Tekst: Neil van der Linden

Lastig is dat ik Handel – ik zal het netjes zeggen – bijna altijd saai en langdradig vind. Daarop vormt de eerste akte van Agrippina, die de eerste bijna twee uur beslaat, muzikaal en dramatisch geen uitzondering. (Ik heb het nu even niet over het feit dat ik de componist zoals hij zich later, rijk geworden, gedroeg toen hij zijn kapitaal in de Royal African Company investeerde die geld verdiende aan de trans-Atlantische slavernij.)
In feite is de eerst akte van Agrippina meer een zangwedstrijd, waarin we wel kennismaken met de personages, maar waarin ik tijdens de zoveelste dacapo-aria mijn interesse in de intrige verlies.

Eigenlijk doet de regie van Barrie Kosky in deze akte ook niet veel meer dan de zangers dienstbaar de ruimte geven om hun kunsten te vertonen. En ja, kunsten vertonen kunnen ze, deze zangers. In de pauze na de eerste akte was ik niet de enige die vond dat Stéphanie D’Oustrac als Agrippina, Tim Mead als Ottone en Ying Fang als Poppea buitengewoon fraai zongen.
De Nerone van John Holiday leed aanvankelijk aan wat schelheid in hoge passages, maar hij herpakte zich in zijn ‘liefdadigheid’-aria. Een hilarische scène waarin hij op advies van moeder Agrippina in het kader van zijn door haar geëntameerde verkiezingscampagne voor het keizerschap ook op bezoek moet bij het gewone volk. Iets wat tot een theatraal hoogtepunt in de eerste akte leidde en een voorbode werd van wat in de latere akten zou komen.
Kosky laat hem in deze passage langs de voorste rij van het publiek lopen, en nu, zo vlak bij het publiek, kwam zijn stem wél helemaal tot zijn recht. Intussen fantastisch acterend, tussen moederskindje en vileine toekomstige regeerder in, zingt hij dat hij het volk aalmoezen komt brengen, maar in deze enscenering geeft hij een paar mensen op de voorste rij alleen free hugs.
“Hier, jij mag er ook een paar hebben.” En: “Het doet me pijn dat eigenlijk niemand voor jullie opkomt.” Zijn teksten hadden zo uit een betoog die van sommige hedendaagse politici afkomstig kunnen zijn. En al is hij de zoon van de keizer: “Ik zou maar wat graag met jullie willen ruilen.” Maar in een terzijde tot de rest van de zaal zingt hij: “Zo helpen list en bedrog mij mijn doel te bereiken!”
Anders dan het eerste bedrijf bestaat de tweede akte muzikaal en tekstueel uit een veel organischer opgebouwde reeks verwikkelingen, een sequens die niet onderdoet voor sommige scène reeksen uit Mozart-Daponte-opera’s.

Hier kwam regisseur Barry Kosky helemaal op dreef. Wat sommigen bij zijn eerdere regieën van Tosca en Turandot bij De Nationale Opera stoorde, zijn gebruik van abstracte gecompliceerde hi-tech decors, kreeg nu de gestalte van een enorme metalen blokkendoos die onderling kunnen draaien en met behulp van uitschuifbare delen en Luxaflex-jaloezieën telkens verschillende ruimtes verbeelden, het paleis, het plein, bij Poppea thuis, enz.

Ook de hele zangerscast kwam nu echt op stoom. Nu excelleerde ook Giunluca Buratto, de Claudio. Waar de echte Claudius historisch bekend staat als een tamelijk humanistische vorst (denk aan “I, Claudius”), hebben Händel en zijn librettist kardinaal Grimani er een opportunist van gemaakt, die allereerst zijn geslachtsdeel achternaloopt en die dan ook als het gerucht gaat dat hij in een storm op zee is verdronken, door niemand wordt betreurd, ook niet door zijn echtgenote keizerin Agrippina.
Saillant is dat Grimani misschien een persiflage op zijn politieke rivaal paus Clemens XI voor ogen had. Interessant is dan ook dat in 1709, in de eeuw na het hoogtepunt van de Contrareformatie, protestant Händel en een kardinaal samenwerkten, en minstens even interessant is ook dat de opera bepaald niet preuts te noemen is, ondanks de bijdrage van een kardinaal.

Om aan te geven hoe uitgeput Agrippina is zong Stéphanie D’Oustrac haar sleutel-aria “Pensieri, voi mi tormentate” liggend op de grond, wat dramatisch prachtig werkt, maar niet haar niet echt hielp bij het zingen, terwijl haar stem gaandeweg wat tekenen van vermoeidheid vertoonde. Maar ook vocaal herpakte zij zich al snel.
In de derde akte is een heel geestige scene waarin Poppea, als wraak voor de intriges van Agrippina, achtereenvolgens Ottone (haar ‘echte’ geliefde) en vervolgens Agrippina’s zoon Nerone en Agrippina’s echtgenoot Claudio, bij zich thuis uitnodigt. Claudio had de hele opera lang al achter haar aangezeten en Nerone had nog wel gezongen dat naar zijn opvatting een vrouw die een man bij zich thuis uitnodigt meer wil.
Met hels licht dat plotseling aangaat krijgen we een inkijk in Poppea’s woonkamer, met ligbank en bar. Elke volgende bezoeker kondigt zich aan door dwars door de muziek heen (maar wel netjes tussen twee maten) op een luid en schel klinkende elektrisch deurbel te drukken.
Het ensemble Accademia Bizantina speelde onder directie van Ottavio Dantone adequaat maar niet opwindend. Als ik naar de opname onder René Jacobs luister hoor ik orkest het meer spetteren. Er waren ook problemen met de synchronisatie tussen zang en orkest.
René Jacobs met een wat minder vermoeiende Alexandrina Pendratchanska. Je hoort dat René Jacobs ervaring heeft met Monteverdi tot en met Mozart. En Beethoven opera’s.:
Misschien de wat cast betreft evenwichtigste ‘geïnformeerde’ uitvoering op CD met onder meer Joyce Didonato, Franco Fagioli en Jakub Orliński.
De paleismuziekpassages met koperorkest en trommels gingen bij de trompetten goed fout en ik kan mij niet voorstellen dat dit bedoeld was om de sfeer van een volkse feestparade weer te geven.
Strijkers daarentegen waren prima en de fluiten tijdens Ottone’s ‘Vaghe fonti, che mormorando’ in de tweede akte, als Poppea doet alsof ze slaapt maar intussen erachter probeert te komen of hij echt van haar houdt waren aangrijpend. Het orkest kwam sowieso beter op gang in die tweede akte die ook op het toneel zo goed uitpakte.
De echte Agrippina werd een tijdje later in opdracht van zoonlief Nero vermoord. Handel en librettist Grimani lieten die gebeurtenis achterwege, om te eindigen in een triomfantelijk koor waarbij de godin Juno komt vertellen dat nu alles goed was. Dit was conform de wensen van het toenmalige publiek om de opera niet te pessimistisch te laten eindigen.
Mede met het oog op de werkelijke historische toedracht heeft Kosky deze passage, van net iets meer dan twee minuten, weggelaten. In zekere zin is dat vergelijkbaar met hoe hij indertijd op ditzelfde podium de (gebruikelijke, maar niet door Puccini geautoriseerde) ‘optimistische’ slotscène van Turandot wegliet. Gelukkig waren er nu geen boe-roepers zoals toen, maar dat ligt natuurlijk ook aan het feit dat Handels opera minder bekend is.
In plaats daarvan voegden Barrie Kosky en dirigent Dantone als slot een introspectieve orkestrale passage uit het Handels oratorium L’Allegro, il Penseroso ed il Moderato toe. In een aangrijpend slotbeeld, waarin het hi-tech-decor nu een hoofdrol speelt, zien we Agrippina, in het zwart, tussen de torenhoge stellages plaats nemen, een mortuarium en praalgraf, waarna de Luxaflex-luiken omlaag schuiven. Toch de dood.

