Films en toneel

Like a complete unknown: fraaie film over Dylans overgang naar rockstar en vehikel voor steracteur Timothée Chalomet.

Tekst: Neil van der Linden

A complete unknown, de Bob Dylan-biopic, won in geen van de acht Oscarcategorieën waarvoor de film was genomineerd: beste film, beste mannelijke hoofdrol, beste regisseur, beste mannelijke bijrol, beste vrouwelijke bijrol, beste geluid, beste kostuums, beste script. Maar het is een goede film is.

Top 10 Things A Complete Unknown Got Factually Right and Wrong

Does ‘A Complete Unknown’ Get It Right? (Explained)

Ik ging er met de nodige scepsis heen. Ik was in recente jaren allergisch geworden voor de hoofdrolspeler, dat wil zeggen dat het management van hoofdrolspeler Timothée Chalamet klaarblijkelijk kan bedingen dat we voor één derde van de duur van de films waarin hij speelt naar zijn ogen moeten kijken. Die, zoals we sinds zijn doorbraak in Call me by your Name uit 2018 weten inderdaad wonderschoon zijn, maar die in films zoals Beautiful Boy, Dune en Dune II (resp. 2018, 2021 en 2024) niets toevoegden, en dramatische ontwikkeling in feite in de weg zaten.

Als de camera in Dune inzoomt op de ogen van Chalamet terwijl zijn personage diens moeder omhelst nadat het door het voor hun familie strijdende leger van 80000 man in de pan is gehakt, krijgt hij niet veel meer te zeggen dan ‘It’s alright, ma’. Mythologie begrijpelijk gemaakt voor popcorn-etend publiek, dat inderdaad en masse valt voor Chalamet. Misschien dat Chalamet toen inspiratie opdeed voor deze Dylan-film? De woorden ‘It’s Alright, Ma’ vormen de opening van het refrein van “It’s Alright, Ma (I’m Only Bleeding)” uit 1965. Dertig jaar voor Chalamet werd geboren.

Chalamet had zich voor deze film dan ook nauwelijks ooit beziggehouden met Dylan, voordat regisseur James Mangold hem voor deze film benaderde. Mangold had eerder de succesvolle biopic over Johny Cash gemaakt, Walk the Line uit 2005. Chalamet had intussen mogelijk behoefte aan een acteurs-vehikel waarin hij wat meer te tekst kreeg dan tot nu toe gebruikelijk. (Een geestige maar kleine rol als jonge lover van Francis McDormand in Wes Andersons The French Dispatch uit 2021 zette uiteindelijk weinig zoden aan de dijk, al hoor je er wel echt bij als je in een Wes Anderson film mag spelen.)

In elk geval krijgt Chalamet in A complete unknown veel te zeggen. Heel veel zelfs, met ik moet zeggen bewonderenswaardig resultaat. Hij geeft niet alleen een virtuoos staaltje gitaar- en mondharmonica-spel in de stijl van Dylan weg, maar heeft zich ook diens dialect eigen gemaakt, en weet daarmee bovendien Dylans niet altijd even samenhangende jargon een zo zinnig mogelijke duiding te geven. En ook al zit hij met zijn imitatie van Dylans mompelend spraakgebruik soms op het randje van manierisme. Maar Chalamets gezongen teksten zijn  – net als bij de meester – zonder meer duidelijk verstaanbaar.

A Complete Unknown “Like A Rolling Stone (Newport 65 Version)” by Timothée Chalamet

En dat heeft ertoe geleid dat menige Dylan-song zich weer als oorworm in mijn bewustzijn heeft genesteld. Om te beginnen de song waaraan de titel van de film is ontleend, “Like a Rolling Stone”, met als eerste refrein:  

How does it feel, how does it feel?
To be without a home
Like a complete unknown, like a rolling stone
.

In de tweede keer dat het refrein wordt gezongen wordt dat:

How does it feel, how does it feel?
To be on your own, with no direction home
A complete unknown, like a rolling stone
.

Deze song stamt van de LP Highway 61 Revisited, die eind augustus 1965 uitkwam. Het verhaal van de film stopt vlak nadat Dylan de song live uitvoerde in juli 1965, tijdens het Newport Folk Festival, en wel, net als op de LP, in een on-folkmusic-bezetting, met twee elektrische gitaren: die van Dylan zelf en de Paul Butterfield Bluesband-gitarist Mike Bloomfield, met verder Al Kooper op hammondorgel, en nog twee leden van de Paul Butterfield Bluesband op bas en drums.

Deze song wordt in de film voorgesteld als het omslagpunt in Dylans artistieke ontwikkeling én Dylans waardering bij het publiek. Dat festivalpubliek uit 1965 had het kunnen weten, want, zoals we ook in de film zien, Dylan had zijn akoestische gitaar al een paar keer eerder ingeruild voor een elektrische; Bloomfield, Kooper en de anderen waren al eerder te horen als begeleiders op de LP Bringing it all back home uit maart/april 1965.

Bob Dylan – Subterranean Homesick Blues van de LP Bringing it all back home uit maart/april 1965. De eerste echte popclip (?).

De oude fans waren gewaarschuwd. Het probleem was dat de oude fans – en de festivaldirectie – tijdens het Newport 1965 festival de ‘oude’, ‘pure’, folk-Dylan nog eens wilden horen, de Dylan op akoestische gitaar van “Blowing in the Wind”, “Mr Tambourine Man”, en het nummer dat zoals we in de film zien in de 1964-editie van dat festival nog zoveel furore had gemaakt en luidkeels werd meegezongen, “The Times they are a-changin’”; Dylan wilde misschien ook aantonen dat de boodschap van die song het publiek in 1965 al was ontgaan.

In de film is “Like a Rolling Stone” Dylans Sacre du Printemps of Pierrot Lunaire-moment. In de film roept iemand uit het publiek Dylan uit tot devil. Historisch gebeurde dat een jaar later, nota bene – of all places – in de Beatles en Rolling Stones thuishaven Engeland, toen een folk-puritein in Manchester Dylan voor duivel uitmaakte. In een clip op Youtube zien we dat in het echt “Like a Rolling Stone” tijdens Newport 1965 toch echt ook wel bijval kreeg.

Bob Dylan – “Like A Rolling Stone”, Live at Newport 1965

Let erop dat Dylan, misschien als provocatie, met zijn gitaar “The Times they are a-changin’” lijkt in te zetten.

In de film loopt Dylan “Like a Rolling Stone” van het podium af, in werkelijkheid zong hij nog een song. Nadat het publiek en de festivaldirectie hem hadden gesmeekt om toch iets akoestisch te zingen, kwam hij toch terug voor nog twee akoestische songs, “Mr Tambourine Man” (autobiografisch?) en “It’s all over now Baby Blue”.  

“It’s all over now Baby Blue” zien we ook in de film, maar hij zingt hiervan maar één couplet. Of dit historisch juist is kan ik niet nagaan. In elk geval maakte hij het publiek duidelijk dat het nu voorgoed voorbij was, die avond en voorlopig de hele folkscene. Er zijn flink wat controverses rond de werkelijke gang van zaken tijdens het festival.

Electric Dylan controversy:

https://en.wikipedia.org/wiki/Electric_Dylan_controversy

Uit een artikel op Wikipedia: “Bruce Jackson, another director of the Newport Folk Festival, called the incident “the myth of Newport”. Jackson was present at Dylan’s 1965 performance and in 2002 reviewed an audio tape of it. Jackson contends that the booing was directed at Peter Yarrow (also a member of the Festival’s Board), who upset the crowd when he attempted to keep Dylan’s spot to its proper length [namelijk drie songs, wat suggereert dat Dylan eigenlijk best meer wilde zingen]; Jackson maintains there’s nothing to indicate the crowd disliked Dylan’s music, electrified or not.”

Het jaar daarop, in 1966, zouden overigens verschillende elektrische acts in het festival optreden, waaronder de Lovin’ Spoonful, Howlin’ Wolf, Chuck Berry en de Blues Project. Dus misschien dikt de film de controverse tussen folk-puristen en vernieuwers een beetje aan. Maar het is een film.

Bob Dylans religie

https://www.thejc.com/life/the-complex-jewish-past-of-bob-dylan-fsyu8xhc

Over die devil gesproken: religie speelt in Dylans teksten een grote rol. In de scene waarin Dylan zijn eerste Newyorkse vriendin Suzie Roto (in de film omgedoopt tot Sylvie Russo) ontmoet, net nadat hij heeft opgetreden tijdens een liefdadigheidsconcert in een kerk in New York, zien we hem vlak daarvoor een bijbel van een kerkbank pakken en openslaan. Dylan kwam zelf, als Robert Zimmerman maar eigenlijk als Shabtai Zisl ben Avraham ter wereld in een kleine Joodse gemeenschap. Neem in dit verband de tekst van het eerste couplet van de titelsong van Highway 61 Revisited:

Yeah, God said to Abraham, “Kill me a son”
Abe said, “Man, you must be puttin’ me on”
God said, “No”, Abe said, “What?”
God said, “You can do what you want Abe, but
The next time you see me comin’ you better run”
God said, “Where do you want this killin’ done?”
Out on Highway 61

In dit verband is het ook interessant op te merken dat Timothée Chalamet van Joodse komaf is; in Call me by your name, gebaseerd op de deels autobiografisch roman van de Joods-Egyptische schrijver André Aciman, speelde hij al een Joods personage.

