Nicolas_Stemann

De opera ‘Kein Licht’, hekkensluiter van de samenwerking tussen het Holland Festival en associate artist Nicolas Stemann

Tekst: Neil van der Linden

Tijdens de middag van de voorstelling ligt een gigantisch cruiseschip naast het Muziekgebouw aangemeerd. Deze ‘Celebrity’ is zo groot dat het Muziekgebouw erbij in het niet zinkt. Weer is een ‘tsunami’ van toeristen over Amsterdam uitgestroomd, die snel Anne Frank en een boat tour doen om ’s avonds alweer door te reizen – het schip was aan het eind van de middag alweer weggevaren. Dit is misschien niet de ergste soort toeristen die overal bierblikjes en chips zakken laten slingeren, maar de duizenden liters stookolie die hun schip verstookt dragen desalniettemin bij aan een stevige economische voetafdruk. Onwillekeurig moet je aan de Titanic denken, ook al heeft de mens sindsdien geleerd veiliger schepen te maken.

De onbeholpen manier waarop de mens met de aarde omgaat, tot op een dag het licht uitgaat, is het centrale thema van Kein Licht. Gebaseerd op een tekst van Nobelprijswinnaar Elfriede Jelinek maakten regisseur Nicolas Stemann en componist Philippe Manoury een ‘Thinkspiel’, een woordspeling op Singspiel, de klassieke muziektheatervorm met gesproken en gezongen dialogen, waarvan de openingsopera van het Holland Festival Der Freischütz een voorbeeld is.

Kein Licht opent met een vrouw die met een aangelijnde hond het toneel op loopt. Ze zet de hond op een met groene vloeistof gevulde vuilgele plastic tank. De hond begint een door merg en been gaand jankgezang. De vrouw zien we alleen op de rug en in het duister, het witte hondje is fel belicht. Is het idee om aan te geven dat het hondje alleen is achtergelaten? Na een ramp?

En intussen vroeg ik mij, half-technisch, af: is het dier getraind om op commando te janken of reageert het op de trompet, die in de verte, achter op het toneel, in een eenzame solo die het orkestrale aandeel in de voorstelling opent. Het is hoogstwaarschijnlijk ook geen toeval dat het hondje lijkt op het beeldmerk van His Master’s Voice, het pionierende grammofoonplatenlabel dat min of meer de basis legde voor de klassieke muziekindustrie. Een verwijzing naar wat muziek vermag en niet vermag? Of reageert het hondje op een ultrasoon geluid, geluid dat wij niet horen?

Even later komen een man en een vrouw op. Ze praten, maar zeggen elkaar niet te horen . De twee dragen allebei een glitterjurk. Na verschillende kostuumwisselingen in de loop van de voorstelling heeft de man een Superman-pak aan. Maar dat Superman-pak mag niet baten om de Apocalyps en de daaropvolgende chaos te keren die deze voorstelling in beeld brengt.

Het eerste deel van de voorstelling is gewijd aan 11 maart 2011, toen een door een aardbeving voor de kust van Japan veroorzaakte tsunami de kernreactor in Fukushima overspoelde en deels vernietigde. We zien een videocollage van zwart-wit-archiefbeelden over de opkomst van de kernenergie, van het moment van de ramp en filmbeelden van aanrollende reuzengolven met schuimkoppen die doen denken aan de beroemde houtsnede van Hokusai. In verband met het land waar de kernramp plaats vond niet zo ver gezocht. We zien en horen getallen opgesomd worden over de twintigduizend mensen die die dag stierven en de honderdvijftig duizend mensen die moesten verhuizen.

Het libretto verhaalt hoe op de avond van de kernramp een Frans symfonieorkest dat in Tokyo te gast daar een nieuw muziekstuk speelde over een ramp, geheten ‘Pas de lumière’. De beschreven gebeurtenis is fictioneel. Ik moest denken aan het spelen met, of eigenlijk omspelen van de realiteit zoals bijvoorbeeld in het werk van beeldend kunstenaars Walid Raad en Akram Zaatari.
Maar er worden een paar relevante vragen aan gekoppeld, waarin Jellinek, Steman en Manoury het ook hebben over het belang van zichzelf als kunstenaar in en maatschappij: als tijdens een concert over een ramp een ramp plaats vindt, is dat goed voor het concert, slecht voor de ramp of cancelen de twee gebeurtenissen elkaar?

Op het projectiescherm buitelen nog meer apocalyptische beelden over elkaar afgewisseld met formules van Einstein en Schrödinger en oneliners van Jellinek, terwijl orkest en koor afgewisseld door elektronica de tsunami van geluid en beeld helpen versterken.

