Aylin_Sezer

Matinee opent seizoen met Bellini’s Il pirata

Tekst: Peter Franken

Rubini as Gualtiero in the premiere production

De opera Il Pirata ging op 27 oktober 1827 in Milaan in première en was Bellini’s eerste grote succes. Ondanks een revival van de belangstelling voor deze uitgesproken belcanto componist heeft dit werk niet op het succes van zijn latere opera’s mee kunnen liften. Ook La Straniera dat volgde op Il Pirata wordt betrekkelijk zelden geprogrammeerd. Voor velen blijft Bellini toch vooral de componist van Norma, La Sonnambula en I Puritani. Tot op heden is er in het reguliere circuit geen enkele video opname van Il Pirata verschenen, we moeten het doen met cd’s waaronder de uitvoering in 1959 in Carnegie Hall met Maria Callas.

Ik hoorde Il Pirata in 2003 in de Matinee, uiteraard met Nelly Miricioiu en door een merkwaardig toeval minder dan een jaar later eveneens in Antwerpen. Bij die gelegenheid was het kantje boord of de voorstelling door kon gaan omdat de tenor nogal ziek was en er niet zomaar iemand kon worden gevonden om die zelden gezongen hoofdrol over te nemen. Een spreker legde vooraf uit dat ze er alles aan hadden gedaan om hem op te lappen. Ze waren nog net niet met hem naar de dierenarts geweest maar paardenmiddelen zullen niet geschuwd zijn. Hij gaf geen krimp maar hield het uiteindelijk na de tweede scène van akte 2 voor gezien. Het was hoe dan ook een bewonderenswaardige poging.

IL Pirata met Nelly Miriociou (audio):


In het kort gaat de handeling als volgt.

Akte 1

Gualtiero, graaf van Montaldo, is verbannen en leidt noodgedwongen een leven als piraat. Hij wordt achtervolgd door zijn gezworen vijand Ernesto, de graaf van Caldaro. Deze heeft Imogene, de vroegere geliefde van Gualtiero tot een huwelijk weten te dwingen door haar vader te laten creperen in zijn gevang. Gualtiero lijdt schipbreuk op de kust nabij het kasteel van Ernesto. Als Imogene voedsel en onderdak komt aanbieden aan de overlevenden van de schipbreuk, herkent ze Gualtiero.

Akte 2

Na de herkenning wordt duidelijk dat de liefde tussen Gualtiero en Imogene niet is gedoofd maar Gualtiero slaagt er niet in om Imogene zover te krijgen dat ze haar zoontje en echtgenoot in de steek laat. Gedwongen of niet, ze is nu eenmaal met hem getrouwd. Ernesto heeft hen echter gehoord toen ze hierover spraken en zweert wraak. Dat doet Gualtiero ook, zij het om andere redenen, ze betwisten elkaar nu eenmaal het bezit van dezelfde vrouw. In het duel dat volgt wordt Ernesto gedood. In plaats van te vluchten geeft Gualtiero zich over en wordt ter dood veroordeeld. De wanhopige Imogene verliest vervolgens haar verstand.

Elke sopraan die in de Matinee aantreedt om een rol te vertolken die ooit door de ‘heilige Miricioiu’ werd gezongen heeft het op voorhand zwaar bij het publiek dat die gouden tijden nog steeds koestert. Het is te vergelijken met het altijd maar moeten opboksen tegen de herinnering van Maria Callas. Zelf heb ik daar ook last van, wens geen andere Gioconda of Norma te horen dan van haar. Dat Miricioiu de rol van Imogene in 2003 heeft gezongen, toen het huidige publiek natuurlijk massaal aanwezig was, zal het voor Elena Moșuc er niet gemakkelijker op hebben gemaakt zaterdagmiddag. Dat ze uitzinnig werd toegejuicht is vooral onderdeel van de Matinee folklore, een iets kritischer benadering was op zijn plaats geweest.

Dat brengt me bij het gedrag van dirigent Giampaolo Bisanti, in het dagelijks leven muziekdirecteur van de Opéra de Wallonie. Ik heb hem daar eenmaal meegemaakt, toevallig ook bij een Bellini. Tijdens La Sonnambula zat Bisanti veilig in de orkestbak. Maar in het Concertgebouw waren alle solisten voortdurend binnen contactafstand en ging hij zich te buiten aan handen schudden, omhelzen, zoenen en zo meer.

Na elke grote scène was het raak, en zelfs tijdens een scène werd het spel stilgelegd alsof er een doelpunt moest worden gevierd. Tussendoor stond hij als een clown voor het orkest: wild gebarend, dansend en springend. Een bizarre ervaring. Gelukkig leed de bijdrage van het Radio Filharmonische Orkest er niet waarneembaar onder.