© Far Out/ALAMY

Een ander dramaturgisch-filmisch mooi moment in de film is gesitueerd rond het Newport Folk Festival van 1964, als hij samen met Joan Baez  “It ain’t me” zingt, met daarin de volgende zinsnede: ‘It ain’t me you’r looking for babe’.  

Bob Dylan & Joan Baez – “It Ain’t Me Babe”,  Live At Newport 1964




Tijdens zijn relatie met Suzie Roto/Sylvie Russo had hij ook een aan-uit-relatie met Joan Baez. Op het moment dat Sylvie Russo die twee daar deze song ziet zingen, en de twee al musicerend in elkaar lijken op te gaan, wordt het Russo te machtig, en besluit zij rechtsomkeert te maken.

Elle Fanning en Timothée Chalamet op locatie Juni 2024 in Hoboken, New Jersey. Bob Dylan en de historische Suze Rotolo september 1961 New York City PHOTO: GOTHAM/GC IMAGES ; MICEL OCHS ARCHIVES/GETTY

Dylan en Roto, datum onbekend. Getty images

Na zijn optreden gaat Dylan naar haar op zoek, maar hij kan haar alleen nog spreken – heel symbolisch natuurlijk – aan weerszijden van een hek bij de veerpont van Newport naar New York. Maar ze is onvermurwbaar en het is over en uit. Met Baez onmiddellijk daarop ook trouwens. In werkelijkheid was Suzie Roto helemaal niet aanwezig bij dat festival. En in de video van “It ain’t me” tijdens het Newport Folk Festival 1964 lijkt de sfeer tussen Baez en Dylan uitermate genoeglijk.

Ik had ook een probleem met deze twee vrouwenrollen. Namelijk dat Ellie Fanning Russo en Monica Barbaro als respectievelijk Russo en Baez beiden te lievig overkomen. Qua uitstraling, en Monica Barbaro zingt Joan Baez te braaf. Ze heeft een klassiek-achtige sopraanstem en dat maakt haar Baez te ‘keurig’.

Baez was overigens al een grootheid in de folk-wereld toen Dylan in New York aankwam. Dat hij haar misschien deels als opstapje voor zijn eigen carrière zag klinkt in de film impliciet een beetje tussen de regels door. En dat zij zich dat liet welgevallen ook. Dat Dylan in de film (historisch niet correct) na hun eerste gezamenlijke nacht zijn ‘Blowing in the Wind’ nog in bed liggend voltooit, en dat zij meteen een tweede stem meezingt is filmisch een mooi gegeven. Later laat hij haar dan wel weten dat hij niet van plan is dat lied tot het einde der dagen te blijven zingen.

In een latere slaapkamerscène heeft Dylan om vier uur in de ochtend Baez’ hotelkamer binnengedrongen en wekt haar daarna nog een keer als hij op haar gitaar als ik het goed heb “Like a Rolling Stone” of “Highway 61 Revisited” componeert. Maar dat is in de film ook het moment dat Baez er genoeg van heeft en hem definitief de deur wijst. Ze zou in werkelijkheid nog geregeld ook latere songs van hem blijven uitvoeren.

Een overtuigender rol dan die van Russo en Baez is weggelegd voor de echtgenote van Pete Seeger, Toshi (Eriko Hatsune). In tegenstelling tot haar echtgenoot (de legendarische folkzanger en burgerrechten-activist Pete Seeger) ziet zij meteen de potentie van Dylans nieuwe elektrische stijl en moedigt hem aan. Zo houdt zij ook haar echtgenoot tegen als die tijdens Dylans optreden in het Newport Folk Festival 1965 de stekker van de geluidsinstallatie eruit wil trekken.

Pete Seeger was degene die Dylan in Newyorkse folk-clubs introduceerde, maar dus ook degene die wanhoopte toen Dylan op de elektrisch per ging. De rol wordt fantastisch gespeeld door Edward Norton, terecht genomineerd voor een Oscar voor beste bijrol.

De film doet zijn uiterste best ook om aan te geven hoe Dylan artistiek niet alleen eer verschuldigd was aan vroege folkmuziek (we krijgen Dylans bezoek aan de legendarische, inmiddels door de verlamde, aan de ziekte van Huntington lijdende Woody Guthrie te zien), maar ook aan Afro-Amerikaanse muziek, de blues en de zwarte rock&roll; in de film treedt hij op met een fictief personage, Jesse Muffett, vertolkt door blueszanger Big Bill Morganfield, min of meer een personificatie van alle blueszangers aan wie Dylan stilistischatplichtig was. En Dylan belijdt tegenover Pete Seeger zijn bewondering voor Little Richard. Wat Seeger al wel een beetje achterdochtig maakt wat betreft Dylans toewijding aan de ‘zuivere’ folkmuziek.

De film eindigt vlak na dat Newport Folk Festival eind juli 1965. In één van de laatste scenes van de film zien we Dylan na een doorwaakte nacht per motor van het Newport festival 1965 wegrijden. Pete Seeger roept hem nog toe “drive safely”. Tot besluit bezoekt Dylan Woody Guthrie nog een keer. Het laatste beeld van de film is Guthrie die vanuit zijn ziekenhuiskamer Dylan op de motor ziet wegrijden, onder begeleiding van Guthrie’s “Dusty Old Dust (So Long It’s Been Good To Know Yuh)”, gezongen door Dylan/Chalamet.

Een verwijzing naar Dylan die nu geheel zijn eigen weg zou gaan, maar ook naar diens motorongeluk het volgende jaar, op 29 juli 1966. In de maand daarvoor zou Dylan zijn eveneens grotendeels elektrische dubbelalbum Blonde on Blonde uitbrengen, waarvan “I want you” nota bene een vrolijke 1966 zomerhit zou worden.

What is the real truth behind Bob Dylan’s July 29th 1966 motorcycle crash?

In het eerstvolgende album na het motorongeluk, “John Wesley Harding”, uit december 1967, zou Dylan expliciet terugkeren naar de akoestische gitaar, maar nu wel met begeleiding van bas en drums, en de uit de country en western afkomstige steelguitar. Jimi Hendrix zou op geniale wijze bewijzen dat je ook een song van John Wesley Harding kon elektrificeren, in zijn magistrale versie van “All Along the Watchtower”.

© 1967 Leacock-Pennebaker, Inc.

 

Met veel AI verfraaide versie van Hendrix’ All Along the Watchtower

Dylan jaren later in zijn eigen elektrische versie van All Along the Watchtower

De Nobelprijs. Dylan zelf over All Along the Watchtower en hoe hij zelf zijn muzikale genre zag.

Interessant is dat we aan het begin van de film ook Dave van Ronk te zien krijgen, een folkzanger wiens carrière in het begin gelijk opliep met die van Dylan, maar die de aansluiting met het grote publiek miste. Op Van Ronks leven was Joen en Ethan Coen’s magistrale film Inside Llewyn Davis gebaseerd, over een zanger die, anders dan Dylan, telkens op de juiste plaats maar op het verkeerde moment was, of andersom, en waarin we om een hoekje ook een glimp krijgen van Dylans eerste succes in een folkclub in New York. In zoverre is A Complete Unknown dus eigenlijk de sequel van Inside Llewyn Davis.

Toeval wil dat de prachtige Anselm Kiefer-tentoonstelling Sag mir wo die Blumen sind in het Stedelijk en het Van Gogh museum is vernoemd naar Kiefers “Sag mir wo die Blumen sind”, waarvan de titel zoals de musea vermelden is gebaseerd op de anti-oorlogssong “Where have all the flowers gone”, van Pete Seeger. Op een video op Youtube zien we Pete Seeger tijdns een concert in Zweden vertellen dat het lied eigenlijk van de folkzangeres Malvina Reynolds was, of in elk geval was gebaseerd op een song van haar.

Pete Seeger Where Have All The Flowers Gone, Live in Sweden 1968

Bijzonder is dat Joan Baez in 1965 een Duitse versie van dat nummer had opgenomen, inderdaad “Sag Mir wo die Blumen sind” geheten.  

Joan Baez – Sagt Mir Wo Die Blumen Sind

Maar Marlene Dietrich zong het al in 1962:

A COMPLETE UNKNOWN Official Trailer

Waarom de Coen broers’  Inside Llewyn Davis als film toch nog scherper is dan A Complete Unknown. Vanaf 5:38.

For Gustave Charpentier’s Louise on her 125th Birthday

In 1938 the great Abel Gance filmed the opera Louise of Gustave Charpentier. The leading part was played and sung by Grace Moore, perhaps the most famous Louise ever, who also made a great career in Hollywood as a film star.

Grace Moore sings Depuis le jour:

The charismatic French tenor Georges Thill (Julien) also played in several films and, besides having a singing career on stage, also made a name for himself as a great film actor.

Georges Thill and Grace Moore:

There are many cuts, but since the film was supervised by the composer, we can assume that he agreed with them. Unfortunately, the film is not subtitled, but the booklet contains an extensive synopsis with a detailed description of all the scenes.

Bonus:

Grace Moore  and Ezio Pinza in Act IV: Tout être à la droit d’être libre) MET 1943
Sir Thomas Beecham :  

Cd-recording with Ileana Cotrubas and Plácido Domingo under Georges Prêtre:

Louise with Nino Vallin and Georges Thill, recorded in 1935

.