Koor en solisten verkleed als de van rampen bekende mannen in witte pakken (‘Herinnert u zich Tchernobyl?’ wordt er gezegd/gezongen) proberen ordening te scheppen in de chaos die allengs op het podium ontstaat. Maar het mag niet baten. Op gegeven moment krijgen we een heuse overstroming op het podium te zien, uit alle tanks en allerlei buizen stromen gigantische hoeveelheden water. Is het de tsunami of is het het koelwater van de kerncentrale op het moment dat reactoren oververhit raken? Dan valt het licht uit.

Ik moet even denken aan een eerder muziektheaterstuk over de afhankelijkheid van mens en techniek, Dick Raaijmakers’  Der Fall/Dépons, uit 1993, toen meesterlijk opgevoerd in de regie van Paul Koek, over wat er gebeurde toen tijdens een wereldwijd over de radio uitgezonden oer-uitvoering in 1981 van Pierre Boulez’ Répons de stroom uitviel en er dus wereldwijd minutenlang stilte op de radio was.

Raaijmakers’ werk was een persiflage op de afhankelijkheid van techniek, maar de voorstelling probeerde ook de seconden van het stilvallen van alles in een aantal magnifieke en hilarische beelden vast te leggen. Interessant is dat componist Philippe Manoury sinds de jaren 80 verbonden is aan het door Pierre Boulez opgerichte IRCAM (Institut de recherche et coordination acoustique/musique) in Parijs. En de door Raaijmakers geparodieerde afhankelijkheid tussen techniek en hedendaagse muziek speelt ook een uitdrukkelijke rol in Kein Licht.  

Afhankelijkheid van techniek en bovendien een energieslurpend lichtplan spelen een belangrijke rol in deze enscenering, erkent regisseur Nicolas Stemann.  ‘We zetten Jelineks tekst om in een kunstvorm die in hoge mate afhankelijk is van elektriciteit’, zei hij in een interview met de Ruhrtriennale, waar de productie in 2017 in wereldpremière ging. ‘Waarom zou kunst zich afzijdig moeten houden? Het is mijn strategie om conflicten op scherp te zetten, ze nadrukkelijk te thematiseren en ook te laten zien hoe we er zelf mee verstrengeld zijn. In ecologische kwesties bestaat er geen positie buiten het probleem.’

De muziek van componist Philippe Manoury maakt ook uitgebreid gebruik van elektronica. De klanken van het hondje keren elektronisch versterkt terug (misschien is het op den duur zijn eigen geluid dat hem aanzet tot het doorgaan met geluid). En evenzo laat Manoury met elektronica de toonhoogtes en ritmes van de spraak van de acteurs in realtime inwerken op de muziek. In Manoury’s partituur horen we ook zijn eigen lyrische en dramatische elementen, en het hoeft in deze collagevoorstelling niet te verbazen dat we ook een reeks citaten uit de muziekgeschiedenis voorbijkomen.

De reflexmatige associatie van de trompetsolo waarmee de partituur opent is natuurlijk Ives’ Unanswered Question. In een prachtige reeks momenten spelen elektronisch vervormde pauken het ostinato basmotief uit het eerste deel van Mahlers Negende. Ook in de tekst is er trouwens een Mahleriaanse verwijzing, via Nietzsche’s gedicht uit Also Sprach Zarathustra, O Mensch! Gib acht!, in een tekst die, hoewel gesproken, het verzengende effect heeft van de alt-solo uit Mahlers Derde Symfonie.

Met allerlei kleding en in allerlei standen moeten solisten en koorleden muzikale hoogstandjes zingen, en daarbij ook vaak het zelfbewustzijn van showbizz-sterren uitstralen. Ik vermeld graag het aandeel van mezzosopraan Olivia Vermeulen, en zij spreekt op zeker moment ook een tekst in het Nederlands. Waarover precies is mij inmiddels ontschoten, maar het was prachtig. Ja, want in deze theatrale vuurstorm had intussen elk kleinste element zijn eigen plaats. Zomaar een chaos op toneel blijft een chaos op het toneel, een theatraal strak in de hand gehouden chaos brengt die chaos over het voetlicht. Sowieso is het wonderlijk hoe regisseur Stemann uit een heterogeen ogenschijnlijk samenraapsel van tekst, muziek, beelden, met acteurs, musici en beeldend kunstenaars een wonderbaarlijk homogeen en overtuigend geheel weet te maken.

Aan het eind blijven alleen de twee protagonisten en het hondje over. De twee (laatste?) mensen nemen in grote plastic ballen de vorm van protozoën aan, de ééncellige, eerste als ‘levend’ aangeduide organismen die aan de wieg van het leven op aarde stonden. Maar die levensvormen bevallen niet. Na wat rondtollen door het water verruilen ze hun protozoën-kostuums voor ruimte pakken en vertrekken gelukkig ogend per raket de ruimte in. Van ons afscheid van de aarde kun je als dat eenmaal onvermijdelijk is misschien ook maar beter een feest maken. Achter de twee zien we de aarde ontploffen.

Gebaseerd op teksten van Elfriede Jelinek
muziek Philippe Manoury
regie Nicolas Stemann
scenografie Katrin Nottrodt
sopraan Mélanie Boisvert, Bethany Sheperd, mezzosopraan Olivia Vermeulen, alt Christina Daletska, bariton Lionel Peintre, Jasper Schweppe
acteurs Niels Bormann, Katharina Schubert
koor Nederlands Kamerkoor
orkest United Instruments of Lucilin muzikale leiding Julien Leroy
opdracht van Opéra Comique in samenwerking met Ruhrtriennale Festival Musica de Strasbourg Opéra National du Rhin Croatian National Theater Zagreb
scenefoto’s © Caroline Seidel, Vincent Pontet,
foto Philippe Manoury © Tomoko Hidaki
Nicolas Stemann © Gina Foll
Celebrity © Neil van der Linden
Gezien 26 juni Muziekgebouw aan ’t IJ

De twee artists in residence van het Holland Festival, een dag na elkaar

Tekst Neil van der Linden

Contre-enquêtes

 

Waarom heeft de Arabier in Camus’ De vreemdeling die wordt vermoord door de protagonist Meursault geen naam? Dit is een vraag die ten grondslag ligt aan de roman Meursault contre-enquête uit 2013 van de Algerijnse schrijver Kamel Daoud (in Nederland verschenen als ‘Moussa, of de dood van een Arabier’). Hierin laat Daoud Camus’ verhaal, in deels gespiegelde parallel lopende bewoordingen, navertellen door Haroun, een fictieve broer van de vermoorde Arabier uit Camus’ roman (die in Daouds roman de naam Moussa krijgt).

Regisseur Nicolas Stemann, artist in residence van het Holland Festival, maakte een theatervoorstelling, Contre-enquêtes, waarin Camus’ hoofdpersoon Meursault en Daouds hoofdpersoon Haroun elkaar ontmoeten. Via hen komen ook de achtergronden van de twee acteurs ter sprake, wier beider familiegeschiedenis ook met het gegeven van de twee romans te maken heeft. Hoe beïnvloedt de dekolonisatie van toen nog steeds de mensen aan beide zijden van de Middellandse Zee?

Eén van de invloedrijkste auteurs die al eerder schreef waarom het Arabische slachtoffer in Camus’ roman naamloos was gebleven is de Palestijnse criticus Edward Saïd, in zijn Culture and Imperialism. Hij zag er een voorbeeld in van een kolonialistische Orientalistische attitude, waarbij niet-Westerse personen tot object werd verklaard. Wat misschien ook niet hielp is dat Camus, die in Algerije werd geboren, lange tijd voorstander was van het behoud door Frankrijk van de kolonie.

Overigens had het boek, dat tijdens het Nazi-bewind in Frankrijk verscheen, geen last van overheidscensuur. Desalniettemin werd het boek positief ontvangen in kringen van het Franse verzet, onder meer na een positief artikel van Sartre.

Dat de exacte politiek-sociale duiding van Camus nog steeds gevoelig ligt merken de makers blijkbaar ook. Op gegeven moment horen we een vrouwenstem die Camus’ dochter Catherine moet verbeelden een verklaring voorlezen waarin ze makers meldt vereerd te zijn door hun belangstelling voor het werk van haar vader, maar dat ze bepaalde teksten uit het boek niet mogen gebruiken. Ondanks het kennelijk gebod van de dochter krijgen we teksten van Camus te horen, en te zien in projecties tegen het achterdoek.

De makers laten niet na Camus’ tekst uitbundig te prijzen. De voorstelling opent als de acteur Mounir Margoum, die Haroun speelt, de broer van de vermoorde Moussa dus, opkomt met een exemplaar van Camus’ boek en het boek telkens prijst om zijn literaire taalgebruik. Hij vraagt aan het publiek wie het boek gelezen heeft. In Frankrijk zou dat mogelijk vrijwel iedereen in de zaal zijn, maar ook in Amsterdam stak de meerderheid van het publiek de hand op. De rest kon beter de zaal verlaten, voegt Margoum er grappend aan toe.

