Bryce_Dessner

Steve Reich overweldigt alweer met een audiovisueel werk.

Tekst: Neil van der Linden

Eerder waren er The Cave (1993), het optimistische stuk uit de jaren van de Oslo-akkoorden, over het graf van Abraham en Sarah in Hebron en de drie religies eromheen, en Three Tales (1998-2002), over de mogelijkheden en de nachtmerries van de technologie van de ramp met de Hindenburg tot het gekloonde schaap Dolly.

In beide werken maakten Reich en zijn librettist Beryl Korot gebruik van flarden uit interviews en documentaires, die in een muzikale herordening de betekenis van de oorspronkelijk teksten accentueerden en tegelijkertijd in een abstractere context plaatsten. Het waren allebei werken voor instrumentalisten, videoprojecties en zangstemmen.

Het stuk van deze avond, Reich/Richter, in première gegaan in New York in 2019 en nu voor het eerst in Nederland uitgevoerd, is een combinatie van puur instrumentaal muziek en in grotendeels abstracte beelden, die op het werk van beeldend kunstenaar Gerhard Richter zijn gebaseerd.

Het was Richter die Reich voor het eerst had benaderd, voor een concert tijdens een tentoonstelling in Keulen. Daaruit ontstond het idee voor een stuk met muziek van Reich gebaseerd op Richters kunstwerk in boekvorm Patterns uit 2011.

Dat boek was een reeks computerbewerkingen van Richters schilderij Abstraktes Bild uit 1990. Richter sneed het schilderij digitaal telkens in steeds kleinere compartimenten doormidden. Die steeds kleinere fragmenten spiegelde hij en herhaalde hij vervolgens weer. Vergelijk het met de patronen in een caleidoscoop. Samen met Corinna Belz heeft hij de patronen uit Patterns omgevormd tot bewegende beelden, variërend van haarscherpe horizontale lijnen in alle kleuren, tot complexe symmetrische en asymmetrische figuren.

Die figuren leken soms te evolueren tot een LSD-trip door onze ingewanden, oneindige reeksen roze, paarse, groene en gele boeddha’s, een bergdorp in de Himalaya vol uitbundig versierde hindoetempels, een stoffenmarkt in Jodhpur, een competitie welke kraam de mooiste suikerspinnen en zuurstokkramen heeft tijdens carnaval in Mexico, een bloemencorso in Lagos, enzovoort. En dat allemaal geconstrueerd via eindeloos in fractals opgedeelde strepen en figuren.

Reichs muziek is met behulp van een tijdcode exact op de ritmische patronen van de film afgesteld. In zich spiegelend aan het beeld maakt de muziek gebruik van abstracte elementen die tot herkenbare melodische patronen worden omgevormd met behulp van contrapuntische tegenmelodieën, herhalingen, lijnen die harmonisch een oplossing zoeken en die dan vervolgens toch weer uiteenvallen tot een volgende spanningsboog. Muziek en beeld hebben ook iets weg van een oerknal die een complex van universums genereert, die dan vervolgens weer samenballen, tot een volgende oerknal volgt.

Het Ensemble Intercontemporain zal Reichs muziek waarschijnlijk net zo mooi gespeeld hebben als het ASKO het gisteravond deed. Maar tussen de New Yorkse en deze uitvoering is er een heel belangrijk verschil, dat zowel het concept van het samengaan van beeld en muziek als vermoedelijk ook de akoestiek ten goede kwam: scenograaf Theun Mosk plaatste het projectiescherm vóór de musici op het podium van het Muziekgebouw aan ’t IJ en ontwierp een belichting waarmee de musici af en toe oplichtend door het scherm met de filmprojecties heen te zien zijn, daarmee ook de golvende bewegingen in de partituur uitlichtend.

Reich/Richter in de uitvoering door Het Ensemble Intercontemporain:

In New York waren de videoschermen om het publiek heen geplaatst. Ik zou denken dat de New Yorkse uitvoering er minder in slaagde muziek en beeld te laten versmelten en ze schijnbaar uit één bron te laten komen. Het Asko|Schönberg produceerde hierbij een warme, wervelende symfonische klank, optimaal gebruik makend van de akoestiek van het Muziekgebouw. De in 1936 geboren Reich heeft zich in 2019 weer eens opnieuw uitgevonden.

Reich/Richter klinkt jong en tegelijkertijd tijdloos. Het concert opende met een stuk met het grote doek als achtergrond, met de gastcurator en dirigent van de avond, de virtuoze Schotse percussionist Colin Currie, nu als solist ervoor, terwijl het doek werd wit gehouden. Hij speelde Tromp Miniature uit 2014 van Bryce Dessner, ook beroemd als gitarist en componist van de New Yorkse avant-garde pop-band The National.

Hoe Reich gedurende zijn nu zeer lange loopbaan voor een flink aantal ijkpunten in de muziekgeschiedenis heeft gezorgd was goed te horen in Four Organs uit 1970. Oorspronkelijk bedoeld voor vier Hammondorgels werd het nu uitgevoerd op vier (gemakkelijker verplaatsbare, gemakkelijker te stemmen én gemakkelijker verkrijgbare) synthesizers, met een vijfde partij voor een percussionist die alleen twee maracas bespeelt.

Reich maakt gebruik van het feit dat de enige niet elektronische instrumenten juist als een kwartsklok zo precies twintig minuten lang in een eentonig ritme de tijd moet wegtikken, waarbij de percussionist, voor wie de partij uitermate zwaar is, zich ook nog een houding, in lichaam en gezicht moet weten te geven, temidden van de vier andere musici die braaf achter hun instrument zitten, en alleen heel goed moeten tellen bij het spelen van simpele noten uit een dissonant akkoord.

En vanwege die noodzaak heel goed te moeten tellen was het niet zo’n wonder dat de artistiek leider van het concert Colin Currie nu achter één van de synthesizers zat en vandaaruit de uitvoering leidde. Al die precisie levert een adembenemende spanningsboog op, anders zou deze muziek op den duur ook geschikt zijn voor een geheime dienst om er bekentenissen mee af te dwingen.

In de jaren van deze compositie was Reich in lijn met de avantgarde-beweging van toen de basisprincipes van muzikale esthetiek te onderzoeken door ze onderuit te halen. Ik was blij met mijn plaats op het zijbalkon, want ik kon de op de handen van de toetsenspelers kijken en de zich langzaam ontwikkelende vingerzettingen precies volgen.

Ook bij Four Organs stonden de instrumentalisten vóór het doek waarop bij Reich/Richter de film zou worden geprojecteerd, en werd het eenvoudig rood belicht, verlopend van een bruinrode horizon naar een karmijnrode hemel, waarbij de kleur van de donkerrode toetsinstrumenten fraai aansloten. Dit alles om het contrast met het erop volgende Reich/Richter ook visueel zo groot mogelijk te maken, en dat is gelukt. En maracas-speler Joey Marijs kreeg een extra warm applaus.

Opening Minimal Music Festival
Bryce Dessner Tromp Miniature 
Steve Reich Four Organs
Steve Reich Reich/Richter
Asko|Schönberg
Colin Currie slagwerk/dirigent
Corinna Belz film
Theun Mosk podiumbeeld

Gezien 12 april 2023, Muziekgebouw aan ’t IJ, eerste van de twee uitvoeringen.
Foto’s © Melle Meivogle en Neil van der Linden

Richter werkt zowel abstract als fotorealistisch. Een van zin vele terugkerende fascinaties is herhaling en regelmaat, zoals al te zien in de Farbtafeln (‘kleurenstalen’) die hij in de jaren 60 maakte Abstraktes bild it 1990 En juist die fascinatie voor patronen heeft Richter gemeen met Reich.

Corinna Belz, Gerhard Richter Patterns 2011:
https://gerhard-richter.com/en/videos/editions/gerhard-richter-patterns-editions-cr-149-115

Triptych (Eyes of One on Another). Ode aan Mapplethorpes ode aan schoonheid van lichamen, en vragen die zijn werk nu oproept, toen en nu.

TEKST NEIL VAN DER LINDEN

triptych-eyes-of-one-on-another-baranova-35

© Baranova

Het werk van de Amerikaanse fotograaf Robert Mapplethorpe (1946 – 1989) wekt dertig jaar na zijn dood nog steeds controverses. Enerzijds is er zijn absolute gevoel voor vorm en (zwart-grijs-wit-) kleurnuances, wat zijn werk tijdloos maakt; het is bij wijze van spreken al gecanoniseerd tussen Grieks-antieke beelden. Anderzijds is een deel van zijn werk seksueel uitermate expliciet, al kijken recentere generaties daar minder van op; de Nederlandse fotograaf Erwin Olaf die zich in zijn jongere jaren liet inspireren door Mapplethorpe is nu huisfotograaf van het Koninklijk Huis tot en met violiste Janine Jansen. Maar daarnaast ondervindt Mapplethorpe tegenwoordig kritiek vanwege de manier waarop hij met menselijke modellen omging, met name zwarte, Afro-Amerikaanse fotomodellen.

triptych-eyes-of-one-on-another-baranova-8

© Baranova

Mapplethorpe verdiende miljoenen en de modellen gingen met weinig naar huis, wordt dan gezegd, en bovendien reduceerde Mapplethorpe zijn mensen soms bijna tot objecten, alleen spier en vaak geslachtsdeel, en vaak dan zonder hoofd. Je zou daar tegenin kunnen brengen dat Mapplethorpe als kunstenaar wél het concept van zijn werk had uitgevonden, en dus intellectueel eigenaar was van het concept. Zijn modellen poseerden ‘alleen maar’. En hoewel hij lichamen ‘objectificeerde’ zoals het heet, ‘tot object maakte’ (reduceerde vinden sommigen dan), bracht hij wel een eerbetoon aan het menselijk lichaam, en de lichamen van degenen die hij fotografeerde.  Degradeerden Michelangelo en Bernini hun modellen ook toen zij hun David schiepen?

triptych-ada-nieuwendijk-18_500x333

© Ada Nieuwendijk

Deze voorstelling gaat deels over die vragen. Het uitgangspunt is de kracht van het werk van Mapplethorpe én de conclusie dat de maatschappelijk taboes op seksualiteit zijn weggeëbd. Maar anderzijds zijn er nieuwe maatschappelijke pijnpunten. In de Volkskrant herinnert Stephan Sanders zich het werk van Mapplethorpe als “niets anders dan emancipatie in topvorm: emancipatie van (homo)seksualiteit, van zwarte lichamen, en van seksuele perversies. Het was dus heel vanzelfsprekend om tegen de burgertrutten te zijn, die daar niet tegen konden, en die zelfs tentoonstellingen wilden verbieden. Ik was stomverbaasd toen er in de jaren vlak voor en vooral na Mapplethorpes dood zich ook critici meldden van onverdacht progressieve signatuur: Afro-Amerikanen die bezwaar maakten tegen het werk van deze witte fotograaf; tegen de ‘objectivering’ van zwarte lichamen, die vaak een en al pees en pik waren, waarbij het gezicht soms werd weggelaten.“ (VK 19-6-19)

Het idee voor de voorstelling komt van de Amerikaanse minimalistische componist Bryce Dessner, die ook bekend is van de art-rock popgroep The National. Afgestudeerd aan de Yale op klassiek gitaar, werkte Dessner met mensen uit de nieuwe muziek en alternatieve popscene, zoals Philip Glass, Steve Reich, het Kronos Quartet, Jonny Greenwood van Radiohead, het New York Guitar Festival, Bang on a Can All- Stars, Los Angeles Philharmonic, Ensemble Intercontemporain, Metropolitan Museum of Art, BAM Next Wave Festival en New York City Ballet.

In die hoek moeten we het zoeken: typisch Amerikaans- of eigenlijk vooral New York-Amerikaans- pretentieus. Maar als het inventief gebeurt zoals door Dressner kan het resultaat toch verfrissend en aansprekend zijn. En door de samenwerking met deze librettist en regisseur en door de samenwerking met dit vocaal ensemble, Roomfull of Teeth, waarover zo meteen meer, benut Dessner dat New Yorks-pretentieuze door er alle parafernalia van te gebruiken, en doorbreekt het tegelijkertijd. En eigenlijk moeten de credits daarvoor meteen ook gaan naar de librettist, de jonge dichter Korde Arrington Tuttle, en de regisseur, Kaneza Schaal, beiden Afro-Amerikaans.

triptych-eyes-of-one-on-another-baranova-18

© Baranova

Met twee indrukwekkende solozangers van Afro-Amerikaanse komaf, Alicia Hall Moran en Isaiah Robinson, wordt het project veilig langs het taboe op de New Yorks-elitaire white privilege cultuur geleid. Of ontstaat daardoor een nieuwe vorm van blaxploitation, het uitbuiten van zwart-Amerikaanse cultuur inclusief stereotypen. Die kwestie vereist misschien een apart essay. Ik kom erop terug, maar wil nu eerst weer naar de voorstelling die ik zag. Ik zou het werk willen omschrijven als een poëtisch uitgewerkte documentaire-opera. De wordingsgeschiedenis van Mapplethorpe’s drie portfolio’s van werk, geheten X, Y en Z, te beschouwen als een drieluik, vandaar Triptych.

Eerder noemde ik Bryce Dessners samenwerking met Steve Reich. Aan Reich moest ik tijdens de voorstelling denken vanwege diens The Cave, zijn documentaire-muziektheater-stuk lang geleden in het Holland Festival over de grot van de Bijbels aartsvaders in Hebron (West-Bank), en de controverses daarover vanwege de synagoge en de moskee die op die plek over de grot heen zijn gebouwd.

De objectiverende documentaire-stijl waarmee de tekst van The Cave probeerde distantie te scheppen ten opzichte van de emotionele kant van het onderwerp worden ook door componist Dessner en librettist Tuttle toegepast, zij het dat Tuttle af en toen juist dichterlijk en emotioneel van het historiserende boekje afwijkt, wat door Dessner wordt beantwoord in emotionele climaxen in de muziek.

Tuttle en Dessner voegen bovendien teksten in van de Amerikaanse avant-garde popzangeres en dichteres Patti Smith, ooit een huisgenoot van Mapplethorpe, en van de dichter en Afro-Amerikaanse gay activist Essex Hemphill, die net als Mapplethorpe aan AIDS overleed; een voorbeeld van zijn werk dat in het libretto is opgenomen: In Amerika plaats ik mijn ring om je pik waar hij hoort. Geen ruiters die verschrikking brengen, geen onheilsoldaten zullen binnenvallenen ons uit elkaar drijven. Ze zijn te druk met de verdeling van het buitgemaakte land om acht op ons te slaan. Ze weten niet dat wij elkaar nodig hebben, dringend.

triptych-eyes-of-one-on-another-baranova-16.jpg

© Baranova

Wat sommige van de beelden betreft die toen als expliciet werden ervaren (maar waarvan de heftigheid nu vooral poëtisch overkomt): voor deze productie werd samengewerkt met de Robert Mapplethorpe stichting, door de kunstenaar zelf opgericht gedurende de laatste jaren van zijn leven toen hij aan AIDS leed. De stichting waakt over zijn nalatenschap en doneert aan aidsonderzoek. De toestemming van de stichting was hoe dan ook nodig om de beelden te kunnen gebruiken.

triptych-eyes-of-one-on-another-baranova-22

© Baranova

Een aantal foto’s mocht niet worden gebruikt: fisting, golden shower (plasseks) en expliciet sadomasochisme mochten niet. Misschien uit vrees dat die een eigen leven zouden gaan leiden als porno, al zijn ze ook in boeken en online te vinden. Overigens waren ook Mapplethorpes foto’s van bloemen opgenomen in de beeldenreeks. Waarbij opviel hoe erotisch die foto’s zijn, zeker in deze context, terwijl ze tegelijkertijd demonstreerden hoe esthetische schoonheid in erotiek een constante is in al het werk van Mapplethorpe. En planten zijn ook organismen die bezig zijn met voortplanting en voortbestaan, en Mapplethorpe was daarin ook zeer expliciet in zijn foto’s orchideeënbloemen en de Venusvliegenvanger, de wellustig gevormde plant die vliegen vangt en verteert.

triptych-eyes-of-one-on-another-baranova-11

© Baranova

Op het podium staat temidden van projecties van werk van Mapplethorpe de zang van vocaal ensemble Roomful of Teeth centraal. Ze beginnen met madrigalen van Monteverdi. Componist Dessner zegt dat het werk van Mapplethorpe hem aan het maniërisme uit de vroege barok doet denken, affectiviteit door bewust overdreven vormen, vandaar. Roomful of Teeth zou eens een hele CD met Monteverdi moeten opnemen of een Monteverdi opera uitvoeren, zelden heb ik Monteverdi emotioneler gehoord, en in lijn van dat emotionele affect waarover Dessner het heeft.