Ademloos luisteren en kijken naar stomme film Prinz Achmed

Tekst: Neil van der Linden

Steven Kamperman is één van de avontuurlijkste musici van Nederland. Eerder besprak ik zijn samenwerking met het ensemble Wishful Singing en Modar Salama voor een vertoning van Fritz Langs ‘stomme’ film Der müde Tod. Nu heeft hij muziek gemaakt voor de vroegste volledig bewaard gebleven ‘avondvullende’ animatiefilm, Die Abenteuer des Prinzen Achmed  van Lotte Reiniger (1899-1981), uit 1926, met een ensemble bestaande uit hemzelf  op altklarinet melodica drums, Hamid Reza Behzadian op Indiase gitaar, ‘lapsteel’ en mondharmonica, Esat Ekincioğlu op contrabas en Eric Vloeimans, trompet.  

Die Abenteuer des Prinzen Achmed, gebaseerd op een drietal episodes uit de Verhalen van Duizend-En-Één-Nacht, was indertijd meteen al een hoogtepunt uit de filmgeschiedenis, mede door Lotte Reinigers spectaculaire gebruik van techniek. Elk frame werd minutieus gefilmd en er waren 24 frames per seconde nodig, en dat bij een film die zeventig minuten duurt. Voor elke frame werden silhoutfiguren uit karton en lood geknipt en vervolgens gefotografeerd tegen felle achtergronden. Opmerkelijk was ook dat, in de tijd waarin films nog zwartwit waren, de oorspronkelijke versie werkte met verschillend gekleurse achtergronden.

Reiniger experimenteerde ook met de eerste multiplane camera, waarmee je verschillende figuren onafhankelijk van elkaar kunt laten verschuiven – een techniek die vervolgens decennia lang in de animatiefilm zou worden gebruikt. Sterren werden gemaakt door een stuk karton met kleine gaatjes voor een sterke lampen te houden, golvende zeeën door stukken door stukken doorzichtig papier over elkaar heen te leggen en met zilverpapier erbij kreeg je maanverlicht water.

Die Abenteuer des Prinzen Achmed was overigens ook de  eerste  publieksfilm die openlijk homoseksuele geliefden portretteerde, namelijk de Keizer van China en ‘Des Kaisers Liebling’, Ping Pong geheten. Reiniger zei hierover: “Ik kende veel homoseksuele mannen en vrouwen uit de film- en theaterwereld in Berlijn, en zag hoe zij leden onder stigmatisering. […] Ik vermoed dat toen de keizer Ping Pong kuste, dat de eerste gelukkige kus tussen twee mannen in de bioscoop moet zijn geweest, en ik wilde dat het heel kalm zou gebeuren, midden in Prince Achmed, zodat kinderen — sommigen die homoseksueel zouden zijn en anderen die dat niet zouden zijn — het als een natuurlijk verschijnsel konden zien, en niet geschokt of beschaamd zouden zijn.”

NB, deze homoseksuele amoureuze avonturen zijn gewoon ontleend aan de originele Verhalen van Duizend-En-Één-Nacht.

Enfin, door naar de muziek. Steven Kamperman, zelf op zijn vertrouwde altklarinet en daarnaast op melodica en drums, verzamelde een drietal geweldige musici om zich heen. Esat Ekincioglu op contrabas, Hamidreza Behzadian op Indiase gitaar, ‘lapsteel’ (een liggend op de knieën bespeelde variant van de ‘steel guitar’ bekend uit de Country & Western muziek) en ook op mondharmonica, en voor een deel van de tour ook trompettist Eric Vloeimans.

De voorstelling begint met een ouverture – net als in een opera, zo vertelt Kamperman aan het begin . Na een paar noten op de bas heft Hamidreza Behzadian op vol volume een hemels zangerige, maar soms ook bijna persiflerend lamento solo aan op zijn lapsteel. Het idioom doet aan Indiase muziek denken, een assocatie die verderop in de voorstelling een paar keer terugkeert als hij op de – ook op de knieën liggende – Indiase gitaar speelt. Steven Kamperman vult aan met toonreekse op de altklarinet, waarna Eric Vloeimans invalt met fraaie trompet licks. Dan begint de film. Kamperman speelt ook op drums, én op melodica, en dat soms als Behzadian de mondharmonica bespeelt, wat een verrassende combinatie oplevert. Het verhaal speelt zich af in magische landschappen en wonderpaleizen, en natuurlijk zijn er boze tovenaars, goede geesten en stormen op zee te over, allemaal materiaal dat virtuoos wordt verklankt.

Als de protagonisten aankomen bij de keizer van China mag Eric Vloeimans op een gong slaan. Ja, het is ook heerlijk spelen met stereotypen, maar dat doen én de oorspronkelijke Verhalen van Duizend-En-Één-Nacht zelf ook.

Het af en toe zelfs spookachtige geluid van Hamidreza Behzadians lapsteel en Indiase gitaar is een vondst. Esat Ekincioglu speelde niet alleen fraaie jazz-motieven op de bas maar ontlokte er ook klop- en slag-geluiden aan, mondharmonica en melodica klonken soms samen als een oprukkende Janitsaren-colonne en Eric Vloeimans liet het geluid van zijn trompet geregeld door allerlei klankomvormers als phasers en echo-pedalen gaan waardoor het klankdecor kosmische dimensies kreeg.

Ik denk dat kinderen deze voorstelling geweldig vinden.  Maar blijkbaar geldt dat ook voor jongeren, de groep die niet meer onder kinderen valt, vanaf 13, 14 jaar. De generatie die vergroeid is met smartphones. Maar op de rij voor mij zat zo’n groep jongeren die, zo constateerde ik, net als ikzelf, ademloos naar de film keken en naar de muziek luisterden.

.

Link naar de film (met andere muziek) :

Over Der müde Tod met muziek van Steven Kamperman:

Link naar Steven Kampermans website met meer speeldata Prinz Achmed:

https://www.stevenkamperman.nl/



Soundtrack to a coup d’état, ‘syncopated thriller’ over de rol van jazz in de wereldgeschiedenis en de ondergang van Patrice Lumumba.

Tekst: Neil van der Linden

Je ziet een voormalig hoofd van de (Britse inlichtingendienst de) M15 verklaren dat de beste methode om je wil door te drijven is om partijen te vinden die je tegen elkaar kunt opzetten.

Je ziet Eisenhower glashard bij de Verenigde Naties verklaren dat de soevereiniteit van nieuwe landen heilig is en dat buitenlandse inmenging uit den boze is. Even later een hoofd van de CIA aan het woord komt die vertelt dat Eisenhower had gezegd dat Patrice Lumumba, de nieuw gekozen president van het net onafhankelijk geworden Congo, aan de krokodillen moest worden gevoerd.  En dat hij als lid van de delegatie die met Louis Armstrong meereisde een pistool mee kreeg waarmee je een onzichtbaar ijspijltje kon afschieten dat zonder dat het beoogde het slachtoffer het zelfs maar zou voelen een gif zou inspuiten dat een hartaanval kon veroorzaken.

The murder of Congo’s first post-independence leader Patrice Lumumba took place as famed jazzman Louis Armstrong was touring the country. The two events were not a coincidence, as the acclaimed documentary, ‘Soundtrack to a Coup d’Etat’, reveals.

https://www.brusselstimes.com/1103100/how-jazz-played-out-over-congos-chaotic-coup

Je ziet even later Louis Armstrong verklaren dat hij daarna zijn Amerikaans burgerschap wil opgeven en naar Ghana wil verhuizen.

Louis Armstrong and the spy: how the CIA used him as a ‘trojan horse’ in Congo

https://www.theguardian.com/music/2021/sep/12/louis-armstrong-and-the-spy-how-the-cia-used-him-as-a-trojan-horse-in-congo

Je ziet Khruschev zich bij de VN als held van de nieuwe landen ontpoppen als hij verklaart dat buitenlandse inmenging taboe is. Je weet dat de Sovjets in 1956 een bloedig einde maakten aan de Hongaarse Opstand.

We zien de beroemde scenes waarin gedirigeerd door Khruschev de delegatie van de USSR (toen nog maar net toegelaten tot de VN; China was nog buitengesloten – ergens in de documentaire wordt gezegd dat de VN eigenlijk gewoon een instrument was van de VS) bij een aantal toespraken van Eisenhower en met name na het bericht over de dood van Lumumba met de vuisten op tafel trommelt. Of Khruschev nou werkelijk ook met een schoen op tafel had getrommeld is niet goed te zien.

Je ziet Rostropovich optreden bij de Verenigde Naties, waarna de toenmalige Secretaris General Dag Hammarskjöld verklaart dat muziek een taal is die ook kan uitdrukken wat niet onder woorden kan worden gebracht en die iedereen voelt. Cultural diplomacy vond over en weer op alle fronten plaats. Hoewel musici als Rostropovich zich later als dissident opwierpen, was het de VS een doorn in het oog dat de USSR zich meer en meer het monopolie op ‘hoogstaande’ klassieke als soft power toeëigende. 

Daarop besloten de VS juist de andere kant op te gaan en als tegenwapen de ‘volksere’ jazz te gebruiken. Daarin zouden misschien bijvoorbeeld de mensen uit Afrika zich meer herkennen. Wat in een ricochet-effect had toen de Amerikaanse jazz-musici zich meer en meer met de Afrikaanse dekolonisatiebewegingen gingen identificeren en bijvoorbeeld bij monde van Malcolm X Lumumba tot held verklaarden.

Jazz Diplomacy during the Cold War | The Jazz Ambassadors

https://www.pbslearningmedia.org/resource/jazz18-ss-ela-jazz/the-jazz-ambassadors-jazz-diplomacy-in-the-1950s/

Vervolgens horen we een interviewfragment met Khruschev waarin hij verklaarde dat jazz geen muziek is. (Dat kenden we ook al van de Nazis.) De documentairemaker mixt briljant het geluid van het getrommel op tafel door de Soviet-delegatie met de slagwerkgeroffel van Max Roach en voetgeraffel van Dizzy Gillespie. Even daarvoor zagen we hoe Dizzy Gillespie zich kandidaat had gesteld voor het presidentschap van de VS, eerst als grap, maar het werd vervolgens kreeg het een serieuzere kant.

Louis Armstrong wordt warm onthaald in Ghana en treedt op voor 100000 mensen, naar wordt beweerd het grootste concertpubliek tot dan toe ooit. Ghana’s president Nkruma, één van de toonaangevende leiders in de Afrikaanse onafhankelijkheidsbeweging, krijgt tranen in de ogen als Armstrong een lied aan hem opdraagt, “Black and Blue”.

Jazz als een alternatief voor de high brow cultural diplomacy door de USSR.

Strains of Freedom Jazz Diplomacy and the Paradox of Civil Rights

Louis Armstrong, als vrolijk ogende en goedlachse persoon, die ‘niet al te moeilijke’ muziek maakt, was het “Trojaanse paard” van de Amerikaanse jazz-diplomatie, zoals onderzoekster Susan Williams het beschrijft, en we zien hem ook in Egypte. De New York Times wordt in de film geciteerd, die jazz het belangrijkste instrument in de Amerikaanse buitenlandse betrekkingen met een ‘blue’ mineur akkoord noemt.

Andere jazz musici waarvan we beelden zien zijn John Coltrane, Duke Ellington die fraai uitlegt dat hij geen jazz speelt maar op de piano droomt en die we in Iran en Syrië zien. Ornette Coleman en Art Blakey die allebei categorisch weigerden zich in te laten zetten voor de diplomatie, Nina Simone en wel verschillende keren, onder meer prachtig uit het raam van vliegtuig kijkend, op weg naar een Afrikaans land. Maar juist Simone had al vroeg in de gaten dat ze werd gebruikt en bedankte verder voor de eer.

Prachtig zijn ook de beelden van Abbey Lincoln, die van de Cubaanse VN delegatie toegangskaarten had gekregen voor de VN-vergadering na de moord op Lumumba en met zestig medestanders een luide protestactie voerde, voor ze met geweld de zaal werden uitgezet; Lincoln werd het werk daarna zo moeilijk mogelijk gemaakt. We zien haar met Max Roach in prachtig fragmenten uit ‘We Insist! Max Roach’ Freedom Now Suite’ waarin ze de schreeuw herhaalt die haar ook beroemd maakte in de vergaderzaal van de Verenigde Naties.

We Insist! Max Roach’ Freedom Now Suite’

Veel aandacht is er ook voor Dag Hammarskjöld. Als Lumumba als nog steeds wettelijk gekozen president van Congo, tijdens zijn door legerkolonel Mobutu op instigatie van de VS en met medewerking van de VN ingestelde huisarrest, Hammarskjöld vraagt om bij de VN te mogen komen spreken, zegt Hammarskjöld ja maar weigert intussen op last van de VS een vliegtuig te sturen. Bovendien wordt het inreisvisum voor Lumumba  door de VS geweigerd. Even later vindt de moord op Lumumba plaats.

Dag Hammarskjöld: “I shall remain in my post!” (1960), nadat zijn positie wankelde toen zijn bedenkelijke rol bij de moord op Lumumba duidelijk werd. Schrijnend is ook hoe een aantal landen daarop het aftreden van Hammarskjöld eist, maar hij zich er, met instemming van het Westen, ‘pre-Ruttiaans’ (zoals Rutte) uitkletst. Zie zijn toespraak in de Youtube link.

De rol van professionele huurmoordenaars komt ter sprake. Uit Zuid-Afrika, België en Duitsland bijvoorbeeld. Een Duitse huurmoordenaar verklaart hoe hij een goed leven had: mooi weer, af en toe schieten en een bankrekening thuis die dagelijks werd bijgevuld. Intussen is hij echt een beschaafde persoon, wil hij de interviewer laten weten, want tijdens rustperioden in de hoofdstad Leopoldville (het tegenwoordige Kinshasa) gaat hij ook naar de concerten met klassieke muziek die het plaatselijke Goethe Instituut organiseert.

De documentaire is een oogverblindend en bijna oorverdovend inferno van met elkaar verweven verhaallijnen. Voor wie de Congo-crisis indertijd via het wereldnieuws heeft meegemaakt is deze documentaire ook een soundtrack bij herinneringen aan namen die dagelijks door het nieuws gonsden.

Lumumba, Kasa Vubu, Tshombe, Mobutu, Katanga (de Congolese provincie in het zuidwesten waar – en daar ging het allemaal om – de uraniummijnen lagen waarvan het atoomprogramma van het Westen afhankelijk was. De bommen op Nagasaki en Hiroshima waren met uranium uit Katanga vervaardigd. In Katanga liggen ook belangrijke koper-, diamant- en cobalt-mijnen. De laatsten spelen nu net zo’n verderfelijke rol als toen vanwege de wereldvraag naar grondstoffen voor de batterijen voor onze Tesla’s en iPhones.

De uraniumtoevoer was tot de Congolese onafhankelijkheid in handen van het Belgische staatsbedrijf Union Minière, maar twee dagen voor onafhankelijkheid werd de Union Minière (nog zo’n naam uit het wereldnieuws-geluidsdecor van toen) geprivatiseerd en werden de Belgische staat en de Belgische koning aandeelhouders. Zo bleef het bedrijf uit handen van de Congolese staat. Bovendien steunden België en VS de afscheiding van Katanga en kwam daar een marionet aan de macht, Tshombe.

Het geheel wordt nog duizelingwekkender als je je realiseert dat de gebeurtenissen tussen de onafhankelijkheid van Congo en de moord op Lumumba zich in een periode van nauwelijks zes maanden hebben afgespeeld. Na dit bloedige half jaar was de toevoer van uranium uit de mijnen van Katanga weer veiliggesteld.

Dit alles dus in een spectaculaire montage, ‘a syncopated thriller’ zegt de trailer. In de esthetiek van televisie uit de jaren vijftig gemengd met het design van de klassieke Blue Note LP-hoezen. Schrijnend zijn dan de fragmenten van Congolese zangers zoals Franco die tijdens het huisarrest van en na de moord op Lumumba vragen om zijn terugkeer.

Soundtrack to a Coup d’Etat – Official Trailer

Balla Et Ses Balladins – Lumumba

Lumumba – Salum Abdala & Kiko Kids

Mariam Makeba Lumumba

En dit is toch hartverscheurend, inclusief een pleidooi voor een grondig onderzoek

Lumumba, Héros National – Franco & L’O.K. Jazz 1967

Eye meets Marmoucha. Nieuwe muziek bij de Georgische stomme film Eliso

Tekst: Neil van der Linden

Wie kent de Circassiërs nog? Ofwel de Tsjerkassiërs, een Kaukasisch volk waarop de Russische machthebbers het vele malen hadden voorzien. Misschien was Rusland bang voor ze vanwege hun militaire suprematie in onherbergzame gebieden, in combinatie met een sterk gevoel voor onafhankelijkheid. En ze waren Moslim.

De unieke Soviet-film Eliso uit 1928 van de Georgische regisseur Nikoloz Shengelaia gaat over de grootscheepse ‘vrijwillige’ deportaties die het tsaren-regime halverwege de negentiend eeuw uitvoerde om de Circassiërs naar Turkije te sturen. Ze moesten plaats maken voor kozakken, die loyaler waren aan de tsaren.

Op 17 mei 1864 geeft grootvorst Vladimir Nikolaevic, bevelhebber van tsaristische troepen in de Kaukasus, Loris Melikov, commandant in Tsjetsjenië, toestemming om de Circassische boerenbevolking uit hun bergdorpen te verdrijven. In die tijd wordt de Christelijk-Georgische herder Vajia verliefd op een Tsjetsjeens meisje, Eliso, uit een Circassisch bergdorp op de grens met Georgië. Maar hun liefde lijkt te mislukken.

Eliso staat ook op Youtube:

Het is een ‘stomme’ film, zonder geluid dus. Eye organiseerde in het kader van een serie minifestivals genaamd Eye meets Marmoucha een vertoning waarbij het Marmoucha Orchestra muziek bij de film speelde.

Opmerkelijk is hoe on-Hollywoods de film is. Er is de nodige heroïek: het lukt Vajia om de opperbevelhebber van de kozakken te dwingen een brief te laten te tekenen waarin het besluit wordt herroepen, maar hij raakt daarbij gewond en komt te laat terug bij het dorp. Eliso was intussen ’s nachts terug geslopen naar het dorp en stak het in brand, vlak voordat de kozakken de woningen willen betrokken. Dus de kans op terugkeer was sowieso verkeken.

Ook hoe het met de geliefden afloopt is on-Hollywoods. Vajia wil met Eliso en haar volk mee, maar de dorpsoudsten willen geen vreemdelingen in hun gelederen. En Eliso besluit om niet hem te volgen, maar bij haar eigen mensen te blijven. Het is trouwens opmerkelijk hoe vanzelfsprekend het is in de film dat Eliso haar eigen weg gaat.

Opmerkelijk is ook het jaartal van de film: 1928. Stalin kwam in 1924 aan de macht. Een anti-tsaren- en -kozakken-film paste natuurlijk in de lijn van het regime. Maar is de film niet ook verhulde kritiek op Stalin, die met andere volkeren in de Soviet-Unie, waaronder de Tartaren, hetzelfde deed? Dat de kozakken in de film allemaal grote Stalin-snorren hebben zegt misschien het nodige. Ook de dubbele on-happy end strookt niet te stroken met het optimisme dat toen van de reine Soviet-kunst wordt verlangd.

Sergej Eisenstein zou later zeggen dat er maar twee goede verfilmingen waren van Kaukasisch dansen en Shengeleia’s registratie van Kaukasisch dansen in Eliso beter was dan die in zijn eigen film uit hetzelfde jaar in Ten Days that Shook the World. En het is inderdaad een ook technisch fabelachtige scene, net als de vele indrukwekkende beelden van de bergen en rivieren, die meer zijn dan idyllische plaatjes; eigenlijk lijken ze te vragen: Russen (waaronder Stalin?) wat doe je hier?

In de literatuur over de film worden de Circassiërs/Tsjerkassiërs overigens nog wel eens door elkaar gehaald met de Tsjetsjenen, die nog steeds grotendeels in de Kaukasus wonen. Daar heeft Poetin veel recenter huisgehouden, onder meer door hun hoofdstad Grozny plat te bombarderen, waarna hij daar de gruwelijke paladijn Kadyrov heeft neergezet. Die ook de naamsbekendheid geniet vanwege zijn “lieve” zoon die in het bijzijn van zijn vader voor de televisiecamera’s een gearresteerde anti-oorlogsdemonstrant in elkaar schopte.

Maar dat zijn dus niet de Circassiërs. Het grootste deel van de Circassiërs is sinds lang verdreven en woont nu verspreid zeer zichtbaar in Jordanië en Syrië, maar ook in Israël, Egypte en Irak t/m overal in Europa en de VS.

Achtereenvolgens rekruteerden de Ottomanen en de Britten er militaire elitekorpsen uit. Het moderne Amman begon als een Circassische Ottomaanse en later Britse garnizoensstad, en werd gebombardeerd tot hoofdstad van Jordanië toen de Britten als compensatie voor het eerst aan de Hashemitische koningshuis beloofde pan-Arabische rijk twee koninkrijken moesten stichten, Jordanië en Irak, voor de twee belangrijkste Hashemitische prinsen. In Jordanië zijn bestaat de lijfwacht van de koning nog steeds uit Circassiërs.

Het Marmoucha Orchestra bestond voor de gelegenheid uit Maripepa Contreras op hobo, Arin Keshishi op basgitaar, Mohamed Ahaddaf op ud (Oriëntaalse luit), slagwerk Udo Demandt, Adrian Moncada piano, María Cristina González op fluit en Antonio Moreno Glazkov op trompet.

NI

Het ensemble is gespecialiseerd in muziek van de Zuid- en Oost-kant van de Mediterranee, maar maakt uitstapjes die als oriental jazz valt te betitelen.

De filmscore is door Maripepa Contreras gearrangeerd en precies met de beelden gesynchroniseerd, op basis van bestaande en van nieuwe stukken van Mohamed Ahaddaf, Arin Keshishi en Maripepa Contreras zelf.

Het viel op hoe strak het samenspel tussen verschillende combinaties van instrumenten was in de andere stukken, en ook hoe het allemaal aansloot bij de film. Dat leverde ook geestige momenten op bij een scene in de film waarin de koeien van de dorpelingen te zien zijn en in de scenes waarin we de dorpelingen zien dansen.

Er waren, allemaal precies binnen de timing van de film, ook geïmproviseerde passages, onder meer erg fraaie door ud-speler Mohammed Ahaddaf, die steeds meer een eigen meditatieve stijl ontwikkelt, en voor de altviool van Oene van Geel, waarin hij op zeker moment ‘scat’ ofwel (opzettelijk) neuzelig meezong, tot hilariteit van de zaal.

The Night of counting the years staat op YouTube:

Dit was de eerste van de reeks Eye Meets Marmoucha-minifestivals. Gezien 3 en 4 februari Eye Filmmuseum.

Een volgende film uit het Eye archief begeleid door nieuwe muziek is op 8 juni met de film Kif Tebbi, ook uit1928, een in feite pro-Mussolini-film van Mario Camerini, waarin een Arabisch meisje in Libyë het opneemt tegen de Ottomanen, een soort Laura of Arabia dus. Met een inleiding van curator Elif Rongen-Kaynakçi.

Foto’s: © Archief Eye en Neil van der Linden

Voor een euforische ‘totaalervaring’ moet je bij Euphoria in het Holland Festival zijn.

Tekst: Neil van der Linden

Zo achterhaald als donderdag de muziektheaterproductie Metamorfose van een woonkamer (recensie volgt nog) en zo gemakzuchtig als de dansvoorstelling Exotica de dag ervoor overkwamen, zo vernieuwend en inventief is Euphoria, de nieuwe video-installatie van Julien Rosefeldt. Het is zo’n kunstevenement of bijna ‘totaalervaring’ waarbij je je gezegend voelt om die te hebben meebeleefd.

In Rosefeldts vorige video-installatie Manifesto, die ook in het Holland Festival te zien was en later ook als bioscoopfilm werd uitgebracht, zagen we Cate Blanchett in allerlei metamorfosen. Als lerares in een gemengde school in een gegoede buurt in Londen, machineoperateur in een vuilverwerkingsbedrijf in Berlijn die iedere ochtend voor dag en dauw op moet, een dakloze in Berlijn.

Maar ook als een spreker bij een begrafenis binnen een deftige familie waarin we haar beroemde manifesten uit de kunstgeschiedenis en de sociale geschiedenis, van Marx via Malevich tot Marinetti, zien debiteren in de stijl van de dagelijkse werk- of woonomgeving  van het personage.

Ze leest het manifest van Dada als begrafenistoespraak en als de lerares Jim Jarmusch Golden Rules of Filmmaking, Lars von Triers en Thomas Vinterbergs Dogme 95-verklaring en Werner Herzogs Minnesota Declaration (1999). Kijk maar eens hoe ze Tristan Tzara’s befaamde Dada-manifest uitspreekt alsof ze bij die begrafenis over de overledenen praat.

in Manifesto was alleen Blanchett aan het woord, nu past Rosefeldt een vergelijkbaar principe toe, waarbij hij teksten laat uitspreken alsof het spontane discussies betreft, met behulp van een groot aantal verschillende acteurs die de teksten uitspreken.

De teksten komen van (rap-ster) Cardi B tot Rutger Bregman, van Dostojewski tot Houellebecq (dat is niet eens zo ver), van T.S. Eliot tot Fanon, van Machiavelli tot Marx en tot Mann, en van Plato, Vespasianus, Shakespeare en Ayn Rand, en dat allemaal volkomen realistisch gefilmd.

Op een groot centraal scherm midden achterin in de hal zien we acteurs daklozen spelen die zich bij een open vuur en met behulp van slechte sterke drank warm proberen te houden in de winterse kou. Terwijl ze alsof ze het een onderlinge discussie betreft flarden tekst uitspreken wat klinkt als jaarverslagen van bedrijven en persoonlijke beslommeringen van CEOs die het financieel gemaakt hebben. Alsook citaten van ultra-liberale auteurs over het kapitalisme als motor van de publieke welvaart en de zegeningen van materiele hebzucht (Ayn Rand en Cardi B).

We zien vrouwelijke lopend band-werkers in een gigantische distributiehal van een Amazon-achtig bedrijf ook weer als het ware onderling discussiëren aan de hand van teksten over onderdrukking van vrouwen, moderne slavernij in een Westerse context en kolonialisme (Franz Fanon).

In een enorm vroeg-twintigste-eeuws bankgebouw (New York, Boston) spreken klanten en medewerkers de teksten uit over de werking van geld terwijl er steeds meer stapels bankbiljetten worden rond gesmeten en de acteurs zelf ook alle kanten opvliegen in de ruimte.

Er is één optimistische ‘De meeste mensen deugen’-scene met een groep jongeren die een samenscholingsplek hebben in een vervallen busstation en discussiëren over het natuurlijke goede in de mens (in letterlijke teksten van Bregman?).

Zijn het dakloze jongeren? Vermoedelijk niet, Rosefeldt laat ze nu heel netjes Engels spreken en de jongeren zien er goedverzorgd uit. Wel is op gegeven moment het drinkwater op. Maar aan het eind van de scene gaan ze ieder huns weegs, waarschijnlijk gewoon naar huis. De maatschappelijke betrokkenheid van deze als middenklasse ogende jongeren kost ze misschien ook niet zoveel, lijkt de scene te willen zeggen.