Het duurt even vooraleer Imogene haar opwachting maakt en aanvankelijk horen we dus alleen maar mannenstemmen. Jasper Leever als kluizenaar Goffredo vond ik wat onopvallend, had wat meer kracht en volume van deze bas verwacht. Tenor Mark Omvlee als Gualtiero’s luitenant kwam beter uit de verf.

De derde kleine rol kwam overigens ook voor rekening van een lokale beroemdheid: Aylin Sezer straalde een kalme waardigheid uit in haar vertolking van Adele, Imogenes favoriete hofdame. Ik had haar graag wat meer horen zingen, uitgaande van wat ze mocht brengen deed ze voor Moșuc niet onder. Maar goed beschouwd is er van die kleine rollen niet zo heel veel te maken, zijn vooral van belang voor je cv.

Tenor Michael Spyres als Gualtiero was voor mij geen onbekende. Ik hoorde hem als Masaniello in Parijs in La muette de Portici en in Gent als Faust in de productie van Terry Gilliam. Ik was zonder meer te spreken over zijn vertolking van de titelheld al had ik wat moeite met de Rossiniaanse wijze waarop hij zijn stem omhoog stuwde om een hoge noot te pakken.

Opvallend genoeg wist bariton Franco Vassallo met zijn late verschijning als Ernesto korte tijd de show te stelen. Hij kreeg een open doekje voor zijn introductie en na het inmiddels gebruikelijke handjeklap en omhelzen gebeurde dat opnieuw na de herhaling. Die herhalingen konden wat mij betreft wel achterwege blijven. Ze worden veelal gecoupeerd heb ik me laten vertellen en je zet het publiek er alleen maar mee op het verkeerde been.

Vassallo is geen onbekende in Nederland maar zingt vooral in München. In de opname van Lucrezia Borgia speelt hij een geweldig kat en muis spel met Gruberova, zo heb ik kort geleden kunnen vaststellen. Zoiets gebeurt hier ook tussen Ernesto en Imogene, het is de enige reden waarom ik de opera graag geënsceneerd had willen zien. Voor het overige neem ik genoegen met de boventitels, ik word wat milder in mijn stellingname tegen concertante opera’s.

Mijn eerste kennismaking met Elena Moșuc stamt uit 2002 toen ik haar in Essen hoorde als Elvira in I Puritani. Ze stond toen nog aan het begin van haar carrière in West Europa na al enige tijd furore te hebben gemaakt in Roemenië. Inmiddels beginnen de jaren te tellen en hoewel de nu bijna zestigjarige coloratuursopraan de hoogste noten nog steeds weet te vinden laat haar voordracht hier en daar wel wat te wensen over.

Veel tijd om op te warmen krijgt Imogene niet, het is gelijk raak na haar opkomst en ik was aangenaam verrast toen ze wist af te sluiten met een hoge ‘whatever’. Subtiel was het niet allemaal maar mede door het optreden van Bisanti werd de indruk gewekt alsof het nu al twee nul stond in de wedstrijd. Nadien horen we Imogene vooral in twee grote duetten, met elk van haar mannen, en daarin wist ze me meer te bekoren. Ingehouden zingend, fraaie bijna etherische hoge noten en een mooie evenwichtige voordracht.

Doordat Bisanti alsnog had besloten de laatste scène te couperen had Imogene het laatste woord. Moșuc maakte er een mooi spektakelstuk van en de middag eindigde in een overdonderend applaus.

Tenslotte nog een opmerking over het Groot Omroep Koor. Ingestudeerd door James Henshaw leverde het een uitstekende bijdrage aan het geheel. Al met al toch wel een geslaagde poging deze minder bekende Bellini weer eens onder de aandacht van een select publiek te brengen.

Het slotapplaus (video van Ron Jacobi):

Foto’s: © Simon van Boxtel

Romeo en Julia in Zwitserland

Delius

Frederick Delius wordt tegenwoordig beschouwd als één van de belangrijkste Engelse componisten, maar was hij het wel? Engels, bedoel ik? Hij werd geboren in Engeland, dat wel, maar zijn ouders waren Duitse immigranten. Op zijn tweeëntwintigste nam hij de boot naar Florida, waar hij lessen in muziektheorie volgde en anderhalf jaar later verhuisde hij naar Virginia. Daar heeft hij kennisgemaakt met de muziek van de zwarte Amerikaanse bevolking. In 1886 schreef hij zich in aan het conservatorium in Leipzig, waar hij bevriend raakte met Grieg en Sinding. Beide componisten waren van grote invloed niet alleen op zijn eigen werken maar ook op zijn leven: Delius werd verliefd op Noorwegen en bezocht dat land vaak. Na zijn opleiding trok hij naar Parijs, de stad waar hij het grootste deel van zijn leven woonde. Zie hier de echte kosmopoliet! Hijzelf, in navolging van Nietsche van wie hij idolaat was, beschouwde zich als een ‘goede Europeaan’.

