwe opname van Rene Jacobs geluisterd. Prachtig. En ik heb ook Kleiber er nog eens bij gepakt. Dart zijn uitvoeringen! En ja, wat moet ik er verder van zeggen. Het had met Weber niks te maken. Melig, niet leuk, slordig uitgevoerd. Ik heb het orkest oneindig vee beter gehoord. En waarom toch altijd dat gesol met meesterwerken. Oke niemand gelooft meer in d duivel, maar des te groter het effect als je er door een uitvoering kort toch in gelooft. Dat is kunst, zo zou het moeten. Dit is fröbelen. Jammer en zonde van alle inspanningen. Ja, die Faust met Kupfer! Ik ziet het nog voor me: dat fietszadeltje dat uit de lucht kwam! Hop, hop! Zo zag ik ook in Berlijn een Fidelio van hem met als decor een vleugel en een waslijn. Maar niet. (Er was in de DDR domweg geen geld). Maar het was de meest dramatische Beethoven die ik ooit gezien heb. Maar dat was een regisseur die iets wist van muziek!

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie