Maarten_van_Hinte

Mens durf te leven, ook met zoiets als sikkelcelziekte

Tekst: Neil van der Linden

“Dingen durven doen”, dat is het motto dat weerklinkt tijdens de fantastische samenzang op gospelmuziek-achtige tonen die het gezamenlijke zangers- en instrumentalisten-ensemble aanheft tot besluit van de hiphop/soul/jazz-opera Lennox.

Dat motto slaat op de protagonist Lennox, de verlegen, lieve jongen die door zijn ouders over-protectionist is opgevoed. Waarom? De familie van Lennox’ vader draagt een medisch geheim met zich mee. Zowel grootvader als grootmoeder waren dragers van het sikkelcelanemie-gen, een erfelijk overdraagbare aandoening waarbij je bloed kan samenklonteren en die je kunt krijgen als beide ouders drager van het gen zijn. In de voorstelling wordt het op zeker moment allemaal haarfijn en prettig helder uitgelegd. (NB. De ziekte komt vooral in tropisch Afrika voor omdat door een gruwelijke speling van de Schepping het sikkelanemie-gen de drager tevens beter resistent maken tegen malaria, waardoor het gen in door malaria geteisterde gebieden juist een bizar voordeel heeft.)

Over een jongen die echt bestaat en die Lennox heet schreef Zindzi Zevenbergen een boek, Lennox en de gouden sikkel. Het boek won zowel een De Zilveren Griffel voor best geschreven kinderboek als een Zilveren Penseel voor best geïllustreerde boek. De vader van Lennox lijdt aan de ziekte en moet strenge leefregels volgen. Lennox’ moeder bleek het gen niet de dragen en daardoor heeft Lennox zelf de aandoening niet.

De nieuwe productie van De Nationale Opera is gebaseerd op dit boek. Het libretto is van Maarten van Hinte, winnaar van de Toneelschrijfprijs 2023 en zelf een ervaren theaterregisseur, onder meer van de opera Anansi bij DNO in 2021. De muziek is van multi-instrumentalist en producer Bnnyhunna (Benjamin Ankomah). De zangers zijn een puik ensemble van specialisten in de verschillende betrokken genres. Regisseur Marjorie Boston, die samen met Maarten van Hinte de organisatie RIGHTABOUTNOW INC. Leidt, gaf de productie fraai vorm. De instrumentale begeleiding is in handen van een keur aan jonge instrumentalisten.

De voorstelling opent met wat lounge-jazz-klanken van het ensemble. Maar al snel komt Charlene Sancho op als Aya, Lennox’ beste vriendin, en geeft ze een hiphop-solo van jewelste weer, waarin ze het heeft over opgroeien als jongere van nu. Haar lieve maar o zo onzekere beste vriend Lennox zelf wordt vertolkt door Jonathan Eduardo Brito, die over een fraaie hoge soulstem beschikt.

Lennox’ vader, Ayrton Kirchner, overtuigt ook, als een ook wat onzekere man, wat hij ondersteunt met zijn subtiele, Marvin-Gaye achtige tenor-stem. Sopraan Nienke Nasserian heeft een vierdubbel-rol: Lennox’ moeder, een behandelend arts van de ‘onzichtbare’ kliniek waar haar echtgenoot onder behandeling is, een snibbige tramconductrice op de tram waarmee Lennox en Aya op zoek gaan naar de kliniek en de hartelijke receptioniste. Nasserian is als klassiek sopraan opgeleid en mag dan ook heel wat belcanto-capriolen uithalen

Nog een aanstekelijke rol is weggelegd voor de virtuoze acteur Gustav Borreman, in de rol van een zwerver of misschien ook zakkenroller, met het hart op de juiste plaats, Glimmerick genaamd.

Het verhaal begint als Lennox een gesprek tussen zijn ouders hoort waaruit blijkt dat de vader naar een ziekenhuis moet. Als de vader de deur uit is gegaan, merkt Lennox, die nog niet weet van zijn vaders ziekte en dus ook niet van de mogelijkheid dat hij die zelf zou kunnen hebben, dat zijn vader de geluksamulet die in de familie van vader op zoon is doorgegeven thuis heeft gelaten en wil hij die naar hem gaan brengen. Samen met Aya vindt hij alleen een mysterieuze adresaanduiding ‘404’ maar toch gaan ze samen op weg, per tram, iets dat zijn ouders hem tot nu toe nooit zonder hun bijzijn heeft laten doen.

Een bitse tramconductrice commandeert hen naar hun plaats. Onderweg komen ze een vreemde man tegen, Glimmerick, die ze eerst maar liever een beetje uit de weg gaan, maar die toch erg aardig blijkt te zijn, en die ondanks zijn vreemde leefomstandigheden levenslust uitstraalt.

Ze komen aan bij de geheimzinnige kliniek, op een geheimzinnige plek in het bos. Een aardige receptioniste staat hen te woord. Maar Lennox blijkt de amulet onderweg verloren te zijn. Dus moet hij terug om hem te zoeken. Intussen zien we dat Glimmerick die amulet bij zich heeft, waarbij in het midden wordt gelaten of hij die gevonden of gerold.

Na jachtig heen en weer gereis en geren vindt Lennox Glimmerick terug en vraagt hem om raad. Glimmerick raakt ontroerd omdat hij niet gewend is serieus om raad gevraagd te worden en bovendien merkt hij hoe belangrijk die amulet is. Glimmerick onderneemt met Lennox en Aya een ‘zoekactie’ in het hoge gras, en hé, daar ligt dat amulet opeens, op een plek zelfs waar Lennox en Aya eerder echt al hadden gezocht.

Enfin, eind goed, al goed, gedrieën gaan ze de kliniek binnen, waar een uitermate aardige dokter hen naar de vader brengt. Ze vertelt aan iedereen dat de vader zich voorlopig geen zorgen hoeft te maken en dat Lennox het gen alleen maar enkelvoudig heeft en dat de ziekte daardoor bij hem niet kan toeslaan.

Lieve zakkenrollers en zwervers als Glimmerick bestaan echt, net als bitse tramconducteurs, aardige receptionisten en doctoren. Maar as de kliniek als ‘onzichtbaar’ wordt aangeduid en  het feit Nienke Nasserian de rol van én lieve moeder, én bitse tramconductrice én aardige receptioniste én dokter die de verlossende woorden brengt, plus de Edward Hopper -vormgeving en kleurstellingen van de kliniek en de enge tram, de Kafkaëske paranoïde verwikkelingen met iets verliezen, heen en weer moeten rennen, de tram niet halen, enzovoort,  geven aanleiding om te denken dat we te maken hebben met nog een welkome aanvulling in de Kafka-catalogus. En bovendien is het dit jaar het honderdjarige sterfdag van Kafka.

Er is trouwens ook iets aan de hand met die mysterieuze adresaanduiding van de ‘onzichtbare’ kliniek: ‘404’, het getal dat we kennen van computerschermen als er een internet error is, “404 Not Found”. In streetslang is dat geëvolueerd naar ‘a stupid or ineffectual person’. En in de wereld van het spirituele denken blijkt ‘404’ op een goddelijke boodschap te duiden, “a confirmation that you are on the right path, fulfilling your divine mission with passion, confidence, and enthusiasm. The repeated appearance of angel number 404 signals that new opportunities and beginnings are on the horizon, urging you to take action and pursue your goals with unwavering faith.” Allemaal feitjes, maar toch..

Ik had nog even met de mogelijkheid rekening gehouden dat Glimmerick de verloren gewaande broer van Lennox’ vader zou blijken te zijn, zoals de lieve goedbedoelende vader en diens broer uit de ultieme hiphop-animatiefilms  Spider-man: Into the Spider-Verse en Spider-man: Across the Spider-Verse. Maar ja de broer uit die film blijkt echt aan lagerwal geraakt, en een soort Mephisto (gaan zien die film, ja) is geworden, terwijl Glimmerick blijkt een hart van goud te hebben. En dan is het dus eind goed al goed in een spetterende gospelsoulmuziek ensemble-finale; gaan zien, deze voorstelling ook!

Over ensemblezang gesproken, geregeld klinken als achtergrond bij de solozangpassages ook fraai geharmoniseerde en idem gezongen, virtuoze meerstemmige begeleidingspartijen. Ik weet niet waarvandaan in Nederland de verschillende solisten komen, maar bijvoorbeeld Amsterdam Zuid-Oost heeft een sterke semi professionele gospel-cultuur, waarin jonge zangers kansen krijgen. Het zou heel goed kunnen zijn dat een deel van de zangers daar zijn vocale wortels heeft.

Bij het applaus kwamen, heel ontwapenend, de echte Lennox en zijn vader ook het toneel op. Mensen, durf te leven!

Regie: Marjorie Boston
Tekst/libretto: Maarten van Hinte 
compositie: Benjamin Ankomah a.k.a. Bnnyhunna 
Muzikale dramaturgie: Neo Muyuanga
Muzikale leiding: Lochlan Brown
Dramaturgie: Wout van Tongeren
Kostuumontwerp: Iris Elstrodt
Decorontwerp: John Lippens, Koen Jantzen 

Lennox: Jonathan Eduardo Brito
Aya: Charlene Sancho 
Mevrouw Babel / dokter Miebond / tramconducteur / receptioniste: Nienke Nasserian
Meneer Babel: Ayrton Kirchner
Glimmerick: Gustav Borreman

Muziek
viool: Annelieke Marselje / Eva Traa (alternerend)
gitaar/bas: Noah Stakenborg
toetsen: Lochlan Brown / Charlie-Bo Meijering (alternerend)
percussie: Dimairon Catal

Foto’s: Bart Gielens

Hoe De Nationala Opera de Nederland-Caraïbische cultuur in huis haalde

De Nationale Opera met  Hoe ANANSI de verhalen van de wereld bevrijdde  van componist Neo Muyanga en librettist Maarten van Hinte

Tekst: Neil van der Linden

Anansi betekent spin in het Akan, een taal uit een regio West-Afrika, samenvallend met het tegenwoordige Ghana. In de mythologie van die regio is de spin een boodschapper tussen de mensen en de goden. Een spin reist immers per web van de aarde naar de hemel en terug. Vervolgens werd Anansi in de verhalencultuur van de regio de naam van een komisch personage in allerlei lokale verhalen. Met de slavernij mee bereikte Anansi de Caräiben, waar hij ook in Suriname en de Antillen nog steeds voorkomt in de verhalencultuur.

Als karakter is Anansi wel wat vergelijkbaar met Tijl Uilenspiegel of misschien ook Arlecchino uit de Commedia dell’Arte; een sympathieke opportunist, een antiheld met een komische en tragische kant. Hij lijkt iedereen telkens te slim af te zijn, maar werkt zichzelf daarbij telkens in de nesten, en niet zelden is er een vrouw nodig om hem daaruit te redden. Dat gebeurt ook in deze opera, die qua opzet en enscenering ook wel aan Commedia dell’Arte doet denken.

In de plot van deze voorstelling moet Anansi in opdracht van koning Tigri (een tijger, de koning van het bos) een reeks andere gevaarlijke dieren zien gevangen te nemen, achtereenvolgens de slang die de rivier onveilig maakt en de hoornaars, een vervaarlijk  soort wesp, die je in het bos beter niet tegen kunt komen. En ook Tigri’s zuster Sisti, een luipaard, moet er volgens de koning aan geloven. In elk geval hoopt de koning met dit alles in het gevlei te komen bij de andere bewoners van het bos. Bovendien moet Anansi voor de koning op zoek gaan naar een geliefde die de koning telkens in zijn dromen ziet, prinses Vixen.

De deal voor Anansi is dat de koning dan de ‘verhalen van de wereld‘ vrijlaat. Die verhalen staan voor hoe we de geschiedenis kunnen kennen, niet alleen van de kant van de koning.  Het lukt Anansi allemaal, dat wil zeggen na raadpleging van zijn echtgenote Makuba, die een aantal listen verzint waarmee Anansi zijn doel kan bereiken. Ze komen erop neer dat hij de slang en de hoornaars met hun eigen ijdelheid paait en ze dan te pakken neemt.

Met de zuster van de koning pakt hij het op aanraden van Makuba anders aan. Ze blijkt veganist te zijn, dus niet zo gevaarlijk voor de andere dieren in het bos als de koning wil doen geloven en zij besluit Anansi te helpen met het bevrijdingsplan voor de verhalen. Ook krijgt hij prinses Vixen een paar keer te zien en kan de koning ervan overtuigen dat ze echt bestaat.

Maar de koning houdt zich niet aan zijn woord en doet alsof hij Anansi’s heldendaden zelf heeft verricht. Om Anansi gedeisd te houden biedt hij hem een baantje aan als ‘adviseur’ bij het hof. Iets wat dictatoren wel vaker doen. Maar het probleem voor zowel Anansi als voor de koning is dat al die slimmigheden natuurlijk bedacht waren door Anansi’s echtgenote Makuba en die is niet van plan het erbij te laten zitten. Uit angst dat de waarheid aan het licht komt zwicht de koning, Anansi erkent wie het uiteindelijk brein was en aan het eind breken alle dieren van het bos uit in een vrolijk feest.

De voorstelling bleek een teststraat voor veelbelovende jonge zangers. Anansi werd vertolkt door de krachtige Zuid-Afrikaanse tenor Zwakele Tshabalala, zijn echtgenote Makuba was Katia Ledoux, een mooie sopraan uit Frankrijk.

De koning Tigri is Agris Hartmanis, een mooie diepe bas uit Letland, woonachting in Nederland.


De slang was een sterke rol van bariton Martin Mkhize, ook uit Zuid-Afrika.
Sista Leopard is Carla Nahadi Babelegoto uit Italië, een mezzosopraan met een prachtige coloratuur (“mezzosoprano acuto di agilità” schrijft ze dan ook over zichzelf), die ook een fenomenaal danser bleek te zijn.

