Anna_El-Khashem

Rode draden als de rode draad bij Idomeneo in Amsterdam

Tekst: Lieneke Effern

Mozarts opera Idomeneo, de dertiende opera van de componist op een libretto van Giambattista Varesco, vertelt het verhaal van de Kretenzische koning Idomeneo. Hij belooft de zeegod Neptunus zijn eigen zoon te offeren in ruil voor een behouden terugkeer na de Trojaanse oorlog. Dit leidt tot een dramatisch conflict tussen plicht en vaderlijke liefde. Ik bezocht de uitvoeringen op 11 februari (akten 1 en 2) en 17 februari bij De Nationale Opera & Ballet in Amsterdam.

Anton Raaff, de eerste vertolker van de rol van Idomeneo

Zoals gebruikelijk begon Mozart met het componeren van de muziek en volgden de aria’s nadat hij de zangers had leren kennen. De opera vorderde langzaam, mede door de vele wijzigingen en aanpassingen die Mozart wilde doorvoeren in het libretto. Zijn vader, Leopold Mozart, bemiddelde in de correspondentie met de librettist en herinnerde zijn zoon eraan een populaire stijl te hanteren, aangezien volgens hem voor iedere 10 kenners 100 onwetenden in het publiek zouden zitten. Dit ontlokte zijn zoon de opmerking: “In mijn opera’s zit muziek voor iedereen.” In de brieven aan zijn vader uitte hij verder zijn mening over de zangers. Hij was tevreden over de tenor Anton Raaff, die op 66-jarige leeftijd de titelrol zong, hoewel hij vocale beperkingen had vanwege zijn leeftijd.

De première van Idomeneo vond plaats in München op 29 januari 1781 en werd herhaald op 3 februari en 3 maart.Mozart wilde de opera ook in Wenen laten uitvoeren en overwoog wijzigingen, onder andere om de rol van Idomeneo door een bas te laten zingen. Uiteindelijk werden deze wijzigingen niet doorgevoerd.

Page from Mozart’s original score for Idomeneo, showing cancellations (© Wikipedia)

Pas vijf jaar na de première werd Idomeneo uitgevoerd in Wenen tijdens een privéconcert door en voor de adel. Mozart maakte veel aanpassingen, waaronder het herschrijven van de rol van Idamante voor tenor. In de 19e eeuw werd de opera voornamelijk in het Duits uitgevoerd in Duitsland en Oostenrijk. Pas na haar 100e verjaardag werd de opera erkend als een vroeg meesterwerk, toen verschillende theaters de opera weer op de planken brachten.

Laurence Cummings © © De Nationale Opera, Bart Grietens

Bij De Nationale Opera & Ballet speelde het Nederlands Kamerorkest prachtig, met een heerlijke strijkersklank. Onder leiding van Laurence Cummings vond ik echter niet altijd de karakteristieke Mozart-klank terug. Ook de tempi spraken me niet altijd aan. Wat dat betreft viel Hartmut Haenchen bij de vorige edities beter in de smaak. Het koor presteerde over het algemeen goed, al waren er hier en daar slordigheden. Gisteren ging het beter dan vorige week, toen sommige koorleden nog worstelden met de visnetten.

Daniel Behle vertolkte de rol van Idomeneo op solide wijze. Persoonlijk denk ik dat hij beter de tweede versie van Fuor del Mar had kunnen zingen, zoals Raaff, omdat de versieringen hem niet erg goed afgingen.

Cecilia Molinari bracht een warmbloedige en overtuigende Idamante ten gehore, en ik vond dat haar stem in het kwartet van de tweede akte prachtig harmonieerde met die van Elettra, gezongen door Jacquelyn Wagner. Zij was voor mij de fraaiste Mozart-vertolkster van de avond. Ze zong haar prachtige aria’s met smaak en solide techniek, wat me zeer gelukkig maakte.

Cecilia Molinari zingt ‘Il padre adorata’ :

Anna El-Khashem speelde Ilia met veel gevoel, maar haar stem klonk enigszins eenkleurig, ondanks haar smaakvolle uitvoering van de grote aria’s. In de derde akte viel het me zwaar de concentratie vast te houden door de overdaad aan draden en dans en te weinig urgentie in het orkest.