En er is de taxichauffeur (Giancarlo Esposito) die in nachtelijk New York een tegenover een zwijgende klant een aangrijpende monoloog van minstens twintig minuten ophoudt over de betekenis van liefde terwijl we in steeds duisterder delen van New York terechtkomen en we voorbij protestdemonstratie, straatgevechten en begrafenisstoeten rijden.

Het onderwerp is de vraag waarom kapitalisme zo aantrekkelijk blijft ondanks zijn verwoestende werking die we om ons heen zien, en de vraag of er oplossingen zijn. Dat is allemaal zware kost, maar net als in Manifesto krijgt alles dankzij de bijzondere manieren van vervreemding ook een lucide kant, vaak geestig en vaak ook ontroerend.

Cate Blanchetts stem is te horen als pratende en zingende tijger, die in een apocalyptisch beeld door de gigantische lege supermarkt loopt en af en toe snuffelt aan etenswaren die uit de eindeloze rijen schappen vallen.

De muziek is van de Canadese componist Samy Moussa, geschreven voor een koor van 140 kinderen en vijf percussionisten (waaronder de befaamde jazz-percussionist Peter Erskine). De kinderen zie je op een cirkel van rondom het publiek opgestelde videoschermen en de percussionisten op vijf grote daarboven gemonteerde aparte schermen.

Telkens tegen het einde van de afzonderlijke verhalen vallen of de kinderen of de percussionisten in en voeren om en om passages uit de muziek uit. Die is een zegening vergeleken met de (veelal Britse) steriele kitsch van veel tegenwoordige koormuziek. Terwijl de kinderen de prachtigste, vaak ook uitermate complexe harmonieën zingen.

Luister maar eens naar het begin van deze clip:

Euphoria staat opgesteld in een enorme hal van het Amsterdamse Markthallen-complex. De locatie is een waardig alternatief voor de gashouder op het Westergasterrein waar Manifesto werd vertoond. Grote delen van de rest van het complex zijn overigens al deels of geheel gesloopt, wat dan wel weer bijdraagt aan de sfeer van het kunstwerk. De locatiemanagers van het Holland Festival verdienen ook lof.

Het aantal bij Euphoria betrokken personen heeft Hollywoodse proporties. Bij de ingang van de hal hangen enorme lijsten van de medewerkers. Alsof we een recente blockbuster zijn gaan zien.

Nogmaals de trailer

Julian Rosefeldt zelf over Euphoria

Julian Rosefeldt over Manifesto

Manifesto in de bioscoopfilm-versie compleet. Cate Blanchetts lerares-scene begint bij 1:21:24

Julian Rosefeldt

Gezien 10 juni Amsterdam.

Foto’s: © Julian Rosefeldt.



Angela: het nu volgende verhaal is echt, maar ook een projectie. Niet meer. En ook niet minder.

Tekst: Neil van der Linden


Ixchel Mendoza Hernández en het pluche ‘beertje’ ofwel poolvosje of poolhondje


Tijdens de voorstelling moest ik even denken aan de moedergiraffe in dierentuin Emmen die stierf tijdens de bevalling van haar jong. Het kalf was al dood doordat het verkeerd lag. Daarna stierf ook de moeder.

Geboorte, dood, liefde, verloren liefde, gebrek aan liefde, moeder en kind, daar gaat deze voorstelling over. Daar gaat veel kunst over. En toch is het goed te benoemen dat ook deze voorstelling daar bij uitstek over gaat.

Angela speelt zich af in een aanvankelijk somber betonnen interieur met achterin een strak-moderne open keuken. Zes personages. Aan het begin zien we de Angela uit de titel, een jonge vrouw, alleen, nors kijkend, zittend aan een tafel.

Op een matras in een hoek ligt een pluche speelgoeddiertje dat op een poolvosje of poolhondje lijkt, maar later door Angela’s moeder telkens bijna dwingend als beertje zal worden aangeduid, Angela’s speelgoedbeertje.

Een op het speelgoeddiertje gelijkend poolvosje of poolhondje zien we vervolgens op een videoscherm in een animatiefilm. Het kan spreken en richt zich tot het publiek. En zal samen met een later te verschijnen buitenaardse boodschapster  rationeler blijken te zijn dan wat de mensenpersonages op het toneel vervolgens tegen elkaar zullen zeggen.

Een jongen komt een paar keer binnen, die blijkbaar haar vriend is. Maar hij komt ook geregeld binnen met een andere jonge vrouw die weinig affiniteit met Angela heeft, maar die af en toe wel haar afschuw uitspreekt over Angela. En er is Angela’s moeder die evenmin veel affectie tegenover Angela aan de dag legt, maar zich wel voortdurend met haar bemoeit.

Angela blijkt sinds haar jeugd een neurotische aandoening te hebben waarvan ze als influencer op Instagram of TikTok verslag doet. Ze lijkt via het telefoonscherm tegenover haar volgers meer affectie kwijt te kunnen dan in haar fysieke werkelijkheid en debiteert zelfs levenswijsheden die ze nauwelijks kan hebben opgepikt uit haar benauwende dagelijkse omgeving. Een hoogbegaafd geestelijk instabiel oud kind binnen een kluwen van verstikkende psychologische verhoudingen. En terwijl iedereen het over de ziekte van Angela heeft lijkt de moeder te willen bewijzen dat ze nog zieker is.

Langzamerhand begint het decor te veranderen. Een soort zijkamers aan de rechter- en linkerkant en de hele open keuken in het midden blijken haarscherpe filmprojecties te zijn die langzamerhand veranderen, eerst in andere interieurs, met kamerplanten en open haard, tot de haardblokken beginnen te zweven, en we sombere straten, via bosbranden en zonnevlammen zijn.

De benauwende omgeving uit het begin biedt uitzicht op een wijds maar evenzeer bedreigend heelal. We zien video-‘loops’, die bewust zichtbaar niet naadloos aan elkaar zijn gelast. Het ‘a strange loop’ uit de titel wordt op deze deze manier ook een klein beetje gereflecteerd in de techniek van de videomontage.

Zo weinig empathie als de personages onderling aan de dag leggen, zo weinig empathie lijken ze in hun norse onderlinge gedrag van ons, toeschouwers te vragen.  Alleen wordt Angela op gegeven moment wel heel erg ziek, en baart ze, via haar mond, een baby. Waarmee de moeder meteen aan de haal gaat.

Dat Angela zich tegenover haar influencers wel kan uiten zoals tegenover niemand in haar echte omgeving kan een metafoor zijn voor kunstenaarschap. Maar zou de voorstelling ook een metafoor zijn voor de zwaarte – voor een moeder – van het echte fysieke baringsproces?

Bevallen is één van de ongeveer de ‘normaalste’ gebeurtenissen in de geschiedenis van de mensheid (en natuurlijk  van een groot deel van het dierenrijk in het algemeen). Tegelijkertijd is het ook telkens één van de bijzonderste gebeurtenissen, waarbij fysiek dingen komen kijken waarvan een niet-moeder en zeker een man zich nauwelijks een voorstelling kan maken. Hoeveel liefhebbende familieleden je ook om je heen zou hebben, en hoezeer de diep in de biologie verankerde moederlijke oer- -reflexen en -instincten het proces meestal vanzelf de goede kant op sturen.

De videobeelden van foetussen en baby’s tegen de achterwand geven ook aanleiding tot interpretaties in deze richting. En ja, de ‘normale’ geboortes zijn tegelijkertijd toch telkens weer een wonderbaarlijke ‘loop’. En in wat volgt op de geboorte, het opvoedingsproces, kan alles evengoed vanzelf goed gaan, maar het kan ook fout gaan, nog meer ‘strange loops’.

In de voorstelling kan hoop worden geput uit het resterende personage, de van buiten de aarde afkomstig lijkende boodschapster, gespeeld door violiste Diamanda La Berge Dramm. Ze oogt als een cherubijn, en met een soort babydoll aan ook op een grootformaat klein kind, en met haar viool ook op een Orpheus in kindje-Jezus gedaante, die de wereld mooier maakt met muziek, en die samen met het pratend poolvosje op het videoscherm een Messiaanse duiding weet te geven aan het alles wat wij zien.

‘Dit verhaal is gisteren gebeurd, maar ik weet dat het morgen is’, zeggen ze. Aan het begin van de voorstelling hadden we al een tekst in het toneelbeeld geprojecteerd gezien, alsof het geschilderd was: ‘Het nu volgende verhaal is echt.’ Maar voor het moment is het gelukkig ook maar even echt als de projectie. Niet meer. En ook niet minder.

Gezien 7 juni, ITA, Holland Festival.

concept Susanne Kennedy, Markus Selg
tekst en regie Susanne Kennedy
decor Markus Selg
performers: Diamanda La Berge Dramm, Ixchel Mendoza Hernández, Kate Strong, Tarren Johnson Dominic Santia

Soundtrack Diamanda La Berge Dramm, Richard Alexander
live muziek Diamanda La Berge Dramm
video design Rodrik Biersteker, Markus Selg

Foto’s © Julian Röder



Over lijken gaan. Simon McBurneys prachtige volksvertelling en eco-thriller als opening van het Holland Festival

Tekst: Neil van der Linden

Wat een prachtige voorstelling. Een lyrisch volksvertelling-achtig verhaal vermengd met een eco-thriller. Aanvankelijk heb je niet door waar het verhaal zich afspeelt. Ergens tussen Engeland en Schotland of tussen Ulster en de Ierse Republiek misschien? William Blake wordt voortdurend geciteerd, een katholieke priester is prominent aanwezig (en speelt een bedenkelijke rol) en op gegeven moment wordt gezegd dat Engelsen niet erg geliefd zijn in het gebied waar het verhaal zich afspeelt.