Princess Vixen is de coloratuursopraan Claron McFadden, altijd theatraal ook een betrouwbare kracht. k zou zeggen: zet deze cast nog een keer bij elkaar in een Mozart-Da Ponte-opera of Carmen neer en je krijgt ook dan een geweldig resultaat.

Ik had wat last van een fenomeen dat zich vaak voordoet als zangers van niet-Nederlandse komaf in het Nederlands zingen. Het blijkt dan toch moeilijk het Nederlands natuurlijk te laten klinken, zonder Engels klinkende klinkers. Iets waardoor ik mij overigens ook afvraag of Russisch publiek hetzelfde ervaart als Nederlanders Moussorgski en Tsjaikofski zingen.

Daar komt nog bij dat componist Neo Muyanga in de muzikale frasering niet altijd de klemtonen van het Nederlands volgt. Dus kreeg je in zanglijnen soms korte lettergrepen die lang werden en lange die kort werden. Een deel van de tekst werd echter gezongen in het Engels, waarmee deze problemen zich niet voordeden.

Gezien de technische mogelijkheden van het Muziektheater zou ik dit publiek  wel nog wat meer scenische ‘echte opera’-‘shock and awe’ hebben gegund. Nu werden af en toe wat decorstukken heen en weer gereden of van boven neergelaten. Het enorme podium van het Muziektheater voelt dan echt erg groot aan. Van de hoogte boven het podium werd nauwelijks visueel gebruik gemaakt. Bijna alles bewoog zich in een plat vlak, al leek dat platte vlak dan wel op een kolkend melkwegstelsel zoals we dat van de zijkant zouden kunnen bezien.

Het decor stoorde daar eigenlijk in, ik zou me kunnen indenken dat je het helemaal consequent tweedimensionaal had gehouden. Er was namelijk continu energieke en dynamische beweging op het toneel, waarvoor regisseur Kenza Koutchoukali en choreograaf Shailesh Bahoran zorg hadden gedragen. Bahoran, van Nederlands-Surinaamse komaf, is zelf ooit begonnen als breakdancer en danste eerder bij onder meer zowel ISH als bij Het Nationale Ballet, in Zwanenmeer Bijlmermeer II. Tot de mooiste momenten uit de voorstelling behoren die waarin klassieke dans en ‘urban’ (uit straatcultuur voortgekomen) stijlen samenkomen, en dat is vermoedelijk Bahorans signatuur.

Maar dit alles deerde het publiek niet. Er waren veel jongeren vanaf tien jaar, deels met ouders, ‘wit’ en ‘van kleur’. Iedereen reageerde dolenthousiast op woordgrappen, op uitdrukkingen afkomstig uit Carabaïsche talen en op jargon uit moderne urban jongeren‘straattaal’. Die zitten allemaal in het libretto van de hand Maarten van Hinte, zelf van (Portugees-Joodse) Surinaamse komaf, die jarenlang mede-artistiek leider was van de Amsterdamse multiculturele jongeren-muziektheatergroep Made in da Shade, die een lange reeks voorstellingen maakte met Nederlands-Caraïbische elementen en ook hiphop-cultuur.

Zo is in elk geval deze avond de Nationale Opera erin geslaagd een brug te slaan naar een wat jonger en diverser publiek en misschien enkele jonge zielen blijvend gewonnen voor het medium opera.

Libretto  Maarten van Hinte
Compositie  Neo Muyanga
Regie  Kenza Koutchoukali
Dirigent  Lochlan Brown 
Choreografie  Shailesh Bahoran
Decor en kostuums  Dieuweke van Reij

Anansi:  Zwakele Tshabalala 
Makuba:  Katia Ledoux 
Tigri, de koning:  Agris Hartmanis 
De Slang:  Martin Mkhize
Sista het Luipaard: Carla Nahadi Babelegoto
Princess Vixen: Claron McFadden
Hoornaars  Leonie van Rheden, Makudu Senaoana en Elenora Hu

Dansers: Luca Abdel-Nour, Katherine Bamford, Lily Carbone, Mila Caviglia, Joley Groeizaam, Lauren Hunter, Nicola Jones, Patrick Karijowidjojo, Isaac Mueller, Gregory Myles, Catarina Pires, Gabriel Rajah, Marchano Sarijoen, Guillermo Torrijos, Arjuna Vermeulen, Louisella Vogt, Lucinda Wessels, Sven de Wilde en Koyo Yamamoto. 

Gezien 13 november, Muziektheater, Amsterdam.
Volgende openbare voorstellingen op 20 en 21 november en er zijn schoolvoorstellingen.

Foto’s Bart Grietens