Kartal_Karagedic

‘IPHIGENIE EN TAURIDE’ IN ANTWERPEN

Tekst: Ger Leppers

Anonymous, Iphigénie en Tauride, 17th century. Oil on canvas. Musée des beaux-arts de Brest

In zijn boek ‘Kontrapunkt’ klaagde dirigent Wolfgang Sawallisch in 1993 dat zo veel moderne operacomponisten geen betere onderwerpen wisten te verzinnen dan al eeuwenlang uitgekauwde verhalen uit de antieke mythologie. Sawallisch was tientallen jaren muziekdirecteur van de operahuizen in Aken, Keulen en München en dirigeerde ook aan de Bayreuther Festspiele, dus als ik hem hier tegenspreek, dan is dat met enige schroom.

Maar uit de voorstelling van Glucks Iphigénie en Tauride die ik vorige week in Antwerpen bezocht, bleek toch dat die antieke verhalen ons nog steeds veel te zeggen hebben. Nu is Gluck weliswaar geen eigentijds componist, maar de actuele elementen die regisseur Rafael R Villalobos discreet in zijn enscenering van deze oude mythe binnenbracht lieten zien dat die verhalen uit de klassieke oudheid nog niets aan zeggingskracht ingeboet hebben.

Eén zeer belangrijke reden daarvan is, dunkt me, gelegen in het feit dat de levens van de Grieken uit die verhalen worden gestuurd door de beslissingen van een groep van goden. En die club van wispelturige, elkaar vaak bestrijdende opperwezens was nu eenmaal, op de keper beschouwd, toch vooral een buitengewoon dysfunctioneel zootje ongeregeld dat doorgaans overal een rommeltje van maakt. Daardoor lijkt hun wereld sterk op de onze.

Seksuele begeerte en geweld zijn aan de orde van de dag. Jaloezie en overspel, wraak en weerwraak, het bot nastreven van niet altijd welbegrepen eigenbelang bepaalden het handelen van die goden. Met een wereld die bestierd wordt door zo’n groep tegenstrijdige karakters kun je in het theater uiteraard veel meer aanvangen dan met het doen en laten van het opperwezen waarmee de christenen opgescheept zitten.

De ontaarde vader uit het Nieuwe Testament leent zich dan ook beter voor het genre van het oratorium dan voor opera’s, zo  heeft de praktijk uitgewezen. In het Oude Testament laat die god zich overigens van een nog wredere en willekeurige kant zien en laat hij links en rechts wel wat steken vallen waarmee theatermakers best uit de voeten kunnen. Maar de antieke goden hebben het voordeel dat ze met velen zijn, uiteenlopende, botsende en capricieuze karakters hebben en zoveel meer menselijke trekjes vertonen dan hun vakgenoot uit de Bijbel. Juist dat geeft de verhalen waarin zij een rol spelen hun ruime theatrale mogelijkheden: je kunt er even goed tragedies van maken als heerlijke satires, zoals met name Jacques Offenbach liet zien.

Ancient Greek vase showing Orestes and Pylades meeting Iphigenia in Tauris

Er is dus reden genoeg, lijkt mij, om de oude Griekse mythologie nog niet aan de kant te schuiven. Dat had Christoph Willibald von Gluck uitstekend begrepen. Zijn opera Iphigénie en Tauride, uit het jaar 1779, is het afsluitende deel van een tweeluik, gebaseerd op de uiterst bloedige verhalen over het geslacht der Atriden, een familiedrama waarin alle onderdelen van het Wetboek van Strafrecht bijna systematisch aan de beurt lijken te komen en kwaad generaties lang met kwaad wordt vergolden.

De voorafgaande opera, waarin wordt verteld hoe de personages in hun huidige situatie zijn beland, is ‘Iphigénie en Aulide’. Soms worden beide opera’s op één (lange) avond uitgevoerd, maar Opera Ballet Vlaanderen hield het ditmaal op het slotdeel van het tweeluik. Om de handeling te verduidelijken, heeft regisseur Rafael Villalobos op twee plaatsen korte dialogen ingelast uit stukken van Euripides en Sofokles. Dat werkt zeer verhelderend.

