
Zoals de films tegenwoordig, zo was de opera vroeger een lange tijd publieksvermaak nummero uno. Geen wonder dus dat al vanaf het prilste begin van de cinema veel aandacht werd besteed aan deze kunstvorm. Carmen, één van de meest populaire opera’s in die tijd, sprak bijzonder tot de verbeelding en werd reeds in 1912 verfilmd met in de hoofdrol de prima ballerina van de Opéra Comique, Régina Badet.

In 1915 verfilmde Cecil B. DeMille de opera opnieuw, ditmaal met Geraldine Farrar als de mannen verslindende zigeunerin. Nu was Farrar niet alleen één van de grootste sopranen en MET-legendes uit het begin van de 20e eeuw, haar prachtige verschijning en een bovenmatig acteertalent maakten het voor haar mogelijk om ook een carrière als Hollywood-actrice op te bouwen.
Het verhaal werd behoorlijk aangepast, waardoor Carmen een door en door slechte vrouw was geworden en subtiliteiten zijn ver te zoeken. Alles is zwart-wit, net als de (stomme) film zelf, maar het mag de pret niet drukken, want er valt waanzinnig veel in te genieten.
De film is vanuit de DeMille’s persoonlijke kopie volledig gerestaureerd, en de oorspronkelijke score van Hugo Riesenfeld is door Gilian B. Anderson, die ook het London Symphonic Orchestra in de opgenomen soundtrack dirigeert, herschapen. Als bonus zijn er enkele door Farrar gezongen aria’s tussen de scènes in gemonteerd. Voor de zowel film- als operaliefhebbers een niet te missen monument (VAI 4362).