Maar dan hoor je dat degene die het grootste deel van het verhaal vertelt Janina heet, niet echt een Engelse naam, en vervolgens dat haar achternaam Duszejko is, en dat ze, oorspronkelijk afkomstig uit Warschau, lerares Engels is in een afgelegen streek van Polen aan de Tsjechische grens.

Ze vertelt dat ze ooit brugbouwkundig ingenieur was en overal ter wereld werkte, tot in Libië en Syrië  toe. Niet echt de fijnste landen zou je zeggen, maar dat waren landen waarmee communistisch Polen waarschijnlijk goede relaties had, en ze dacht daar wel iets goeds voor de bevolking te doen.

Na een ongeluk of ziekte is ze omgeschoold tot schoollerares Engels. In het dorpje waar ze nu woont heeft ze maar beperkt contact met dorpsgenoten, waarvan sommige nogal zonderling zijn, maar zij is dat niet minder.

Een teruggetrokken levende buurman met een aangeboren spraakgebrek, een entomoloog die onderzoek doet naar een zeldzame kever en zelfs min of meer een romantische relatie met haar krijgt. Dr Ali, een immigrant die vroeger arts was bij nomadische stammen in de Sahara; een voormalige schoolleerling, die van haar de passie voor Blake heeft overgenomen en nu nog veel fanatieker over hem is dan Janina, een meisje uit de buurt, enz.

Ze vinden elkaar ieder op zijn/haar manier in het verzet tegen sinistere plannen om het dorp te ontvolken en er een steengroeve van te maken. De boosdoeners zijn lid van een ‘jachtclub’ en spannen onder leiding van een paar gewetenloze zakenlieden samen met de dorpspriester, het hoofd van de politie en de directeur van de school.

Janina Duszejko komt daar achter als haar twee dierbare honden worden doodgeschoten bij een jachtpartij. Aangeslagen door de dood van haar ‘dochters’, zoals ze de honden noemt en onderhand anti-jacht en verklaard vegetariër, gaat ze op onderzoek uit. Vervolgens komen steeds meer leden van de criminele kongsi op mysterieuze wijze om het leven.

Janina, die ook overtuigd astrologe is, kan alles verklaren vanuit de sterren en wijt de moorden ook aan de dieren in het bos die wraak nemen omdat op de plek van de moorden afdrukken van hertenhoefjes worden gevonden en omdat één van de leden van het jachtgezelschap wordt gevangen in een strik die voor dieren was gezet.

Janina wordt bijgestaan door haar club van getrouwen, die steeds meer echte vrienden worden. Wat wij als publiek lange tijd niet weten, maar wel geleidelijk aan kunnen gaan vermoeden is dat (spoiler alert!) Janina zelf de moorden in touw zet; al dan niet bewust, zozeer is ze aangegrepen door de dood van haar twee honden.

En ja, als dit alles aan het licht komt zijn al haar nieuwe vrienden zo met haar begaan dat ze haar uiteindelijk over de grens in veiligheid brengen in een diep woud, waar ze misschien nog lang en gelukkig zouden leven. Daar heb je vrienden voor.

Dit alles wordt in vliegende vaart en toch in een voorstelling van inclusief pauze maar liefst drie uur en twintig minuten ijzersterk neergezet in Drive Your Plow Over the Bones of the Dead, de openingsvoorstelling van het Holland Festival van dit jaar.

Olga Tokarczuk

Het personage Janina Duszejko is gebaseerd op de hoofdpersoon in de roman van de Poolse auteur en Nobelprijswinnaar Olga Tokarczuk, in het Nederlands vertaald als Jaag je ploeg over de botten van de doden, natuurlijk ook naar een dichtregel van Blake

De gigantische rol van Janina Duszejko, die bijna de hele tijd aan het woord is werd vertolkt door Amanda Hadingue, een prestatie van reuzenproporties, ook, omdat zij zich met schijnbaar gemak door de lappen tekst heen werkt en daarbij geheel naturel overkomt.

Samen met haar stuk voor stuk ook fenomenale medespelers van het ensemble weet ze je binnen de kortste keren mee nemen in het verhaal en je je te laten verplaatsen naar waar Drive Your Plow Over the Bones of the Dead zich afspeelt. En ja, tot en met het einde kies je voor Janina, tsja, inderdaad inclusief de moorden, want het is een ook wel erg boze wereld waartegen ze zich verzet, waarin ook de overheid en de clerus over lijken gaan, dierenlijken weliswaar, maar waarin ze uiteindelijk ook het wel en wee van de bewoners en de hele wereld aan hun laars lappen.

Simon McBurney staat bekend om zijn innovatieve gebruik van technologie op het toneel (The Encounter, ook met zijn eigen gezelschap Complicité, Holland Festival 2016) en die Zauberflöte (De Nederlandse Opera 2018, terug komende december).

Die technologie is nadrukkelijk én onnadrukkelijk aanwezig in Drive Your Plow Over the Bones of the Dead. Naast Amanda Hadingue zien we af en toe de overige acteurs en verder een groot deel van de tijd bijna zwart decor. Maar op cruciale momenten zien we lichtflitsen, filmprojecties van het dorpscafé, schaduwen van sinistere personages en de sterrenhemel inclusief de astrologische versies daarvan waarin Janina wijsheid zoekt.

De muziek en overige geluiden zijn precies zo gedoseerd. Een voorstelling die op je netvlies achterblijft, zoals de plotselinge visuele effecten maar vooral het zo moedige, maar tragische personage Janina Duszejko.

Naar de roman van Olga Tokarczuk.

Regie Simon Mc Burney

Met Amanda Hadingue, Thomas Arnold, Johannes Flaschberger, Kathryn Hunter, Kiren Kebaili-Dwyer, Weronika Maria, Tim McMullan, César Sarachu, Sophie Steer, Alexander Uzoka, Tamzin Griffin  productie Complicité  coproductie Barbican London, Belgrade Theatre Coventry, Bristol Old Vic, Comédie de Genève, Holland Festival, les Théâtres de la Ville de Luxembourg, l’Odéon-Théâtre de l’Europe, The Lowry, The National Theatre of Iceland, Oxford Playhouse, Ruhrfestspiele Recklinghausen, Theatre Royal Plymouth.

Foto’s Mark Brenner, Camilla Adams en Łukasz Giza.

Gezien 3 juni 2023 Theater Amsterdam in het Holland Festival.

Net uit in Nederland: Tchaikovsky’s wife, fenomenaal portret van gedoemde liefdes.

Tekst: Neil van der Linden

Kirill Serebrennikovs Tchaikovsky’s wife gaat over onmogelijke, fatale maar ook baatzuchtige en opportunistische liefde tussen Tchaikovsky en Antonina Miliukova.

Antonina Miliukova kwam uit een verarmde familie van lagere landadel en werkte als naaister, toen ze Tchaikovsky tijdens een feestje van een gemeenschappelijke vriend ontmoette. Wat ze bij dat feestje deed is ook historisch onduidelijk en de film laat het in het midden. Wel toont de film Antonina als een jonge vrouw van uitzonderlijke schoonheid, in de persoon van actrice Alyona Mikhailova. Regisseur Serebrennikov suggereert ook dat ze om haar schoonheid overal veel bekijks had, dus dat zou een verklaring kunnen zijn waarom ze op dat feestje was.

Antonina was bij die eerste ontmoeting 16 en Tchaikovsky 25. Tchaikovsky zou later schrijven zich er niets van herinneren. De ontmoeting maakte wel indruk op Antonina, met als gevolg dat ze zich inschrijft aan het conservatorium, hoewel ze het lesgeld nauwelijks kan betalen. Gestaag werkt ze zich in in de kringen rond Tchaikovky, al zou het haar moeten hebben kunnen opvallen dat Tchaikovsky ook veel aantrekkelijke jonge mannen als leerling had.

Voor een aantrekkelijke cellist heeft hij een werk geschreven. Dat kunnen de Rococo-variaties zijn, die in november 1877 in première gingen, vijf maanden nadat Tchaikovsky Antonina ten huwelijk vroeg, vier maanden nadat Tchaikovsky en Antonina op 18 juli met elkaar trouwden, twaalf jaar nadat Antonina Tchaikovsky voor het eerst had ontmoet, en twee maanden nadat het huwelijk in feite alweer op de klippen was gelopen. Tchaikovsky werkte intussen aan zijn vierde symfonie en aan de opera Eugen Onegin. Antonina houdt vol dat Eugen Onegin over hun liefde gaat, terwijl wie de opera kent weet dat die over onmogelijke liefde gaat.