Theatraal is het ensemble ook. Ze zijn vrijwel permanent op het toneel, en bewegen nu eens helder dan weer omfloerst uitgelicht in fraai gelijnde patronen die passen bij de koele lijnen van Mapplethorpe en die tegelijkertijd passen bij de onderliggende broeiende emoties. Twee solisten, Alicia Hall Moran en Isaiah Robinson, demonstreren zowel wat waarschijnlijk klassieke scholing is als vermoedelijk ervaring in gospel en soul. Wat stikt het gelukkig in de wereld van zangers die vocaal net zo goed zijn als, zeg, Patti Labelle en Eddie Kendricks, twee bekende en virtuoze soulzangers.

triptych-eyes-of-one-on-another-baranova-15

© Baranova

Het ensemble heeft sowieso een traditie om zich allerlei vocale stijlen eigen te maken, zoals naar ik begrijp Mongoolse Tuva- en death metal keelzang, Perzische ornamentiek, jodelen, en de zangers gebruiken dat allemaal om optimale zangtechnische vrijheden op te zoeken. Naast de polyfonie van Monteverdi en de Amerikaanse gospel horen we elementen van Amerikaanse barbershop- en jazzy scat zangstijlen, maar ook van klassieke Sprechgesang, genres waarin de leden allemaal doorkneed blijken, waarvan de componist intensief gebruik maakt. Dit alles in een buiteling van loepzuivere en messcherp gezongen harmonische clusters vol duizelingwekkend complexe dissonanten. Vergeet even dat componist Dessner zijn muziek als ‘micro minimal’ omschrijft. Het is gewoon beregoede muziek.

Het instrumentale deel van de muziek werd verzorgd door het ASKO|Schönberg ensemble. De orkestpartijen zijn veel bescheidener, het ensemble zit opgesteld langs de achterwand van het theater. Wel ook bijna steeds in zicht, maar bijna als een onderdeel van het decor, wat mede wordt bewerkstelligd door de uniforme grijze kleding. De dirigent, Brad Wells, staat tegenover het instrumentale ensemble, met de rug naar ons toe. Hij staat achter het vocaal ensemble, maar via camera’s en monitors dirigeert hij het vocaal ensemble wel.

triptych-eyes-of-one-on-another-baranova-33

© Baranova

Een vierde spil op toneel is een jonge danser, Martell Ruffin, die een deel van de tijd op het voortoneel staat of zit, staat of zit vreselijk mooi te zijn. Hij is van de leeftijd die en ook misschien het type dat Mapplethorpe zou hebben kunnen fotograferen. En nu ga ik iets heel precairs schrijven. De acteur is ook heel mager. In de tijd van Mapplethorpe zou dat een omineus teken kunnen zijn geweest, vanwege de rondwarende aidsepidemie. Nu is dat gelukkig niet meer zo. De danser zit er zo prominent tegelijkertijd als menselijke object en als persoonlijkheid, en ook als eenzame, als vreemdeling, dat ik mij kan voorstellen dat de makers het publiek zich wil laten afvragen of wij een mooi iemand en/of een zwart iemand ‘objectificeren’, terwijl de Catch22 natuurlijk is dat de makers de danser ook op die manier gebruiken, en dat dilemma op deze manier ook etaleren.

Muziek: Bryce Dessner
Libretto: Korde Arrington Tuttle
Aanvullende tekst: Essex Hemphill, Patti Smith
Regie: Kaneza Schaal
Muzikale leiding: Brad Wells
Uitvoering: Roomful of Teeth, Asko|Schönberg Ensemble
Solozangers: Alicia Hall Moran en Isaiah Robinson
Danser:  Martell Ruffin
Foto’s: Baranova en Ada Nieuwendijk

Bezocht  op 19 juni 2019