 

Iphigénie en Tauride speelt zich af op de Krim. Die omstandigheid heeft de regisseur aangegrepen om in zijn sobere enscenering verwijzingen naar de huidige oorlog aldaar op te nemen. Die verwijzingen zijn duidelijk genoeg, maar ook voldoende discreet om het werk niet te overwoekeren. Het toneel stelt een theater voor met een gat in het dak., en een gestileerde, met tl-buizen aangegeven bom laat ons begrijpen dat dit het theater van Marioepol is. Zinloos geweld is, kortom, van alle tijden.

In deze voorstelling wordt niet geactualiseerd met de aanwijsstok, zoals sommige collega’s van Villalobos dat plegen te doen. De toeschouwer heeft nooit de indruk dat het werk van Gluck door de regisseur gekaapt wordt om er een heel ander verhaal mee te vertellen dan de geschiedenis die de componist en de librettist aan het papier toevertrouwden. En natuurlijk zijn thema’s als machtsmisbruik, vluchtelingen; menselijke dilemma’s en wraak die volgt op wraak, van alle tijden.

De drie grote rollen waren ruimschoots tot tevredenheid bezet. De stem van mezzosopraan Michèle Losier moest, in de titelrol, deze avond heel even op temperatuur komen, maar liet daarna, eenmaal vol, dramatisch en warm geworden, wat mij betreft niets aan zuiverheid en intensiteit te wensen over.

De bariton Kartal Karagedik glorieerde in dit huis eerder onder meer als de graaf in de ‘Nozze’. Hij zette, met autoriteit en een soms wel heel krachtig en zelfverzekerd geluid en een stem zonder breuken, maar ook met een warme betrokkenheid, een Oreste neer die er wezen mocht. De Pylade van de prachtig zingende  tenor Reinoud Van Mechelen had de ster van de avond kunnen zijn als de twee andere zangers hem niet zulk goed weerwerk hadden geboden.

Het hoogtepunt van de voorstelling was het duet tussen Oreste en Pylade, die elkaar toezingen in een penibele en hoogst ongewone situatie: één van de twee moet door Iphigénie aan de godin Diana geofferd worden, en elk van beiden wil dat hij dat is, teneinde het leven van zijn vriend te sparen en niet te hoeven voortleven als overlevende. Zowel vocaal als theatraal werd deze ongebruikelijke, hoogst dramatische situatie maximaal uitgebuit. Prettig was dat alle zangers een goed, idiomatisch Frans zongen – vrijwel elke operaliefhebber heeft dat wel eens anders meegemaakt.

Ook over het koor van Opera Ballet Vlaanderen niets dan goeds – maar dat is niets nieuws.

Het orkest van Opera Ballet Vlaanderen staat doorgaans een beetje in de schaduw van het Antwerp Symphony Orchestra, dat de laatste jaren nogal aan de weg timmert. Dat is onverdiend, want het ensemble is in de loop der tijd uitgegroeid tot een versatiel en in elk repertoire betrouwbaar geheel. Nadat de betreurde Stefan Soltesz in de eerste jaren van het bestaan een solide basis had gelegd, heeft het orkest zich onder Marc Minkowsky en René Jacobs bekwaamd in het spelen van oudere muziek. En dankzij  het regelmatig programmeren van eigentijdse opera’s is het orkest nu ook in dat idioom in staat uitstekend zijn weg te vinden.

Deze avond werd er door het orkest mooi gespeeld, maar het was nog mooier geweest als de jonge Nederlands-Australische dirigent Benjamin Bayl zijn musici niet bijna de hele avond mezzoforte had laten spelen. Soms was het iets luider, maar vrijwel nooit zachter. Die eenvormigheid (of eenklankigheid) werd op den duur wat vermoeiend voor het oor. Het ontbreken van echte pianissimi deed enigszins afbreuk aan de dramatische eb- en vloedbewegingen die in elke theatervoorstelling de burger bij de les moet houden.

