Pierre Audi

Monteverdi’s Poppea in twee opnamen uit de archieven

Poppaea Sabina, c.1550School of Fontainebleau(French, 16th century)Oil on panel

“Poppaea staat bekend als een van de grootste schoonheden van haar tijd. Tacitus beschrijft haar ook als een vrouw die alle menselijke eigenschappen bezat, behalve goedheid (‘Huic mulieri cuncta alia fuere, praeter honestum animum’ Ann. XIII, 45)”



KEUZE TUSSEN AUDI EN PONNELLE

Pierre Audi gaf zijn visitekaartje in Amsterdam af met de in 1990 uitgevoerde ‘Il Ritorno d’Ulisse in Patria’, het eerste deel van wat een indrukwekkende Monteverdi-cyclus zou worden. De opera’s werden in de loop van de jaren negentig voor de TV opgenomen, en zijn nu zowel los als in een prachtig ogende box verkrijgbaar.

Maar het was zijn uitvinding niet om de opera’s van Monteverdi als cyclus  te presenteren. Jean-Pierre Ponnelle (en Harnoncourt) gingen hem voor, en dat al dertig jaar geleden eerder

De uit jaren de zeventig stammende registraties uit Zürich zijn het resultaat van een nauwe samenwerking tussen de regisseur en de dirigent.. Door de zeer consequente regieopvattingen, het gebruik van een vast muziekensemble en dezelfde zangers, die in alle drie de opera’s één van de rollen vertolken, is een drieluik gecreëerd waarin alles op alles is ingestemd. Een volkomen eenheid, versterkt nog door de eendrachtige decors, kostuums en rekwisieten.

De opera’s werden in de studio verfilmd, zo’n half jaar na de opvoeringen, maar het geluid is daadwerkelijk afkomstig van de live voorstellingen.

Mijn gevoelens over het geheel zijn zeer gemengd. Van de ene kant bewonder ik de sfeervolle, authentieke decors en kostuums, maar ja, jaren zeventig hebben duidelijk een stempel op het geheel gelegd, en de make-up en pruiken zijn gewoon knudde, en inderdaad – very seventy’s. Het stoort. Wat ook stoort, en niet weinig ook, is het vibratoloze zingen van de meeste zangers.

Audi’s regie is gestileerd en zeer esthetisch, wat in de intimiteit van de huiskamer nog wordt versterkt. Anders dan Ponnelle werkte Audi met verschillende zangers, ensembles en dirigenten.

Over het algemeen zijn zijn zangers beter dan bij Ponnelle, al is zijn (zijn dirigent’s?) keuze voor een bepaalde stem type niet altijd gelukkig. 

Jean-Pierre Ponelle

Deze opera gaat over seks, wellust, machtsverlangen, jaloezie, moord en nog meer van dat soort zaken. Daar profileert Ponnelle zich ook naar. Zijn Poppea (Rachel Yakar) is bloedmooi, uitdagend en zeer geraffineerd. Nero, hier gezongen door een tenor (Erik Tappy) is, ondanks zijn sadistische trekjes, als was in haar handen.

Matti Salminen zet een zeer imposante Seneca neer, en Alexander Oliver is kostelijk als Arnalta. Ook de rest van de cast is heel erg goed.

Pierre Audi

Daarmee vergeleken is Audi’s versie een kuis aftreksel. Zijn regie is hier nog meer dan voorheen gestileerd en de enscenering sober en intiem. Zeer fraai om te zien, maar vrijwel emotieloos en op den duur gewoon saai. Zolang het over goden en mythologische figuren gaat, werkt die esthetisch esoterische aanpak prima, maar zodra de hoofdpersonen mensen van vlees en bloed zijn, lijkt het meer op een aderlating en wordt het drama anemisch.

Cynthia Haymon is zeer mooi als Poppea, maar ze lijkt meer op een onschuldig meisje dan op een bloeddorstige courtisane. Ook Brigitte Bailey’s Nerone ontbeert het aan uitstraling en Dominique Visse maakt een karikatuur van zijn rol als Arnalta.

Het prachtige slotduet ‘Pur ti miro, pur ti godo’ ontbreekt. Wellicht omdat het niet door Monteverdi zelf, maar later door diens leerling Francesco Sacrati werd gecomponeerd? Hoe dan ook, ik mis het wel.



Vandaar de bonussen:


Wereldpremière duurzaam Requiem van Tan Dun

Tekst: Lennaert van Anken

©Decca Classics

De Chinese componist Tan Dun is in Nederland geen onbekende. Ik kwam voor het eerst in aanraking met zijn muziek tijdens het Internationaal Filmfestival te Rotterdam van 2001 door de prachtige muziek in de film Crouching Tiger, Hidden Dragon. Daags na het zien van deze intrigerende film, rende ik naar de cd winkel om de soundtrack mij eigen te maken. Deze muziek intrigeerde, want het was een effectieve mix van Chinese klanken met de Hollywood-achtige filmmuziek gespeeld door een symfonieorkest met solistische bijdragen van de cellist Yo-Yo Ma. De filmmuziek werd dat jaar terecht bekroond met een Oscar.

Niet lang daarna presenteerde Pierre Audi in 2003 bij De Nederlandse Opera (tegenwoordig De Nationale Opera) de Europese première van de opera Tea van de Chinese componist. Deze opera fascineerde op een vergelijkbare manier als de soundtrack van de eerder aangehaalde film. Hierin speelde de componist al uitvoerig met alternatieve vormen van geluid, zoals knisperend papier en druppelend water. Dat laatste heeft hij ook tot in het extreme verwerkt in zijn bijdrage aan het Bach-jaar, waarin een viertal componisten een nieuwe passie schreven (Water Passion after St. Matthew). De opera in een regie van Pierre Audi was een eclatant succes met een reprise als vervolg, waarna Audi in 2008 eveneens zijn opera Marco Polo bracht.

In de tussentijd ging zijn vooralsnog laatste opera The first Emperor in de Metropolitan Opera van New York in 2006 in première met niemand minder dan Plácido Domingo in de hoofdrol. Deze opera had minder succes met name doordat de opera te lang was, maar mogelijk ook omdat de torenhoge verwachtingen niet waargemaakt werden.

Sindsdien lijkt de componist wat minder actief op gebied van grote vocale werken, maar dat beeld werd gisteren doorbroken met de wereldpremière van zijn Requiem for Nature (deels gebaseerd op zijn eerder geschreven Buddha Passion) die het Koninklijk Concertgebouworkest gaf onder de leiding van de componist zelf. De uitvoering, die dienst deed als slotvoorstelling van het Holland Festival, vond plaats in de Westergasfabriek, dat een schril contrast vormt met de content van het nieuwe Requiem. Pierre Audi was ook weer van de partij als creatief partner.

De anderhalf uur durende dodenmis in zes delen, in opdracht van het Koninklijk Concertgebouworkest geschreven, staat namelijk in het teken van de verstoorde relatie tussen de mens en Moeder Aarde. De teksten, bestaande uit vier talen (Engels, Kantonees, Mongools en Tibetaans) en geschreven door Tan Dun zelf, geven een somber beeld over de mens, die de Aarde aan het uitputten is. De muziek is allesbehalve somber. Over het algemeen is de muziek zeer toegankelijk, filmisch van aard. Veelvuldig doet de muziek mij dan ook denken aan zowel die van Crouching Tiger, Hidden Dragon en die van Tea. Wat dat betreft is het Requiem een lang duurzaam leven beschoren, op enkele momenten daargelaten.

Het eerste deel “Confession” begint a-capella met het uitstekend zingende Laurens Symfonisch (koor uit Rotterdam). Zacht, zoetgevooisd zet het koor op knappe wijze de toon voor het werk, dat over het overgrote deel bestaat uit langzame passages. Met imposante donkere akkoorden gespeeld door het koper zet Tan Dun de toon. En door de Chinees klinkende glissandi van de strijkers van het sterk spelende Concertgebouworkest wordt je in een klankbeeld getrokken dat geheel het eigen geluid is van Tan Dun.

In het tweede deel wordt een Mongoolse bas geïntroduceerd die een Monnik verpersoonlijkt. De Mongoolse zangkunst heb ik ooit leren kennen via Yo-Yo Ma die samen met Mongoolse bassen concerten verzorgde in 1999. Deze zeer laag zingende bassen beheersen veelal de techniek om boventonen te produceren die rondzingen. Ook hier, met name in het tweede deel, produceert de bas Hasibagen indrukwekkende boventonen.

Het tweede deel werd kort onderbroken, omdat het licht boven het orkest (die peertjes van Pierre Audi die we nog wel kennen uit eerder werk van hem, zoals de Ring) opeens uit stond, wat op dat moment niet de bedoeling bleek. Tan Dun slaat af en vangt nadat het licht er weer was aan bij “2 maten voor F”. De musici gaan door op dat moment alsof de muziek niet onderbroken was. Een mooi staaltje van hoe professioneel iedereen is in het orkest.

Het derde deel was een hartverscheurende monoloog van een “het hert van de negen kleuren”. De Kantonese sopraan Candice Chung vertolkte het hert dat in eerste instantie de mensen weet te ontvluchten, maar uiteindelijk haar leven moet bekopen met de dood. Zeer indrukwekkende muziek en zeer indrukwekkend gezongen.

Langzaam wordt de muziek wel grimmiger en pessimistischer vanaf het vierde deel (“Black Air”). In dit vierde deel bespeelt de Chinese Han Yan de Pipa, een Chinees snaarinstrument tezamen met de Mongoolse Hasibagen die de Paardenkopviool bespeelt. In het vijfde deel, Fire Sea, wordt de muziek dramatischer, met een ongekend hoog zingende Tibetaanse sopraan Jiangfan Yong, die met een goede “belt”-techniek de partij ten gehore brengt. Het orkest mag vervolgens in dit deel ook echt helemaal uitpakken. Het slotdeel, Tears of Nature, is naar het einde toe uiteindelijk ingetogener, maar daarvoor pakte de componist nog één keer groots uit.

Het publiek was getuige van een historische gebeurtenis. Onder toeziend oog van onze voormalige Koningin was er terecht veel bijval voor de uitvoerenden. Het werk is zeer de moeite en erg toegankelijk voor de luisteraar. De context is uiteraard zeer actueel en daarmee verdient het zeer zeker een grote zegentocht in de muziekwereld. Los van de sterke muziek en daarmee het potentieel, maak ik mij wel zorgen om de duurzaamheid van het werk, aangezien hij veel vraagt van met name zijn solisten, wat toekomstige uitvoeringen extreem lastig zal maken. Vindt maar eens een Mongoolse bas die de techniek beheerst van het produceren van boventonen!

Foto’s van de voorstelling: © Marcel Molle

Seizoen 2018/19 van DE NATIONALE OPERA in Amsterdam

DNO seizoen 1819

NB: scroll down for the English translation

Maandag 19 februari werd het nieuwe, 2018/19 seizoen van de Nationale Opera gepresenteerd. Het is het voorlaatste seizoen dat door Pierre Audi geprogrammeerd is. Het programma is weinig verrassend en de liefhebber van belcanto, verismo of überhaupt de Italiaanse opera heeft het nakijken.

Geen Verdi, Donizetti, Bellini, Mascagni, Leoncavallo of Giordano en Puccini moet het van de reprise van wat – in mijn ogen – één van slechtste producties van zijn Madama Butterfly ever was: Robert Wilsons afschuwelijk emotieloze en minimalistische ‘zen” Butterfly van Wilson komt na 16 (!) jaar terug. Niemand kon mij het ‘waarom’ uitleggen, behalve dat je ook naar oude producties terug moet grijpen. Ook van de cast, althans op papier, ben ik niet onder de indruk.

Ooo…. Er is wel een Rossini, dat wel. Met – hoe verrassend! – voor de tweehonderdste keer zijn Il Barbiere di Seviglia… De opera wordt geregisseerd door Lotte de Beer en Rosina wordt gezongen door Nino Machaidze.

De andere jonge Nederlandse regisseur, Floris Visser maakt zijn DNO-debuut met Juditha Triumphans van Vivaldi.

Mozart en Wagner ontbreken uiteraard niet en het seizoen wordt geopend met de zes jaar oude productie van Die Zauberflöte in de regie van Simon McBurney. Het is al de derde keer dat de productie terugkomt en dat maakt mij niet echt blij. Maar het is fijn om te lezen dat twee van de belangrijkste rollen vertolkt gaan worden door Nederlandse zangers: Thomas Oliemans herhaalt zijn koddige Papageno en als Papagena mogen we Lilian Farahani verwelkomen.

Trailer van de eerste reeks:

Er zijn maar liefst zeven nieuwe producties, altijd goed nieuws. Maar of ik er zo blij moet zijn? Jenůfa van Janáček behoort tot mijn lievelingsopera’s, maar ik denk niet dat Annet Dasch de juiste zangeres is om die rol te vertolken. Had men Asmik Gregorian niet kunnen vragen? Om maar één zangeres te noemen die we (alweer) bij DNO niet gaan horen. De regie ligt in handen van Katie Mitchell, tja, dan weet je bij voorbaat al hoe de productie uit gaat zien.

Heel erg blij ben ik met de Oedipe van Enescu. De productie van Àlex Ollé (La Fura dels Baus) en Valentina Carrasco is  niet nieuw, is al eerder in Brussel en daarna in Londen te zien geweest. De recensies waren verdeeld, maar de muziek is zo goddelijk!

Trailer uit Londen:

Porgy and Bess van Gershwin is een andere titel die mij doet watertanden. Het word een coproductie met de ENO en de Metropolitan Opera in New York, dus ik denk niet dat we er bang voor hoeven zijn. De rol van Porgy wordt gezongen door Eric Owens en als Serena (ook iets om naar uit te kijken) verwelkomen we Latonia Moore

Eric Owens vertelt over Porgy, een rol die hij al eerder heeft vertolkt at the San Francisco Opera:

Ik ben geen grote Wagner-fan, maar voor zijn Tannhaüser kun je mij midden in de nacht wakker maken. De productie wordt geregisseerd door Christoph Loy en voor de rol van Elisabeth keert Svetlana Aksenova naar Amsterdam terug. De hoofdrol wordt gezongen door Daniel Kirch

DNO seizoen Aksenova

Svetlana Aksenova als Fevronja ©Monika Rittershaus

In het kader van het Opera Forward Festival kunnen we, onder anderen twee wereldpremières verwachten.

DNO_kurtag_gyorgy_90_160220_01

György Kurtág © István Huszti

Van Fin de partie, de eerste opera van de inmiddels 91-jarige György Kurtág (regie Pierre Audi) en van Micha Hamels Caruso a Cuba.

DNO seizoen Hamel

Micha Hamel in gesprek met Klaus Bertisch © DNO

Girls of the Golden West  van John Adams krijgt bij ons zijn Europese première.

Trailer van Girls of the Golden West uit San Francisco:

Over de “prestige-project”, aus LICHT van Stockhausen zwijg ik het liefst in alle talen. Maar mocht u 315 euro te veel in uw portemonnee hebben …..

De complete overzicht:

Die Zauberflöte (W.A. Mozart)
Stanislas de Barbeyrac, Mari Eriksmoen, Thomas Oliemans, Dmitry Ivashchenko, Kathryn Lewek, Judith van Wanroij, Rosanne van Sandwijk, Helena Rasker e.a.
Dirigent: Antonello Manacorda, regie: Simon McBurney

Jenůfa (L. Janáček)
Annette Dasch, Evelyn Herlitzius, Hanna Schwarz, Norman Reinhardt, Francis van Broekhuizen, Karin Strobos e.a.
Dirigent: Tomáš Netopil, regie: Katie Mitchell

Il barbiere di Siviglia (G. Rossini)
René Barbera, Nino Machaidze, Davide Luciano, Ambrogio Maestri e.a.
Dirigent: Maurizio Benini, regie: Lotte de Beer

Oedipe (G. Enescu)
Johan Reuter, Eric Halfvarson, Christopher Purves, James Creswell, Ante Jerkunica, André Morsch, Mark Omvlee, Sophie Koch e.a.
Dirigent: Marc Albrecht, regie: Àlex Ollé (La Fura dels Baus) en Valentina Carrasco

Porgy and Bess (G. Gershwin)
Eric Owens, Adina Aaron, Frederick Ballentine, Mark S. Doss, Latonia Moore e.a.
Dirigent: James Gaffigan, regie: James Robinson

Juditha Triumphans (A. Vivaldi)
Gaëlle Arquez, Teresa Iervolino, Vasilisa Berzhanskaya, Francesca Ascioti e.a.
Dirigent: Andrea Marcon, regie:Floris Visser

