Tijd, dood en leven in de opera Time van Ryuichi Sakamoto.

Tekst: Neil van der Linden

De opera opent met een in het zwart geklede bespeelster van de sho, een Japans mondorgel. Langzaam schrijdt ze door een zwart iets, zo langzaam dat eerst niet is te zien dat het water is. Dan komt een in een donkere sjofele mantel geklede oude man op. Hij speelt twee verhalen door elkaar heen, het ene een magisch-realistisch verhaal van de befaamde Japanse schrijver Soseki Natsume uit 1908, het andere een tekst uit een Japans klassiek No-theaterstuk uit de derde eeuw voor Christus.

Ze worden verteld in het Japans en op een meters breed videoscherm achter het waterbassin wordt de Engelse vertaling geprojecteerd in gestileerde, overvloeiende letters, een visueel kunst werk op zich. De verhalen worden met spaarzame middelen uitgebeeld. In het ene, dat van Soseki Natsume, dat zich aan de linkerkant van het toneel afspeelt, is de man aanwezig bij de dood van een vrouw. De vrouw ligt helder wit gekleed bewegingloos op de grond. Is het de sho-speelster van daarnet? (NB Het is een pop, maar de gestalte lijkt op die van de sho-speelster.) De man krijgt te horen dat hij haar moet begraven, maar als hij honderd jaar wacht bij het graf zij weer bij hem zal terugkeren.

In het andere verhaal, aan de rechterkant van het toneel, gebaseerd op de No-theatertekst, is een man, dezelfde acteur, op reis en besluit de nacht door te brengen in een herberg. Daar krijgt hij van de herbergierster een hoofdkussen met spirituele eigenschappen. Hij legt zich te ruste. Hij krijgt te horen dat de koning hem als troonopvolger heeft aangewezen. Duizend jaar koningschap en een leven van roem en vertier kondigen zich aan.

De muziek bestaat uit spaarzame elektronische klanken, een dun uitgesmeerde versie van wat bekend is van Sakamoto’s filmmuziek, al van jaren her, en gedeeltelijk ontleend aan de ijle klanken van zijn laatste CD Async. Soms gaat het alleen om het geluid als van regendruppels, terwijl op het achterdoek beelden van vallende regendruppels te zien zijn, afgewisseld met beelden van weelderige tuinen, dichtbegroeide bossen, de herberg en schuimende golven.

De twee verhalen vloeien geregeld samen. In het ‘herberg’-verhaal aan de rechterkant, het verhaal dat zich het meest in de wereldlijke realiteit afspeelt, maakt de man stenen van modder en probeert daarmee een brug door het water naar de overkant te leggen. Een aan een draad hangende rondtollende camera filmt de man van bovenaf;  op het achterdoek verschijnen draaiende beelden van zijn noest gegraaf; maar de brug komt niet af – en staat het ook het feit dat hij telkens na het aanbrengen van de volgende steen weer terug waadt door het water voor de futiliteit van ons aardse gezwoeg? (Ik moest denken aan: ‘In het zweet uws aanschijns’ zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’ – Genesis 3:19)

En kwamen hier de twee verhalen weer even bij elkaar? Het eerdere graven van het graf van man 1 en de industriële pogingen van man 2 om de aarde weer open te graven?

Man 1 in het verhaal over het honderd jaar wachten, wacht en wacht. De eerste vijftig jaar vallen hem verbazingwekkend gemakkelijk, maar geleidelijk aan bekruipt de twijfel hem en vraagt hij zich af of de vrouw zich niet had vergist, of hem zelfs had voorgelogen.

Man 2 is intussen aanbeland in het vijftigste jaar van zijn koningschap. Dan komt de herbergierster hem wekken; zijn avondmaaltijd is klaar – gekookte gierst, niet een koningsmaal. Een heel aards bestaan leek zich te hebben afgespeeld in een droom die zo lang duurde als tijd die het kost een armenmaal te bereiden. Of is, zoals de duidelijk voor de hand liggende vraag luidt, ons aards bestaan niet inderdaad weinig anders dan een kosmische vingerknip, een knipperen van het eeuwig oog, of nog minder.

Ongetwijfeld bedoelt Sakamoto, nu 69 en ernstig ziek (zo ziek dat hij niet als Holland Festival-associate artist, bij de wereldpremière van deze voorstelling hier in Amsterdam aanwezig kon zijn) hiermee ook terug te blikken op zijn eigen leven, dat zich inderdaad in een fractie van tijdseenheden lijkt te hebben afgespeeld, zoals ik mij als de dag van gisteren herinner dat ik de Japanse persing van een LP van zijn Yellow Magic Orchestra op de platenspeler legde, en hem als acteur zag in de film Merry Christmas Mr Lawrence, met wijlen David Bowie; wat is er intussen gebeurd?

Maar het verhaal van man 1, de wachtende man aan de linkerkant, was nog niet klaar. Hij had misschien de hoop opgegeven, maar op zeker moment ontdekt hij op de plek van het graf een groene knop, waaruit een witte lelie opbloeit.

De sho-speelster keert terug en speelt weer een melodie. Was zij inderdaad ook de vrouw in het wit, die nu weer tot leven is gekomen? Is zij de kunst, die overleeft?

Aan het einde waadt de man, die nu zowel het verhaal aan de rechter als de linkerkant besluit, naar het midden van de watervlakte. Een stortbui valt neer vanaf het gewelf van de gashouderruimte, de man kijkt ons aan, en dat is het einde.

Sakamoto: ‘We leven en we sterven, en daarna wordt ons lichaam onderdeel van een volgend leven. Dat is samsara, de levenscyclus van wezens op deze planeet.’

muziek, concept

Ryuichi Sakamoto

visual design, concept
Shiro Takatani

danser
Min Tanaka

shō
Mayumi Miyata

Een impressie:

Ryuichi Sakamoto Async:

Gezien 20 juni in de Gashouder, Westergas, Holland Festival, Amsterdam.

Time is nog online te zien via de website van het Holland Festival.

Foto’s Sanne Peper.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s