Der junge Lord van Henze. Satire? Of meer?

Tekst: Peter Franken

Dit werk ging in 1965 in première aan de Deutsche Oper Berlin. Net als bij Mozart en Schikaneder is het de vraag wie de belangrijkste bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan. De aftiteling van de Unitel opname uit DOB die daar in 1968 werd gemaakt vermeldt librettist Ingeborg Bachmann als de auteur van het werk, ‘met muziek van Henze’.

Bachmann was echter in hoge mate schatplichtig aan het verhaal Der Affe als Mensch van Wilhelm Hauff uit 1826. De getoonde productie met decors en kostuums van Filippo Sanjust doen volledig recht aan deze periode, op het karikaturale af. Je zou het kunnen omschrijven als Biedermeier naturalisme zoals geproduceerd door een zondagsschilder. De regie is in handen van Gustav Rudolf Sellner, de toenmalige intendant van DOB.

Henze en Bachmann

Het verhaal is volstrekt ongerijmd en leent zich uitstekend voor de opera buffa die Bachmann en Henze er van wisten te maken. In Hülsdorf-Gotha, een kleine stad in Oberfranken, wachten alle notabelen met spanning op de komst van een nieuwe belangrijke en vooral zeer rijke bewoner: Sir Edgar. De eerste twee koetsen die arriveren blijken echter tot hun teleurstelling en verwondering slechts een complete menagerie aan exotische dieren te bevatten. Pas in derde instantie arriveert de door Prinz Heinrich aanbevolen Engelsman zelf.

Zijn secretaris doet het woord en slaat alle uitnodigingen voor welkomstfestiviteiten beleefd af. Hij spreekt voor zijn werkgever die overigens de gehele opera geen mond open zal doen. Men is in zijn waardigheid aangetast maar schikt zich in zijn lot, Prinz Heinrich zal wel geweten hebben wie hij hen op hun dak heeft gestuurd. En de man heeft het grootste pand in de stad gekocht voor zeer veel geld, op termijn zal hij de plaatselijke economie wel stimuleren.

Maar als Sir Edgar wordt uitgenodigd voor de thee bij barones Grünwiesel stuurt hij zijn Moorse lakei in vol oosters ornaat pas met een bericht van afwijzing als haar salon al vol zit met alle echtgenotes van heren die er toe doen in de stad. De vernedering is groot en ze neemt zich voor hem zijn verblijf onmogelijk te maken. Dan arriveert een klein Italiaans circus en verschijnt Sir Edgar voor het eerst sinds zijn komst buiten op het plein.

Nu voelt alles en iedereen zich geschoffeerd: voor die nietsnutten komt hij wel naar buiten terwijl hij de gehele sociale bovenlaag al die tijd heeft genegeerd. De burgemeester wil het circus wegsturen omdat ze niet voor hun vergunning hebben betaald maar Sir Edgar springt bij. Nog erger wordt het als de gehele troupe door de secretaris naar binnen wordt genood om de gastvrijheid van Sir Edgar te genieten. Behalve de obligate krachtpatser, koorddanseres en jongleur zit er ook een gedresseerde Orang-oetan bij.

Louise is het mooiste meisje van de stad en wordt opgevoed als pupil van de barones. Ze is gecharmeerd van de student Wilhelm maar de barones denkt dat er een betere partij voor haar is weggelegd, eentje die ook haar eigen status verder kan verhogen. Niettemin weten die twee elkaar te vinden en over en weer verklaren ze hun liefde. Intussen worden er vreemde jammerkreten uit Sir Edgars huis gehoord.

Als de notabelen om opheldering komen vragen vertelt de secretaris dat een neef van Sir Edgar uit Engeland is overgekomen en dat die nog veel moeite heeft zich de Duitse taal aan te leren. Gepast geweld moet deze jonge Lord Barrat stimuleren om beter zijn best te doen. Daar heeft iedereen alle begrip voor, zonder tuchtiging wordt het immers niets met opvoeden en onderwijzen? Maar als de jonge Lord zover is zal iedereen wordt uitgenodigd om tijdens een feestelijke ontvangst met hem kennis te maken.

Het verdere verloop is voorspelbaar. De barones probeert Louise aan die hoog adellijke heer te koppelen. Die valt als een blok voor hem en een gedroomde toekomst, Wilhelm heeft het nakijken. Hij is de enige die overal doorheen kijkt: die man gedraagt zich onbeheerst en kan maar een paar zinnen uitbrengen. Later wordt dat beter en binnen een paar maanden is hij the talk of the town die onmerkbaar een voorbeeldfunctie heeft gekregen. Beter gezegd: men gaat hem imiteren. Een Engelse lord is nu eenmaal altijd een beetje excentriek en hij brengt leven in de brouwerij. Naar verwachting zal tijdens een bal in het casino de verloving van Louise met die bijzondere Engelsman bekend worden gemaakt.