Gelukkig mocht Linard Vrielink de grote aria van Arbace zingen en deed hij dat met veel zeggingskracht, waardoor je even goed op het puntje van je stoel ging zitten. Zijn optreden was inderdaad een fraai hoogtepunt. Het was de enige aria die met groot applaus werd beloond.

En dan komen we bij de enscenering, waarover inmiddels al veel is geschreven. Ik vond het opvallend hoeveel aandacht er vooraf in de geschreven pers was voor deze productie van Idomeneo. Het gebruik van de vele rode draden leverde ontegenzeggelijk prachtige beelden op, maar ze waren soms ook storend.

De overvloed aan dansbewegingen vond ik op den duur buitengewoon vermoeiend. Het was wel weer leuk dat een aantal mensen elkaar op de gang begroetten met dezelfde gebaren, wat weer een lach op mijn gezicht toverde.

Een grote misser was het slot, waarbij de regisseur besloot Ilia en Idamante te laten doden, totaal onpassend bij de muziek en de gezongen tekst. Maar een regisseur vindt voor alles wel een goede verklaring, toch? Al met al viel er voldoende te genieten, vooral als je af en toe je ogen even dicht deed om de overdaad aan dans en draden buiten te sluiten. 

Bonus:

Daniel Behle, Cecilia Molinari, Anna El-Khashem, Linard Vrielink, Jacquelyn Wagner, Angel Romero e.a.
Koor van De Nationale Opera (instudering Edward Ananian-Cooper)
Nederlands Kamerorkest olv Laurence Cummings
Regie en choreografie Sidi Larbi Cherkaoui

Foto’s van de productie: © De Nationale Opera, Flip van Roe.

“Beethovens” Fidelio klinkt in Nationale Opera&Ballet

Tekst: Peter Franken

Als onderdeel van het Holland Festival brengt DNO deze maand een serie voorstellingen van Beethovens opera Fidelio, dat staat althans op het affiche. De première van de productie van Andriy Zholdak werkte bevreemdend.

Het verhaal van Fidelio stamt uit 1798 en is uitgesproken melodramatisch. In deze revolutionaire periode werd het gemakkelijk herkend als een strijd waarin een tirannieke heerser het onderspit moet delven door toedoen van een onversaagde tegenstrever. Voor de uit Oekraïne afkomstige regisseur Zholdak moet de verleiding groot zijn geweest om er een eigentijdse versie van te maken waarin Pizarro wordt voorgesteld door Putin met Florestan in de rol van Navalny.

Kennelijk heeft hij besloten dat dit te gemakkelijk was en is daarom een flinke stap verder gegaan. Putin is nog niet erg genoeg, zijn Pizarro is de incarnatie van de duivel zelf. Daarmee wordt het libretto grotendeels onbruikbaar maar daar kan een grote geest als Zholdak niet mee zitten.

Vermoedelijk staat in zijn contract dat Beethovens muziek onverkort moet worden gespeeld en dat alle zangnummers op de oorspronkelijke Duitse tekst ten gehore moeten worden gebracht. Voor het overige heeft Zholdak zich een vrij speelveld toegeëigend. Waar normaal gesproken in het programmaboek een synopsis van het libretto staat lezen we nu het volgende:

‘Beethoven is dood. De kwade genius, Pizarro, heeft de macht overgenomen. Hij zal de harmonie in de kosmos verstoren. Ook de liefde tussen Leonore en Florestan moet worden verbroken. Hij roept daarvoor de hulp in van Rocco, Marzelline en Jaquino. Pizarro ontvoert Florestan naar zijn wereld, achter de spiegel. Leonore gaat op zoek naar haar geliefde en belandt in een duistere droomwereld. Zij moet zichzelf en Florestan bevrijden van het Kwaad en de orde herstellen.’

Deze benadering biedt natuurlijk ongekende mogelijkheden voor het tonen van allerhande beelden die vagelijk in verband kunnen worden gebracht met de strijd tussen Goed en Kwaad, het wezen van de kosmos en de mogelijke impact van ‘dark energy’ waarvan we het fijne nog niet weten maar dat zo bedreigend is dat we een eindeloos voortbestaan van de kosmos wel uit het hoofd kunnen zetten.

