Tekst: Peter Franken

In 2016 stond Norma op het repertoire van de Royal Opera in Londen. Een opname van een van de voorstellingen is op Blu-ray uitgebracht door Opus Arte.
Bellini’s opera Norma speelt zich af in Gallië in een tijd dat dit land nog niet definitief was geromaniseerd. Een gewapende opstand tegen de bezettende macht was zodoende niet op voorhand kansloos, dat kwam pas later. In die context moet het gedrag van Norma worden beoordeeld. Zij is hogepriesteres, haar religieuze achterban bestaat uit druïden, waarvan haar vader de leider is. Hij is sterk gekant tegen de aanwezigheid van de Romeinen en wil dat het volk tegen hen opstaat.
Norma heeft haar gelofte van kuisheid verbroken door het met een man aan te leggen en een gezin te stichten. Daarmee heeft ze zich in religieus opzicht te schande gemaakt en de goede verhouding van de god Irminsul met haar volk op het spel gezet.

Erger nog is dat zij collaboreert met de vijand. Haar partner is immers niemand minder dan de Romeinse proconsul Pollione. Uit angst dat hem iets overkomt, houdt ze haar volk aan het lijntje. Steeds als men ten strijde wil trekken beweert ze dat het tijdstip de godheid (die door haar spreekt) nog niet gunstig gezind is. Daarmee misbruikt ze haar ambt en pleegt ze feitelijk hoogverraad.
Als Pollione wordt teruggeroepen naar Rome, zit er voor Norma weinig anders op dan met hem mee te gaan. Achterblijven betekent een gewisse dood. Als Pollione het echter met haar ondergeschikte Aldagisa blijkt te houden en haar met zijn twee kinderen gewoon achter wil laten, zijn de rapen gaar.
Voor de hedendaagse toeschouwer is het vrijwel ondoenlijk om bij druïden niet direct te denken aan vriendelijke oude mannetjes als Panoramix in de serie Astérix et Obélix. Om duidelijk te maken dat dit beeld bij Norma niet opgaat, heeft regisseur Alex Ollé naar het middel van ‘gekaapte symbolen’ gegrepen.

Hij roept een beeld op van een religieuze autocratie met sterk militaristische trekjes. Hiertoe wordt het toneel bevolkt door lieden die associaties oproepen met de inquisitie, met katholicisme in zijn meest autoritaire vorm en met een op het regime van Franco geënte militaristische samenleving.

Het decor bestaat grotendeels uit een woud aan crucifixen, zoveel dat het van een afstandje net een echt bos lijkt. Deze religieuze gemeenschap is beslist niet vredelievend maar brengt zelfs mensenoffers. Doden voor het juiste geloof, offers brengen voor Irminsul, het ligt dicht bij elkaar. Het is natuurlijk zaak dat de toeschouwer deze gemeenschap niet echt voor een katholieke houdt, het is slechts een associatie. Zodoende hoeft het niet te storen dat de hogepriester, het orakel waardoor Irminsul spreekt, een vrouw is, in de eerste akte gekleed als een anglicaanse vicar.

Sonya Yoncheva kreeg pas in april van dat jaar te horen dat ze voor deze rol was gecast. En dat terwijl normaal gesproken zoiets al jaren vastligt. In korte tijd heeft ze de rol ingestudeerd en haar debuut is van wereldklasse: het is een potentiële paraderol. Uiteraard zijn er wel wat kleine schoonheidsfoutje te constateren en hier en daar een kleine short cut om geen onnodig risico te nemen. Maar daar staat zoveel prachtigs tegenover, ook acterend, dat de totaalwaardering er niet door beïnvloed wordt.
Haar ‘Casta Diva’ zet de toon en daarna groeit ze steeds meer in haar rol totdat ze tegen het einde er totaal mee vereenzelvigd lijkt. Een klein beetje nerveuze spanning in ‘Casta Diva’ kan overigens geen kwaad. Die vrouw staat te zingen over de Kuise Godin terwijl ze zelf een dubbelleven leidt. Norma heeft van haar leven een puinhoop gemaakt en staat met haar rug tegen de muur.
Ze ageert niet, maar reageert. En dat veelal nogal heftig. Het is geen vrouw om van te houden maar meer om medelijden mee te hebben.

Dat laatste valt zwaar als ze haar kinderen wil doden en waar ze als een ondervrager van de geheime politie in de laatste akte om Pollione heen draait is ze gewoon angstaanjagend. Dat Yoncheva dat alles weet op te roepen, naast haar fantastische zang, maakt haar tot een grote Norma.
De rol van Pollione heeft duidelijk minder kanten, hier ligt het accent meer op de zangers kwaliteiten van de vertolker. De Maltese tenor Joseph Calleja blijkt hiervoor een goede keuze, hij zingt zijn rol met verve, zij het ook hier met een paar minimale vereenvoudigingen.
Over de invulling van de overige rollen ben ik iets minder te spreken.

Sonia Ganassi als Aldagisa heeft naar mijn smaak teveel de neiging binnensmonds te mompelen als ze probeert wat volume terug te nemen. Tussen piano en forte zit er niets bij haar. Afgezien daarvan toch een zeer behoorlijk optreden.

De bas Brindley Sherrat als Norma’s vader vind ik binnen deze cast onder de maat. In de eerste akte komt hij niet veel verder dan proberen te zingen, in de laatste akte komt er wat meer geluid uit hem maar nog steeds ontoereikend.
Antonio Pappano geeft met overgave leiding aan het geheel. Bij Bellini heeft het orkest nog meer een ondersteunende functie dan in veel andere belcantowerken en Pappano stelt zijn orkest dan ook geheel in dienst van de solisten. Het resultaat mag er zijn.
Trailer: