« MAIS MOI, CARMEN, JE T’AIME ENCORE ! » – « Carmen » in het Brusselse marionettentheater TOONE

Tekst: Ger Leppers

Midden jaren zeventig vestigde ik mij als student in Amsterdam. Eén van mijn eerste beleidsdaden was de aanschaf van het ‘Groot Amsterdams Kroegenboek’ van Ben Ten Holter. Daarmee hoopte ik mijn weg te vinden in het Sodom en Gomorra van het hoofdstedelijk uitgaansleven.

Dankzij die gids belandde ik al snel in café ‘Corner House’ in de Utrechtsestraat. Dat etablissement viel weliswaar mee (of tegen…) als poel van verderf, maar er stond wel, zo had ik bij Ten Holter gelezen, een jukebox met veel operaplaten – een laatste reliek uit de tijd waarin grote delen van het volk met dit muziekgenre vertrouwd waren, de tijd waarin de werken ook vaak nog in het Nederlands gezongen werden (op onvergetelijke teksten zoals “Licht als een veer die zweeft, i-his een vrouwenhart”), en een tijd waarin de geliefde aria ‘Che gelida manina’ gemeenlijk werd aangeduid als ‘de koude-handjesaria’.

Met de dood van de beroemde Jordanese radiopresentator Opera Pietje, op 26 februari 2023, is in Amsterdam aan dat tijdperk vermoedelijk een definitief einde gekomen.

Maar in Brussel lijkt die ooit algemene vertrouwdheid met de kern van het operarepertoire nog steeds enigszins bewaard gebleven te zijn, althans in het uit 1830 daterende, beroemde poppentheater Toone, in een doodlopend straatje aan de Grasmarkt (rue du Marché aux Herbes), vlakbij de Grote Markt.

De Brusselse traditie van het poesjenellentheater gaat terug tot de tijd van Philips II, die een verbod instelde op toneelvoorstellingen omdat hij die te subversief achtte. De bevolking zocht vervolgens haar toevlucht tot marionettenspelen – kleinschalig en dus gemakkelijk clandestien te organiseren. Later – tot de komst van de bioscoop – bleef deze theatervorm het domein van de gewone man, die zich geen toegangskaartjes voor toneel- of operavoorstellingen kon veroorloven.

Tegenwoordig is ‘Toone’ het enige nog resterende marionettentheater in de Belgische hoofdstad. En traditioneel is de zomer er al vele jaren aan de opera gewijd. Het repertoire bevat onder meer een marionettenversie van Gounods ‘Faust’, naast een zelfs nog wat gewaagder werk als Erik Satie’s ‘Geneviève de Brabant’. Dit jaar speelde men er weer eens, twee maanden lang, ‘Carmen’, een voorstelling die inmiddels al vele jaren op het repertoire staat.

‘Toone’ is niet alleen de naam van het laatste van de vele tientallen poesjenellentheaters die Brussel ooit rijk was, maar de naam wordt ook gebruikt als aanduiding van de man die alle stemmen van de voorstelling voor zijn rekening neemt, en die zich, aan het eind van zijn carrière, zoals in het gildesysteem een opvolger kiest – soms; maar niet noodzakelijkerwijs altijd, een familielid – die hij inwijdt in de kneepjes van het vak. De voorstelling van ‘Carmen’ die ik bijwoonde is al vele jaren geleden opgezet door José Géal (Toone VII) en werd nu gepresenteerd door diens zoon en opvolger Nicolas Géal (Toone VIII).

Of het nu gaat om klassieke toneelstukken als ‘Hamlet’ of ‘Romeo en Julia’, om het verhaal van de passie van Christus, de belevenissen van de drie musketiers, de Belgische opstand van 1830, de slag bij Waterloo, of zoals nu om ‘Carmen’, het beginsel van de voorstellingen is eenvoudig: het oorspronkelijke verhaal wordt sterk versimpeld, waardoor het veel meer vaart krijgt, het wordt gekruid met parodistische elementen en zo veel mogelijk verbrusseld.

Zo wordt in ‘Carmen’ de rol van Don José vervuld door Woltje, een soort Brusselse versie van het Amsterdamse lieverdje, die door Carmen wordt verleid met de woorden “Allei ket (= de benaming voor een Brussels straatschoffie), viens ici, je vais te donner une baise (een kus) qui va te faire bibberer jusque dans ton dikken tien (grote teen)!” De gendarmes zingen het martiale lied “Wâle zaan van Meulebeek” (Wij komen uit Molenbeek), en de smokkelaars barsten los in het bekende Brusselse lied “Lup, lup, lup de garde-ville es doe” (Wegwezen, daar komt de politie – ‘lupen’ is ‘lopen’, en in het Vlaams betekent lopen: hardlopen).

De met veel liefde vervaardigde poppen van Toone zijn terecht beroemd vanwege hun gedetailleerdheid. Voor het ontwerp van de decors en kostuums was een beroep gedaan op niemand minder dan Thierry Bosquet, die in de loop van zijn carrière ook werkte voor de Brusselse Munt-opera alsook in Venetië, Rome, Milaan en New York.

José Géal (also known as Toone VII) and painter Jef Bourgeois in 1971

De decors waren sober, maar riepen zeer effectief de sfeer van Sevilla op, de kostuums waren prachtig, uitbundig en duidelijk met veel liefde en zorg uitgevoerd. Het zeer gedetailleerd uitgewerkte pak van de toreador (die in deze voorstelling overigens om redenen van rijm de naam Isidore draagt) verdient speciale vermelding. En ik heb in mijn leven al heel wat voorstellingen op deze poesjenellenzolder bezocht, maar de exotische, mysterieus-sensuele Carmen-pop behoort zeker tot de mooiste die ik er ooit zag.

Alle rollen werden gesproken en op alleszins acceptabele wijze gezongen door Toone VIII, op een geluidsband begeleid door Alain Racaud op accordeon – het passende volksinstrument bij uitstek, dat in het Frans nog vaak wordt aangeduid als ‘le piano du pauvre’ – de piano van de arme man. De zes poppenspelers lieten de bewegingen van hun personages perfect synchroon lopen met de gesproken tekst. De met een man of veertig bijna volle zaal was dan ook opgetogen over dit tragische, maar in deze vorm wel uiterst onderhoudende geval van feminicide.

Carmen’, opera van Georges Bizet, vrij bewerkt naar de opera van Bizet door José Géal (‘Toone VII’)

Voorstelling bijgewoond in theater Toone te Brussel op 28 augustus 2025

One comment

Plaats een reactie