Accademia Bizantina olv Ottavio Dantone
Regie Barrie Kosky
Agrippina Stéphanie d’Oustrac
Poppea Ying Fang
Ottone (Otho) Tim Mead
Nerone (Nero) John Holiday
Claudio (Claudius) Gianluca Buratto
Coproductie met Bayerische Staatsoper München, Royal Opera House Covent Garden London, Staatsoper Hamburg
Gezien 13 januari De Nationale Opera
Foto’s Ben van Duin
Agrippina is een coproductie met Bayerische Staatsoper München, Staatsoper Hamburg en Royal Opera House Covent Garden.
Onlangs besprak ik de live-streaming van de door Kosky geregisseerde Das Rheingold uit Covent Garden. In close-up kwam Kosky’s werken met het acteervermogen van zanges zo mooi in beeld:
Anders dan Neil van der Linden ben ik een groot Händel liefhebber. Als de opera’s muzikaal goed worden uitgevoerd, kan het me niet lang genoeg duren.
Het is een feit dat Händel geld verdiende aan de handel in slaven als aandeelhouder in de Royal African Company. Dat gold ook voor Charles II en James II, de ooms van Stadhouder Koning Willem van Oranje. Het is altijd makkelijk om de “moral high ground” in te nemen. Ik zou niet weten wat ik gedaan zou hebben in dezelfde omstandigheden.
Gisterenavond (15-01-2024) heb ik bijzonder genoten van deze coproductie van DNO van Agrippina. Het Nederlandse publiek had al eerder kennis kunnen maken met deze opera door de uitzending van de MET in HD productie van Agrppina in de prachtige regie van Sir David McVicar met Joyce DiDonato in de titelrol. Gisterenavond moesten we het doen met de wat platte regie van Barry Kosky. Er werd gebruik gemaakt van een zeer ingenieus verrijdbaar metalen bouwwerk met gangen, kamers met luxaflex en trappen. (helaas niet geruisloos). Het bouwwerk kon ook nog worden opgesplitst. Het geheel werd effectief belicht. De zangers droegen pakken met stropdas waar veelvuldig aan getrokken werd. De zangeressen hadden verschillende robes ter beschikking die ze met flair droegen. Zoals gezegd was de regie soms nogal plat. Vooral tijdens de scène waarin Poppea, Ottone, Nerone en Claudio ontvangt. Ik moest er wel om lachen en had grote bewondering voor de lenigheid van de zangers. Deze waren stuk voor stuk uitstekend. Stéphane d’Oustrac deed niet onder voor Joyce DiDonato. Wat een prachtige mezzo sopraan en wat een acteertalent. Als actrice zou ze ook een prachtige carrière kunnen maken (Medea, Lady Macbeth, Livi Drusilla om een aantal “scheming bitches” te noemen zijn haar op het lijf geschreven).
Ook Ying Fang als Poppea en Gianluca Buratto als Claudio waren zeer overtuigend. De goedzak Ottone werd prachtig vertolkt door de countertenor Tim Mead. Zijn aria in F mineur in de tweede akte “Voi che udite il mio lamento” was één van de hoogtepunten in de opera. De Nerone van John Holiday was muzikaal verrukkelijk en als “spoilt brat” was hij zeer overtuigend. Händels gerecycelde muziek van deze tweede Italiaanse opera kwam natuurlijk bekend voor. Er zaten veel meer recitatieven in en opmerkelijke muzikale wendingen dan in latere Händel opera’s op Athalia na, denk ik. De doeltreffendheid van deze opera werd mede bepaald door het anti-heroïsche libretto vol terzijdes en dramatische ironie. De opera wordt ook nergens, zover ik heb kunnen nagaan een opera seria genoemd zoals sommige recensenten schrijven. Het is wel een drama per musica. Ottavio Dantone leidde zijn Accademia Bizantina vanachter het klavecimbel wat heel af en toe enige ongelijkheden opleverden. De hoboïst en fluitist speelden prachtig. Het slotbeeld waarin Agrppina versteend en het doek voor haar valt (in dit geval komt de luxaflex naar beneden) was een vondst. DNO heeft zich met deze Händel opera gerevancheerd voor de mallotige productie van Giulio Cesare in één van de vorige seizoenen.
LikeGeliked door 1 persoon
‘Dat gold ook voor Charles II en James II, de ooms van Stadhouder Koning Willem van Oranje.’ Met name James II speelde in het VK dan ook een bedenkelijke rol. Terwijl Willem III en neven ook weinig moraal hoogstaand waren. Natuurlijk is het achteraf gemakkelijker praten. Maar er waren toen ook mensen die het achteraf bezien juister zagen. Je kunt inderdaad altijd hopen dat je toen hetzelfde zou hebben gedaan en er naar gehandeld zou hebben.
LikeGeliked door 1 persoon