Trailer van de productie:

Productie foto’s: © Annemie Augustijns

Christoph Willibald von Gluck: ‘Inphigénie en Tauride’
Libretto van Nicolas-François Guillard naar Claude Guimond de La Touche en Euripides
Muzikale leiding     Benjamin Bayl
Iphigénie                 Michèle Losier
Oreste                   Kartal Karagedik
Pylade                   Reinoud van Mechelen
Thoas                   Wolfgang Stefan Schaaiger
Diane                    Lucy Gibbs
Une femme grecque/1ére prêtresse              Dagmara Dobrowolska
Un Scythe                Hugo Kampschreur
Un ministre du sanctuaire         Thierry Vallier
2ème prêtresse                            Bea Desmet
Agamemnon                               Vincent van der Valk (spreekrol)
Klytaimnestra                              Pleun Van Engelen (spreekrol)

Regie en kostuumontwerp           Rafael R. Villalobos
Scenografie                                   Emanuele Sinis
Lichtontwerp                                  Felipe Ramos
Koorleiding                                     Jori Klomp

Symfonisch Orkest Opera Ballet Vlaanderen, Koor Opera Ballet Vlaanderen

Voorstelling bijgewoond in Antwerpen op 31 oktober 2024

Zie ook:
Iphigénie en Tauride: Glucks beste opera?




DE REPRISE VAN ‘LES PËCHEURS DE PERLES’ IN ANTWERPEN

Tekst: Ger Leppers

Reprises van operaproducties moeten het vaak stellen zonder de glans van de eerste voorstellingenreeks. Niet alleen is de verrassing eraf, ook de bezetting is doorgaans niet helemaal van hetzelfde niveau, de regisseur stuurde een assistent, er sluipen haast ongemerkt kleine slordigheden in het spel.

Het schoolvoorbeeld van dit verwateringsverschijnsel in Antwerpen was de productie van ‘Cosí fan tutte’ van Guy Joosten, die in de loop der jaren vele malen hernomen is. Het was aanvankelijk een overrompelende voorstelling, die ik nog steeds beschouw als één van de geslaagdste operaproducties die ik ooit zag – en het doet mij des te meer plezier dat te kunnen melden omdat ik doorgaans geen liefhebber ben van het vaak wat oppervlakkige, voor de hand liggende en soms zelfs wat platvloerse werk van deze Belgische regisseur.

Na de eerste voorstellingenreeks, met onder meer een Véronique Gens in grootse vorm, en met een geïnspireerde Lawrence Renes op de dirigentenbok, verloor de voorstelling in de loop van de talrijke reprises geleidelijk aan een deel van haar allure. En zelfs toen Guy Joosten voor de laatste reprise van de inmiddels internationaal verspreide productie zelf nog eens het heft in handen nam en de een beetje in routine verzonken boel terdege afstofte en opfriste, was er misschien te veel tijd verlopen sedert de oorspronkelijke invallen: zelfs hij kon de oude sprankeling slechts ten dele terugbrengen.

Maar met de heropvoering van Bizets Les Pêcheurs de perles waren we ditmaal nu eens getuige van het tegenovergestelde verschijnsel: de nieuwe voorstelling overtreft – althans met de bezetting die ik aan het werk zag – de eerste, uit 2018 in kwaliteit.

 

Het verschil met de premièrereeks was al te horen nog voordat er ook maar één noot was gezongen. De nieuwe dirigent, de jonge Belg Karel Deseure, had het orkest van Opera Ballet Vlaanderen volledig in de hand, zowel waar het genereus en krachtig moest spelen als op de momenten dat subtiliteit geboden was, en ik zat onmiddellijk recht in mijn stoel. Overdreven pathos en bombast kregen geen kans, en Bizets heerlijke muziek, of die nu luid was of zacht, klonk steeds precies, warm en bezield.

Ook het acteerwerk van de cast was de hele avond alerter en preciezer dan ik mij van vijf jaar eerder herinnerde. Het verschil, besloot ik, zat hem vooral in kleine dingetjes, een preciezere timing van een reactie, gespeelde kleine aarzelingen van een moment, een blik hier en daar, al die dingen die aan levend theater zijn bijzondere, zo unieke vorm van magie en gezamenlijk beleefde vibraties meegeven.

Misschien, overwoog ik, hebben de twee zangerscast – die elkaar in deze productie afwisselen – zich tijdens de repetities in een gezonde emulatie en uitwisseling van ideeën aan elkaar opgetrokken? Ik zou dat niet kunnen of durven zeggen, maar hoe dan ook, de nieuwe instudering onder leiding van Fanny Gilbert-Collet verdient het om apart in het zonnetje gezet te worden.