Daarnaast is er de kleine wereld van Florestan en de uitverkoren Leonore die in hun kinderjaren de nodige trauma’s hebben opgelopen. Zholdak is tevens verantwoordelijk voor het decor, de kostuums en de filmbeelden en haalt alles uit de kast om er een fraai vormgegeven tafereel van te maken.

Uiteraard zijn er veel spiegels, draaideuren waardoor spelers op en  af gaan. Verder grote ringen waardoor iemand van de ene in de andere wereld zou kunnen treden (?), verwijzingen naar Roodkapje en de Boze Wolf, spelers die elkaar met messen bewerken, witte en zwarte opzetvleugels zoals bij engelen en ga zo maar door.

Op een gegeven moment wordt een filmbeeld vertoond van een voortrazende trein op een station in Shanghai, langdurig hetzelfde beeld. Later verandert dat in een station in New York, 40th Street. Verderop in de voorstelling weer Shanghai. Het deed me terugverlangen naar de tijd dat Herheim zijn producties volstopte met eenvoudig te doorgronden symboliek. Huiselijke taferelen, in slow motion bewegende figuranten die gestileerde bewegingen maken en poppen die spontaan in brand vliegen completeren het beeld, nou ja, zo’n beetje.

Pizarro is in deze bewerking de feitelijke hoofdfiguur. Hij wordt vertolk door de Amerikaanse bas-bariton Nicholas Brownlee die een grote spreekrol heeft gekregen. Met een zwaar Amerikaans accent probeert hij de gewenste duivelse dreiging te etaleren. Zholdak toont hem als een lookalike van Karl Lagerfeld en dat haalt de scherpste kantjes er direct weer af. Op het moment dat hij zijn aria ‘O Gott! Welch’ ein Augenblick!’ aanheft gaat hij van spreek- naar zangstem en dat klonk overdreven luid en schreeuwerig. Brownlee had het beter bij declameren kunnen laten.

Zijn slachtoffer Florestan komt pas laat in het stuk voor maar loopt hier van meet af aan op het toneel rond. Als hij eindelijk mag zingen blijkt ook tenor Eric Cutler zoveel moeite met de partij te hebben dat hij enorm moet forceren om zijn aria tot een goed einde te brengen. Ook in het duet met Leonore viel Cutler me vooral op door zijn ‘hoekige’ zang.

De bas James Creswell als Rocco klonk passend vaderlijk en betrokken, vertolkte goed beschouwd als enige een rol die een beetje overeen kwam met het libretto. Tenor Lienard Vrielink kon mij wel overtuigen als de gefrustreerde Jaquino die voorbestemd was geweest om met Marzelline te trouwen tot zij verliefd werd op Leonore, hier gewoon een vrouw.

Sopraan Anna El-Khashem maakte iets moois van haar rol, goed gezongen. Opvallend was dat de regie haar neerzette als ‘mooie meid’ door haar in galajurken ten tonele te voeren. Verder viel me op dat ze voortdurend aan Florestan zat te klitten, vermoedelijk om te voorkomen dat de toeschouwers de indruk zouden krijgen dat ze naar Fidelio zaten te kijken.

Sopraan Jacquelyn Wagner gaf als Leonore een goede vertolking van de ‘titelrol’ en dwaalde tussen de zangnummers als een padvinder op het toneel rond, door de spiegel, weer terug, opnieuw door de spiegel.

Voor gevangenen is in deze productie geen plaats. Het koor zong dan ook vanuit de orkestbak, mocht natuurlijk niet worden gecoupeerd. Tegen het einde klonk nogmaals een complete ouverture (ben niet zeker van de versie) om Zholdak de gelegenheid te geven die als achtergrondmuziek te gebruiken voor zijn eigen stuk. Dat was immers nog lang niet afgelopen. Pas toen het complete koor (gevangenen en het volk) op het toneel verscheen, samen met alle andere medewerkenden, kon ik opgelucht ademhalen. Dit moest toch wel echt het einde zijn van deze ‘Fidelio’ met ruim 150 minuten zuivere speeltijd.

En het KCO? Ach, dat speelde gewoon Beethovens partituur, op een wijze die we van dit orkest gewoon zijn, en onder leiding van dirigent Andrés Orozco-Estrada.

Trailer van de productie:


Fotomateriaal: © Monika Rittershaus | De Nationale Opera

Discografie: Mijn haat-liefde verhouding met Fidelio van Beethoven