Hij plaatst het boek zelfs in de loop van een paar scenes letterlijk op een steeds hoger wordend voetstuk, in de vorm van een pilaar van op elkaar gestapelde blokken steen. In feite lijken de lofprijzingen op zeker moment zo overdreven dat ze eerder een parafrase lijken van Marcus Antonius’ lofprijzingen aan het adres van Brutus in Shakespeares Julius Caesar.

Dan vertelt acteur Mounir Margoum in een fraaie monoloog het verhaal van Haroun en zijn doodgeschoten broer Moussa en Haroun, waarbij inderdaad de vraag aan bod komt waarom Camus de Arabieren in zijn roman geen naam geeft.

Vervolgens komt acteur Thierry Raynaud op, die het verhaal zoals ervaren door Camus’ protagonist Meursault verwoordt, maar nu aan de hand de aan Camus gespiegelde teksten uit Kamel Daouds roman. Waarbij hij Kamel Daouds roman ook op een zuil plaatst. De zuilen vallen natuurlijk op zeker moment allebei om.

Dit klinkt allemaal belerend, maar het mooie is dat de makers dat blijkbaar zelf ook vonden en alle emotionele zaken die ter sprake komen zelf lacherig onderuit halen. Zoals wanneer ter sprake komt dat Mounir Margoum die Haroun speelt helemaal geen Algerijn is maar van Marokkaanse komaf en in Frankrijk is geboren; dus hoezo het pleidooi voeren voor een Algerijns slachtoffer? Terwijl Thierry Raynaud, de ‘witte’ acteur, dan juist wel wortels in Algerije blijkt te hebben, als derde-generatie pied noir (het Franse woord voor ‘witte migranten’ uit de voormalige kolonie), wiens ouders, grootouders en overgrootouders in Algerije waren geboren en dus weliswaar tot de koloniale overheersers behoorden maar als pied noirs in Frankrijk vaak gemarginaliseerd raakten vanwege hun andere dialect, eetgewoonten e.d.

Zo wordt de discussie over culturele toe-eigening over het voetlicht gebracht en tegelijkertijd gerelativeerd. Tja, want Thierry Raynaud heeft Hamlet heeft gespeeld terwijl hij geen Deen is. En wat verbeeldt die Duitse regisseur Stemann zich trouwens wel, dat hij de Fransen een lesje wil leren over hun geschiedenis, zo vragen de personages zich af. Kan hij niet beter ergens Faust gaan opvoeren?

En ja, de voorstelling werkt heel sterk. Ik had in de nacht erna een erop geënte droom. In deze droom speelde ik in de voorstelling mee, en die werd opgevoerd in Leopoldville (nu Kinshasa), in het voormalig Belgisch Congo. En de voorstelling had ook een groot aantal vervreemdende elementen. Het team bestond uit hoogbegaafden (waartoe ik mij in mijn droom blijkbaar ook mocht reken). Maar het publiek bestond uit veelal piepjonge lokale nog hoger begaafden, die de voorstelling ragfijn wisten te ontrafelen en zich wel uitermate vermaakten maar het wel zagen als neokoloniale zelfrechtvaardiging van een woke Westerse bourgeoisie die zich met ‘geëngageerd’ theater de handen wilde wassen. Allemaal thema’s die meespelen in Nicolas Stetmanns Contra-Enquetes.

Ik moet vermelden dat ik de dag van de voorstelling uitgebreid met een kennis over het POW-TV programma ‘Ik Woke van Jou’ van regisseur Sahar Meradji had gedebatteerd en foto’s had gezien uit Belgisch-Congo.