Het is de regie, door het Antwerps theatercollectief FC Bergman, die door Opera Ballet Vlaanderen als belangrijkste wapenfeit met betrekking tot deze productie wordt genoemd. Het verhaal, over een verbroken jeugd-eed (bezongen in het beroemde duet ‘Au fond du temple saint’) tussen twee vrienden en de latere confrontatie met de gevolgen daarvan, is door de FC Berglieden geheel uit de exotische context gehaald.

Zowel het personage van de priester Nourabad als alle verdere religieuze aspecten zijn uit het verhaal verwijderd. Ik vond dat een verarming, omdat daarmee een belangrijke kant van het verhaal verdwijnt: het conflict tussen individuele gevoelens en maatschappelijke en religieuze dwang. Overigens is de muziekpartij van Nourabad in de voorstelling wel gehandhaafd. Die wordt nu gezongen door een incarnatie van de jonge Zurga.

Als gevolg van deze schrappingen ligt de nadruk in deze regie vrijwel uitsluitend op een andere kant van het verhaal. De tijd tussen de allesbeslissende gebeurtenis in de jeugd van Nadir en Zurga en het moment van handeling is zo ver mogelijk opgerekt: het weerzien van de twee vrienden vindt plaats in een verzorgingstehuis, tussen rollators en brancards, met het mortuarium om de hoek.  Zo wordt deze Les Pêcheurs de perles een voorstelling die vooral gaat over de kracht waarmee jeugdherinneringen en daden uit vroege levensjaren ons doen en denken ons leven tot aan het einde toe beheersen.

FC Bergman staat erom bekend dat ze de zaken groots ter hand nemen. Ooit zetten ze de parterre van de Antwerpse Bourlaschouwburg compleet onder water. Ook in ‘Les Pêcheurs de perles’ pakken ze flink uit. Een imposant draaitoneel maakt een lange reeks van snelle scènewisselingen mogelijk, met name naar een, door een overweldigende, gestolde golf bedreigd, strand waar enkele verstilde sleutelmomenten van de opera zich afspelen.

Gelukkig waren de zangers niet alleen in hun acteren goed, maar ook in wat toch hun voornaamste taak is: zingen. Erg graag had ik Quirijn de Lang gehoord in de rol van Zurga, maar hij maakte deel uit van de andere bezetting. Over de Turkse bariton Kara Karagedic had ik me echter geenszins te beklagen.

Sopraan Elena Tsalagova zong en speelde opnieuw de vrouwelijke hoofdrol van Léïla met groot gemak en naturel. Ze is daarin duidelijk gegroeid ten opzichte van eerste voorstellingenreeks van vijf jaar terug en was de ster van de avond.

De mooie Belgische tenor Marc Laho maakte van de aria ’Ah, je crois entendre encore’ het hoogtepunt waar ik me zo op verheugd had, en zong ook de rest van zijn partij tot ieders volle tevredenheid. Over het koor, dat in deze opera een grote rol speelt, al evenzeer niets dan goeds: het klonk sonoor of subtiel, naargelang van wat de dankbare partituur van Bizet vraagt.

Zo werd het een voorstelling die muzikaal eigenlijk niets te wensen overliet, het oog geen moment de kans gaf om zich te vervelen, en mij alleen intellectueel niet helemaal kon bevredigen. Maar een mooie avond was het wèl.

Georges Bizet: ‘Les Pêcheurs de perles’
Muzikale leiding: Karel Deseure
Regie, scenografie en lichtontwerp: FC Bergman (Stijn Aerts, Marie Vinck, Thomas Verstraeten, Joé Agemans
Kostuumontwerp: Judith Van Herck
Instudering regie: Fanny Gilbert-Collet
Koorleiding: Jan Schweiger
Dramaturgie: Luc Joosten

Léïla: Elena Tsaliagova
Nadir: Marc Laho
Zurga: Kartal Karagedic
Nourabad/Jonge Zurga: Jacob Abel
Jonge Léïla: Bianca Zueneli (dans)
Jonge Nadir: Jan Deboom (dans)
Koor en Symfonisch Orkest van Opera Ballet Vlaanderen

Voorstelling bijgewoond op 29 december 2024 in Antwerpen

Foto’s :@Annemie Augustijns