Girls of the Golden West (J. Adams)
Julia Bullock, Davóne Tines, Paul Appleby, Ryan McKinny e.a.
Dirigent: Grant Gershon, regie: Peter Sellars

Caruso a Cuba (M. Hamel)
Dirigent: Otto Tausk, regie: Johannes Erath

Fin de partie (G. Kurtág)
Frode Olsen, Leigh Melrose, Hilary Summers en Leonardo Cortellazzi.
Dirigent: Markus Stenz, regie: Pierre Audi

The Second Violinist (D. Dennehy)
Dirigent: Ryan McAdams. Regie: Enda Walsh

Tannhäuser (R. Wagner)
Daniel Kirch, Svetlana Aksenova, Ekaterina Gubanova, Stephen Milling, Björn Bürger, Attilio Glaser e.a.
Dirigent: Marc Albrecht, regie: Christof Loy

Madama Butterfly (G. Puccini)
Elena Stikhina, Enkelejda Shkosa, Gianluca Terranova, Brian Mulligan, Tim Kuypers e.a.
Dirigent: Jader Begnamini, regie: Robert Wilson

aus LICHT (K. Stockhausen)
Studenten van de master ‘aus LICHT’ aan het Koninklijk Conservatorium.
Dirigent: Kathinka Pasveer, regie: Pierre Audi

Pelléas et Mélisande (C. Debussy)
Solisten: n.n.b.
Dirigent: Daniele Gatti, regie: Olivier Py

Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.

 

The Dutch National Opera’s 2018-2019 season (Amsterdam)

Earlier this week the Dutch National Opera unveiled its 2018-19 season, Pierre Audi’s penultimate one. Not a very surprising season. Lovers of belcanto, verismo or Italian opera in general will be disappointed. No Verdi, Donizetti, Bellini, Mascagni, Leoncavallo or Giordano.

Puccini is represented by a reprise of what I believe to be one of the worst productions of Madama Butterfly ever: Robert Wilson’s ghastly, emotionless and minimalistic “Zen”  Butterfly, returning after sixteen (!) years. No one could exactly explain why, except that sometimes it is worth looking back at old productions. The cast, at least on paper, does not impress me much either.

Oooh… We also do get a Rossini!  Il barbiere di Siviglia…  how original, for the hundredth time. Lotte de Beer will direct, and Nino Machaidze sings Rosina.

Another young Dutch director, Floris Visser, makes his DNO debut with Vivaldi’s Juditha Triumphans.

Of course, Mozart and Wagner are present. The season will be opened by Simon McBurney’s six-year old Zauberflöte. This will be the third time it returns, which does not exactly thrill me. It is nice to read though that two important roles will be sung by Dutch singers: Thomas Oliemans repeats his dotty Papageno, and we welcome Lilian Farahani as Papagena.

We get seven new productions no less, which is always good news. But I am nut sure they all make me very happy? Janáček’s Jenůfa is one of my favourite operas, but I doubt Annette Dasch will be he right singer for the role. Was it not possible to ask Asmik Grigorian? To mention just one singer we (again) will never hear at the DNO? Katie Mitchell directs, so we all know in advance how this will look like.

I am very excited about Enescu’s Oedipe. The production by Àlex Ollé (La Fura dels Baus) and Valentina Carrasco is not new. It has been done in Brussels and London before, to mixed reviews, but the music is just divine!

Gershwin’s Porgy and Bess is another opera that makes my mouth water. It is a co-production with the ENO and the Metropolitan Opera in New York, so we probably will not have to worry too much how it will look. Porgy will be sung by Eric Owens and Serena by Latonia Moore (something to look forward to).

I am not really a huge Wagner fan, but for Tannhaüser you can wake me up in the middle of the night. Christoph Loy directs and Svetlana Aksenova will return to Amsterdam to sing Elisabeth. The title role will be sung by Daniel Kirch

During the Opera Forward Festival DNO presents two world premieres.
Fin de partie, the first opera by 91-year-old György Kurtág (direction Pierre Audi) and Micha Hamel’s Caruso a Cuba. Girls of the Golden West  by John Adams gets its European premiere in Amsterdam.

On the prestige project “aus LICHT” by Stockhausen I prefer to remain silent. But in case you want to get rid of 315 euros ….

For more information see website van De Nationale Opera.

English translation: Femko Jas