Overigens wist dat publiek van die hoogbegaafde lokale jongeren uit mijn droom dat het net zo vervreemd was van de minder geprivilegieerde wereld buiten dat theater in Leopoldville/Kinshasa als wij theatermakers uit Europa. Ik ben benieuwd hoe Contre-enquêtes zou worden gezien door een publiek in Algiers, Oran, Constantine of Kinshasa.

https://www.hollandfestival.nl/nl/contre-enquetes

Regie: Nicolas Stemann
Tekst: Eric Vautrin, gebaseerd op Meursault contre-enquête van Kamel Daoud  
Acteurs: Mounir Margoum, Thierry Raynaud
Productie: Théâtre Vidy-Lausanne, Schauspielhaus Zürich.
Gezien Holland Festival 15 juni ITA Amsterdam
Fotos © Philippe Weisbrodt

De klassieke muziek heeft Camus’ L’Étranger nooit geadopteerd, maar het inspireerde wel geregeld popmuziek, te beginnen met ‘Killing an Arab’ uit 1979 van de Britse doemcultus-band The Cure. De titel, van een nummer uitgebracht in de jaren van de Libanese oorlog en aan het einde van een decennium met diverse Palestijnse aanslagen, leidde indertijd tot misverstanden, maar de tekst van het nummer maakte de thematiek duidelijk. Zanger Robert Smith omschreef die als “a short poetic attempt at condensing my impression of the key moments in ‘L’étranger’ by Albert Camus”:

I can turn and walk away
Or I can fire the gun
Staring at the sky
Staring at the sun
Whichever I choose
It amounts to the same
Absolutely nothing
I’m alive
I’m dead
I’m the stranger
Killing an Arab

Yemandja


Zo gelaagd als de dramatische opzet van Contre-enquêtes is, zo simpel is die van de muziektheatervoorstelling Yemandja van de andere artist in residence van het festival, Angélique Kidjo. Yemandja gaat ook over koloniaal Afrika. Hier geen twijfelende zelfrelativering, wel knetterende energieke muziek. Maar er worden ook geen mogelijk beschuldigende vingers uitgestoken.

De tekst, over slavernij, probeert een optimistische blik te geven op de geschiedenis, met een Portugees/Braziliaanse slavernijondernemer annex plantage-eigenaar die die zich plotseling tot het goede bekeert, dankzij een door Afrikaanse mythologie geïnspireerde oproep tot samenwerking tussen volkeren. En dat alles mede dankzij de kracht van de muziek. Maar gemakkelijk om in die visie mee te gaan werd het niet. De makers hebben blijkbaar bewust willen vermijden er een aanklacht van ‘Afrika’ tegen ‘Europa’ van te maken en er is ook aandacht voor de samenwerking tussen bepaalde lokale Afrikaanse vorsten en de Portugese slavernijondernemers.

In een 19e-eeuws dorp in Dahomey (het huidige Benin waar Angélique Kidjo werd geboren) is slavernij nog in volle gang is. De jonge vrouw Omolola krijgt in het geheim een godsgeschenk. De godin van water en vruchtbaarheid, Yemandja, geeft haar de kracht om met muziek de wereld te veranderen. Die kracht werkt echter alleen als haar hart zuiver is. Wanneer een Braziliaanse slavenhandelaar een deal sluit met de lokale koning en de mensen rond Omolola doodt of tot slaaf maakt, dreigen wraakgevoelens haar positieve kracht te overstijgen.

Uiteindelijk overwint het goede als Yemandja een pact sluit met een aanvankelijk rivaliserende god, Oro, van de wind en de storm. Of als Omolola tot het inzicht komt dat vrede en liefde de beste remedies tegen onrecht zijn. Mooi, maar je krijgt wel het gevoel dat het de vrede en de liefde allemaal iets te gemakkelijk komt aanwaaien. Bovendien is er een aantal personages die intussen zomaar uit het zicht verdwijnen.

De voorstelling moest het doen zonder het eigenlijke decor, dat vanwege overbelasting van de transportlijnen uit de VS door bevoorrading van Oekraïne vanuit de VS niet op tijd kon worden verscheept. Nu waren alleen de videoprojecties van de productie te zien. Dit alles is jammer, want er stond een ijzersterke cast van zangers en dansers op het toneel. Angélique Kidjo zelf keert telkens sterk terug in de rol van Yemandja, godin van de oceanen. Het verhaal wordt verder uitgebeeld door een achttal overige fantastische top-musical-zangers, en een fraaie instrumentale begeleidingsgroep, in een muzikaal mengsel van Afropopelementen met veelal verrassende harmonieën.

Concept Angélique Kidjo, Jean Hebrail, Naïma Hebrail Kidjo
Tekst Naïma Hebrail Kidjo
Muziek Angélique Kidjo, Jean Hebrail
Regie Cheryl Lynn Bruce
Met Angélique Kidjo Briana Brooks, Michael de Souza, April Nixon, George L Brown, John Carlin, Frank Lawson, Kendrick Marion, Hallie Chapman, Indigo Sparks toneelmeester
Opdracht van Holland Festival i.s.m. onder meer MassMoCA en het John F. Kennedy Center