Barrat danst met Louise en maakt daarbij vreemde hoge sprongen die vooral door de jongere gasten braaf worden geïmiteerd. Vervolgens loopt alles echter vreselijk uit de hand doordat Barrat ‘zijn manieren’ begint te verliezen en als de ontreddering compleet is neemt Sir Edgar zijn neef het gezichtsmasker af: hij is een aap. Louise probeert zich te redden door te zwijmelen dat alles een kwade droom is geweest. Wilhelm weet wel beter maar heeft er geen belang bij haar al te zeer tegen te spreken.

De gehele gemeenschap voelt zich in zijn hemd gezet. Het waarom hiervan blijft onduidelijk. Welke drijfveer kan die Engelsman hebben gehad hen een spiegel voor te houden om te tonen dat men zich slaafs gedraagt als gedresseerde wezens die elkaar alleen maar na-apen?  Zij zijn kleinburgerlijk maar dat was in die tijd de norm in Duitsland, een reactie op woelige tijden die standhield tot revolutiejaar 1948. En waarom moest Sir Edgar zich zo nodig in dat oord vestigingen als hij er sowieso geen deel van uit wenste te maken?

From DER JUNGE LORD by Ingeborg Bachmann and Hans Werner Henze – Edith Mathis with Loren Driscoll and Bella Jasper © Archiv Deutsche Oper Berlin, April 1965

Sopraan Edith Mathis is betoverend mooi als de onstandvastige Louise. Haar vriendin Ida wordt alleraardigst vertolkt door coloratuursopraan Bella Jasper. Comic relief komt van mezzo Vera Little als Begonia, de Jamaicaanse kokkin van Sir Edgar en van Margarete Ast dankzij haar Mrs. Bouquet act als barones Grünwiesel.

Tenor Donald Grobe is een prima Wilhelm en bariton Barry McDaniel maakt goede sier als de onverzettelijke secretaris die altijd precies weet te vertellen wat zijn meester wil. De titelrol wordt met verve vertolkt door tenor Loren Driscoll. Qua zang wordt er niet heel veel van hem gevergd, zijn rol steunt op acteren. Omdat het moeilijk valt te voorspellen hoe een getrainde aangeklede Orang-oetan zich zal gedragen in de sociale omgang met grote groepen bewonderaars, heeft de regie hem vooral robotachtige bewegingen laten instuderen die tegen het einde ontaarden in wilde gebaren, hoge sprongen en de aankondiging van regelrecht geweld. Op dat moment laat Sir Edgar zijn zweep knallen waarop het dier op slag kalmeert en gedwee met zijn meester het casino uit loopt, terug naar huis. De vele overige rollen zijn stuk voor stuk naar behoren bezet.

Muzikaal is het werk een collage van Mozart, Lortzing, Strauss en Stravinsky. Veel eigenwijs geklets van in hun eigen belangrijkheid verstrikte notabelen en vergelijkbaar gekwetter van hun echtgenotes die maar al te graag het gevolg van de barones vormen. Het is aardig om eens te bekijken en ook wel om te beluisteren. Maar als middel tegen de existentiële angst die het ontstaanstijdperk bij de twee scheppers had doen ontstaan is het ongeloofwaardig en volledig gedateerd. Niettemin een waardevol tijdsdocument. Christoph von Dohnányi heeft de muzikale leiding.

.

One comment

  1. Ongeloofwaardig en gedateerd was Der junge Lord ook al in het seizoen 1971-1972 toen de opera werd opgevoerd door De Nederlandse Operastichting. Kosten nog moeite waren gespaard en ook hier Biedermeier naturalisme. Wilhelm werd vertolkt door Jan Blinkhof en Louise door Evelyn Mandac. Der Sekretär was Meinard Kraak. Bekende zangers in die tijd. Het thema van imitatiegedrag is natuurlijk vaker gebruikt. In de opera imiteert de provinciale bovenlaag het gedrag van Der jungle Lord omdat ze denken dat het chic is en om erbij te willen horen. Andersom is het thema veel vaker gebruikt: iemand uit de lagere of laagste sociale klasse die door imitatie doordringt tot de elite. Pygmalion van G.B.Shaw is wel het bekendste voorbeeld. Vooral in de bewerking tot musical My Fair Lady.Het stelt de klassenmaatschappij aan de kaak waarin uiterlijkheden als kleding, het juiste accent en gedrag belangrijk zijn om erbij te horen. Het toont ook aan hoe makkelijk mensen te manipuleren zijn. The Talented Mr. Ripley is ook een prachtig voorbeeld.

    De Deutsche Oper Berlin gaf in het kader van het Holland Festival 1967 een uitvoering van Elegie für junge Liebende in de regie en met decors en kostuums van Henze zelf en met Dietrich Fischer-Dieskau in de rol van Gregor Mittenhofer.

    Verder zijn er in Nederland nog uitvoeringen geweest van o.a.
    Ein Landartz, Der Prinz von Homburg, The Bassarids, Das Floss der ‘Medusa’. Ook zijn er nog concertante uitvoeringen van zijn opera’s geweest.

    Ik vrees dat zijn opera’s de tand des tijds niet zullen doorstaan. Het lot van de meeste opera’s.

    Like

Plaats een reactie