A Village Romeo and Juliet beleefde zijn première in 1907 in de Berlijnse Komische Oper, toen nog onder de titel Romeo und Julia auf dem Dorfe, in het Duits. De opera wordt ten onrechte niet zo vaak uitgevoerd en Nederland moest zelfs tot 15 december 2018 wachten om kennis te kunnen maken met Delius en zijn ontroerende muziek, die noch Engels, noch Duits, noch Frans is. Zelf vind ik de Scandinavische invloeden het sterkst, maar de opera is als de componist zelf: kosmopolitisch en niet in een hokje te plaatsen.

Delius picture

Ernst Würtenberger (1868-1934)“Schweizerland”, vol.5 Nr. 9/10, 1919
Sali und Vrenchem am Fluss

Het libretto (van de hand van Delius zelf en zijn vrouw Jelka) is gebaseerd op de novelle van Gottfried Keller, maar zijn oorsprong ligt in een nieuwsbericht uit de Zürcher Freitagszeitung over de verdachte dood van jonggeliefden die van hun ouders niet mochten trouwen.

Delius jonge paar

Rik de Jong (Sali) en Lotte Cornel (Vreli) © Lodi Lamie

De uitvoering die de ZaterdagMatinee ons presenteerde was van een zeer hoog niveau. Allereerst werd ik zeer getroffen door de invulling van de rollen van de jonge Sali en Vreli door de 13-jarige jongenssopraan Rik de Jong en de amper twee jaar oudere Lotte Cornel. Beide zangers brachten niet alleen hun prachtige stemmen mee, maar gaven blijk van een enorme muzikaliteit en artisticiteit. Ale enigen zongen ze zonder blad (hulde!!!), waarbij zij hun rollen ook nog eens acteerden. BRAVI!

Delius Schwarzer_Geiger_Federzeichnung_Gottfried_Kellers

Der Tod als Geiger mit Stern, Mohn und dem Schriftzug Nachtigall. Federzeichnung auf Kellers Berliner Schreibunterlage

De zwarte vedelaar, een moeilijk te duiden figuur die het – voor mij – een midden houdt tussen een soort Mefisto, een hippie en een op wraak beluste verbitterde man (alle drie de elementen zitten er in) werd fantastisch vertolkt door de bariton David Stout. Hij had de juiste uitstraling voor de rol en wist er alles uit te halen wat er uit te halen was. Zijn donkere bariton klonk zeer verleidelijk maar ook onheilspellend.

De vaders van de jonggeliefden werden prima vertolkt door de bariton Tim Kuypers (Manz) en de bas Callum Thorpe (Marti). Hun ruzie was overtuigend levensecht.

Delius Julia

Een beetje moeite had ik met de hoofdrolvertolkers. Vreli werd gezongen door de sopraan Marina Costa-Jackson. Zij zag er prachtig uit (wat een jurk!) en ze zong uitstekend, maar ik wenste mij wat meer passie. Iets wat ook bij de tenor Matthew Newlin (Sali) miste. Mooie stem, dat wel, maar er ontbrak hem aan charisma.

Daarentegen werden _alle_ kleine rollen werkelijk voortreffelijk ingevuld door jonge Nederlandse zangers: Aylin Sezer, Jeannette van Schaik, Nina van Essen, Raoul Steffani, Leon van Liere, Martijn Sanders, Martin Mkhize en Lucas van Lierop. Wat boffen we toch met zo veel talent! Maar als ik er één iemand moest noemen dan is het Raoul Steffani! Wat een stem! Wat een voordracht! Go, go, Raoul, je wordt het echt!

Het Groot Omroepkoor (instudering: Benjamin Goodson) was zoals altijd onweerstaanbaar goed. Maar het aller- allermooist vond ik het Radio Filharmonisch Orkest dat onder de leiding van Sir Mark Elder voor een werkelijk onvergetelijke middag hebben gezorgd. De orkestrale tussenspelen waarin je als het ware de natuur kan horen: de velden, de bossen, de wind… Alles heb ik in hun spel gehoord. Impressionistisch, een beetje Debussy-achtig, maar o zo Delius-eigen! Denk alleen maar aan de tussen de vijfde en zesde scene geplaatste ‘Walk to the Paradise Garden’, wellicht het bekendste wat Delius heeft gecomponeerd en die zijn eigen leven ging leven.

Maar het was voornamelijk het eind, de bijna ‘Tristan und Isolde’-achtige Liebestod heeft mij tot de tranen toe geroerd. Bedankt ZaterdagMatinee!

Het slotapplaus © Ron Jacobi

Voor wie de opera niet kennen: een tip. In de jaren tachtig heeft de Tsjechische regisseur Petr Weigl de opera verfilmd. Het is een film met playbackende acteurs, alleen Thomas Hampson (de zwarte vedelaar) speelt zijn rol zelf. De film is mooi en de soundtrack, door Decca opgenomen olv Charles Mackerras zonder meer uitstekend.

De uitzending is hier terug te beluisteren:

https://www.nporadio4.nl/gids-gemist/2018-12-15