Serebrennikov kende ik van twee vorige films: Leto uit 2018, over een alternatieve rockband als metafoor voor de veranderingen in het laatste decennium van de Sovjet-Unie, en Petrovs Flu uit 2021 over de gefnuikte hoop na alle veranderingen in Rusland. Vorig jaar regisseerde hij bij De Nationale Opera Der Freischütz (met als de Mephisto-figuur in het rood dezelfde acteur die nu Tchaikovsky speelt).

Tchaikovsky’s wife bevat maar een beperkte hoeveelheid muziek van Tchaikovsky zelf. Daniil Orlov componeerde fraaie relatief ingetogen muziek voor de film waarin hij nergens probeert Tchaikovsky te parafraseren en die de verhaallijn ondersteunt.

Daniil Orlovs muziek voor de film

De meeste keren dat we Tchaikovsky’s eigen muziek wél horen is als Antonina stukken van hem op de piano speelt. Daarbij is gekozen voor simpeler stukken, als om aan te geven dat Antonina, die zich om Tchaikovsky te leren kennen bij het conservatorium had ingeschreven, niet per se de briljantste leerling was. Maar het zijn wel gevoelige stukken, en het is juist met het spelen van een pianocompositie van Tchaikovsky dat Antonina haar moeder overtuigt om toch in te stemmen met een huwelijk.

Verder horen we het symfonisch gedicht De Storm uit 1873, één van Tchaikovsky’s getormenteerdste werken, en een kroegzang op muziek uit Het Zwanenmeer uit 1876, het werk waarmee Tchaikovsky definitief een populaire componist werd, maar waarmee hij en dus ook zijn privéleven in de schijnwerpers kwamen te staan.

We zien de première van de vierde symfonie in februari 1878, als de twee maanden van hun gedoemde samenzijn voorbij zijn en Antonina het concert bijwoont met een zelf-gekocht toegangskaartje voor op het schellinkje.

Een mooi moment is als Antonina’s bazige moeder, die niets in dit huwelijk zag, toch smelt als Antonina op de familiepiano muziek van Tchaikovsky speelt. De piano is een vals oud ding, wat de status van de familie weergeeft, maar er staat toch maar een piano, zoals het ook lagere bourgeoisie betaamt.

Serebrennikov diept de gebruikelijke lezing uit waarin Tchaikovsky trouwde omdat hij in het nauw gebracht was door geruchten over zijn homoseksualiteit, maar ook dat hij schulden had en de bruidsschat die Antonina hem voorspiegelde goed kon gebruiken, al bleek die uiteindelijk veel minder waard dan vermoedelijk ook Antonina zelf had verwacht.

Toch zien we dat Tchaikovsky even dacht dat een huwelijk met een vrouw ook in zijn persoonlijk leven een wending zou kunnen aanbrengen. Wel wilde hij met haar afspreken dat zij als broer en zus zouden leven. De film laat zien dat ze dit onbewust of bewust in de wind slaat, hoewel ze ook verschillende keren wordt gewaarschuwd, door familie en door personen uit Tchaikovsky’s vriendenkring.

Maar ook als een wederzijdse verwijdering een feit blijkt, wil Antonina niets van een echtscheiding weten. Toentertijd was overspel de enige mogelijkheid om een echtscheiding te bewerkstelligen, ook als beide partijen instemden met de scheiding. Tchaikovsky wil die methode blijkbaar niet jegens haar gebruiken, misschien omdat een van overspel beschuldigde vrouw vermoedelijk maatschappelijke verschoppeling zou worden, maar misschien ook omdat zijn eigen falen als echtgenoot dan aan het licht zou komen.

Oplossing was dat zij hem zou beschuldigen. En de beschuldiging van overspel met een andere vrouw zou Tchaikovsky misschien wel goed zijn uitgekomen. In een horrorscène in de film zien we een reeks advocaten en vrienden van Tchaikovsky Antonina onder druk zetten. maar zij stemt er niet mee in.

Misschien omdat ze het idee niet kon verdragen dat Tchaikovsky dan in de publieke opinie een affaire zou hebben gehad met een andere vrouw en zij dus zou hebben gefaald. Maar misschien en niet het minst waarschijnlijk doordat ze aan het idee van een huwelijk bleef vastklampen. Ze zouden elkaar nog een paar keer terugzien, naar verluidt tot groot ongenoegen van hem.

Tijdens de première van de vierde symfonie in Moskou februari 1978, zoals verbeeld in de film, als we Antonina in het schellinkje zien, was Tchaikovsky zelf in Italië. Tekenend was dat die vierde symfonie Tchaikovsky’s de eerste uit zijn serie ‘noodlotssymfonieën’ was. We zien ook dat deze symfonie slecht werd ontvangen.

Antonina gaat vanaf dat moment een aantal liefdeloze seksuele affaires met andere mannen aan, met als gevolg twee kinderen, die ze in een weeshuis onderbrengt, waar ze op jonge leeftijd sterven. Op grond van haar buitenechtelijke affaires, in de film gedeeltelijk in touw gezet door zijn vrienden, had Tchaikovsky haar van overspel kunnen beschuldigen. Maar dat doet hij niet.

De film laat ook zien dat Antonina een mooie vrouw moet zijn geweest, en hoe!, in de persoon van actrice Alyona Mikhailova die Antonina speelt. We zien haar in de film overal op straat veel bekijks trekken. Maar ze heeft alleen oog voor Tchaikovsky.

Het huwelijk loopt overigens klaarblijkelijk niet alleen stuk op Antonina’s verwachtingen en Tchaikovsky’s onvermogen om daaraan tegemoet te komen. Weliswaar zien we aantrekkelijke jonge mannen in de film die tot Tchaikovsky’s entourage behoren of vroeger behoorden. Maar Serebrennikov laat ook een componist zien die eigenlijk, in weerwil van de mannelijke vrienden en een paar vrouwelijke bewonderaars, eigenlijk deels in afzondering wil leven om zich aan zijn kunst te wijden.

We zien Antonina aan het eind van de film terug, in 1893, als ze een krant steelt waarin het overlijden van Tchaikovsky, volgens de nieuwsmedia als gevolg van cholera, werd bericht. Ze zou nog memoires schrijven, waarin ze Tchaikovsky als een genie omschreef, een niveau dat ze naar eigen zeggen niet kon bijbenen, wat we terugzien als een bijna belcanto-opera-achtige waanzinsscène in de film.

De film opent ook met zo’n waanzinsscène, als ze als de weduwe de opgebaarde Tchaikovsky bezoekt en hij uit de dood verrijst om haar toe te roepen hoezeer hij haar verachtte. Pas in 1917 zou ze zelf overlijden, in een inrichting in Moskou.

Dit alles wordt fenomenaal uitgebeeld door Alyona Mikhailova als Antonina, die alleen al met haar gezichtsmimiek ongeveer per fractie van een seconde van nuance lijkt te kunnen veranderen. Ze zou voor mij alle mogelijke Oscars verdienen, als dat een criterium is. Ze krijgt prachtig repliek krijg van Odin Lund Biron als een afstandelijke en veel ongrijpbaardere Tchaikovsky.

Serebrennikov psychologiseert niet, althans niet op de Hollywood-manier. Geen analyses, geen verklaringen van hoe het allemaal zo gekomen is.  De liefde is een onverklaarbaar en soms kwaadaardig verschijnsel dat mensen overkomt. In de openingstitels en de aftiteling ziet Serebrennikov zijn film en daarmee misschien wel zijn oeuvre op een vergelijkbare manier, als hij de film dus tot twee keer toe omschrijft als ‘Film by Kirill Serebrennikov’ en dus niet als ‘A film by’ enz. Het staat er zo uitdrukkelijk en de film zit verder zo perfect in elk aar dat dit zeer zeker niet alleen te maken heeft met het feit dat het Russisch geen lidwoorden kent.

De film doet er ruim tweeëneenhalf uur over en dat is nodig om alle lijdenswegen te ervaren. Intussen biedt de film ook nog eens tweeëneenhalf uur oogstrelend visueel genot.  De Russische variant van de belle-époque esthetiek wordt in al haar schoonheid en rigiditeit in beeld gebracht, maar de film laat ook het schril contrast zien met het leven van de toen nog onmachtig gehouden verpauperde massa’s, waar Antonina geregeld aalmoezen komt uitdelen, en waarin ze zich soms van ellende lijkt te willen onderdompelen.

Serebrennikov zelf is openlijk homoseksueel en een LGBTQI-activist en heeft inmiddels Rusland verlaten. Rond het feit dat de Russische oligarch Roman Abramovich in de aftiteling van Petrov’s Flu werd bij ‘Met dank aan’ stond vermeld en kennelijk de film mede had gesponsord ontstond een controverse. Serebrennikov verdedigde Abramovich toen vanwege zoals Serebrennikov stelde Abramovich’ pogingen om tussen Moskou en Kyiv te bemiddelen “

Petrov’s Flu kan niet anders worden omschreven dan als een Rusland-kritische film, waarin Serebrennikov scherp stelling nam tegen anti-Oekraïne-sentimenten, antisemitisme en ander racisme in Rusland, homofobie, sociale achterstelling, gouvernementele incompetentie en corruptie.

NB:  Serebrennikov houdt zich gedetailleerd aan bekende uitspraken van Tchaikovsky en aan de memoires van Antonina. Deze film laat zien wat Serebrennikov stijl- en historie-getrouw en toch met hart en ziel met een opera zou kunnen doen.

Trailer:

Russische trailer: